Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Correspondentie voor deze rubriek aan : T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam Zuid

Een abonné vraagt mij iets te schrijven over de motieven, waarom de sabbath niet meer op Zaterdag maar op Zondag gevierd wordt.

Antwoord. Hoewel ik er al eens over geschreven hebt, ben ik wel bereid U deze dienst te bewijzen, omdat het nummer, waarin de beantwoording stond wellicht verloren is gegaan.

Vooraf maak ik de opmerking, dat de naam „Zondag" voor de eerste dag deiweek eigenlijk van heidense afkomst is. Zondag is naar de zon genoemd niet naar de zonnegod. Deze naam leende zich er uitnemend toe om er een Christelijke zin aan te geven. De eerste dag der week is de dag, waar Christus, de Zon der gerechtigheid, als het Licht is opgegaan uit de nacht van dood en graf. Sinds de eerste Christelijke kerk is de Zondag gevierd als de rustdag, als dc dag des Heeren en de sabbath overgezet van de zevende naar de eerste dag der week. Reeds de eerste Christenen kwamen op de eerste dag samen. In Hand. 20 lezen wij: „En op de eerste dag der week, als de discipelen bijeen gekomen waren om brood te breken enz." De apostel Paulus vermaant de gemeente van Corinthe in het 2de vers van het 16de hoofdstuk van zijn eerste brief om op elke eerste dag der week wat weg te leggen om zodoende een schat te vergaderen, naar dat zij welvaren verkregen had, opdat de verzamelingen alsdan niet zouden geschieden, wanneer hij gekomen zou zijn.

De openbaring aan Johannes geschiedde volgens Openb. 1 : 10 op de dag des Heeren.

De Oud-Testamentische kerk heeft reeds gezongen: „Dit is de dag, die de Heere gemaakt heeft, laat ons op deze ons verheugen en verblijd zijn."

Lichtfoot maakt bij deze tekst de volgende opmerking: „Om goede redenen heeft onze gezegende Verlosser de sabbath verplaatst op de dag Zijner opstanding, de dag, die de Heere gemaakt heeft, toen de steen, die de bouwlieden verachten, de hoofdsteen in de hoek werd."

Zondag is dus de dag des Heeren, als gedachtenisdag aan de opstanding des Heeren. Reeds spoedig werd deze dag als de rustdag gevierd en daarvoor zijn de volgende gronden aan te voeren. Ten eerste behoorde de Israëlitische sabbath tot de dienst der schaduwen en was een teken van het toekomende, gelijk de apostel schrijft in Coloss. 2 : 16 en 17 „Dat u dan niemand oordele in spijs en drank, of in het stuk des feestdags, of der nieuwe maan, of der sabbathen; welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus. Ten tweede eindigde de Oud-Testamentische bedeling met Christus en wees naar deze rust heen, en daarom eindigde toen de week met de sabbath. De Nieuw-Testamentische begint met Christus, en vandaar de rustdag aan het begin van de week. We kunnen ook zeggen: n het Oude Testament stond alles in het teken eerst werken en dan de rust. In het nieuwe daarentegen: erst de rust en daarna de arbeid. En dan de laatste gezien zoals we wel eens zingen: om die te doen uit dankbaarheid."

Het feit der opstanding van Christus is in de derde plaats van zulk een grote betekenis, dat de eerste dag gewijd is als Zijn dag; daarom spreken wij niet meer van sabbath maar van de dag des Heeren, hoewel deze dag ook voor ons een sabbath d.i. rustdag is.

Als wij het onderscheid tussen de oude en nieuwe bedeling voorbij zien vervallen we in de opvatting van de Sabbathisten.

Th. v. W. te L. vraagt of het waar is, dat Stadhouder Willem III vrijmetselaar is geweest.

Antwoord: Ds. H. Bakker, de schrijver van „Stromingen en sekten van onze tijd" schrijft, dat van de Oranje's bijv. de prinsen Willem III, Willem IV, Willem V en Koning Willem II toegetreden waren tot de Vrijmetselarij. Dit klinkt inderdaad wat vreemd, eigenlijk doet het ons pijnlijk aan, dat b.v. de Stadhouder-Koning zich bemoeid zou hebben met een „stroming", die zo in strijd is met Gods Woord. Toch geloof ik, dat „Bakker" de waarheid geschreven heeft. Toen ik jaren geleden in Venendaal onderwijzer was, heb ik meermalen gehoord, wat ds. Bakker schreef dr. Veltenaar bevestigde dat in een lezing over de Vrijmetselarij.

Nu kan ik de vrager wel enigszins gerust stellen, omdat ten tijde van die Oranjevorst, die in zo'11 hoog aanzien stond bij Witsius, theologant en boetprediker van uitstekende geleerdheid en hartelijke Godsvrucht, liefderijk en getrouw, de vrijmetselarij niet was, wat ze later geworden is.

Aanvankelijk was de vrijmetselarij een vereniging, van bouwmeesters en kunstenaars. In de Middeleeuwen kwamen op verschillende plaatsen machtige bouwwerken tot stand, wier vervaardiging tal van bouwlieden en steenkunstenaars op één plaats deed samenvloeien. Naast het bouwwerk, dat zij deden verrijzen plaatsten zij hun houten bouwhutten, waar zij tijdelijk verblijf hielden; vandaar de naam van „loge".

Toen Stadhouder-Koning Willem III lid was van de Vrijmetselarij was de Veren, ingezonken en in verval. Eerst in 1717, dit was 15 jaar na de dood van Willem III heeft de loge zich snel uitgebreid. Toen kwam „wezen en doel" openbaar. Daarover te schrijven ligt niet in de lijn van de vraagsteller. We willen alleen waarschuwing voor deze „stroming", want de rechtzinnige leer verwerpt men met nadruk. De naam Gods wil men liever niet noemen. Men spreekt dan van Opperste Bouwmeester van het heelal. Als de kerk komt met haar leer van gerechtigheid en genade, ziet de humanistische vrijmetselaar zich genoodzaakt deze leer principieel te verwerpen.

Ik besluit deze vraag met de opmerking, dat de Vrijmetselarij een geheim genootschap is en dat Newton heeft gezegd: „Het enige ware geheim, der Vrijmetselarij is, dat zij geen geheim heeft."

Th. v. W. te L. vraagt wat we te verstaan hebben door de „Urim en Thummim".

Antwoord: Tot het ambtsgewaad van de Hogepriester behoorde de borstlap. Deze was vervaardigd van dezelfde stof als de efod, een allerkunstelijk werk van goud, hemelsblauw, purper, scharlaken en fijn getweernd linnen. Even lang als breed vormde hij een vierkant. Dit vierkant was dubbel geslagen en vormde zo een zak, waarin de urim en de thummim rustten. Vermoedelijk waren dit twee kostbare stenen, waarmee de hogepriester op de een of andere wijze de Goddelijke beslissing moest inroepen inzake van recht en onrecht, van schuld of onschuld. Met zekerheid valt hier weinig van te zeggen. Reeds de rabbijnse overlevering tast ten opzichte van deze stenen in het duister. Het meest waarschijnlijke is nog, dat er het lot mee geworpen werd onder aanroeping van de naam des Ileeren. Zoveel is echter wel zeker, dat zij verband hielden met de rechterlijke bediening, iets wat reeds door hun namen aangeduid wordt, terwijl hierop ook de naam „borstlap" des gerichts wijst.

Luther vertaalt de woorden door „Licht en Recht". Volgens sommigen is de letterlijke verklaring: verlichting en volkomenheid. Anderen zeggen dat de betekenis is: vervloeken en vrijspreken. Na_ de ballingschap werden ze niet meer gebruikt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1954

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1954

Daniel | 8 Pagina's