Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

D. Bruinings 1704-1749 (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

D. Bruinings 1704-1749 (Slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen been verbroken
Opnieuw bepalen we u bij het gebeuren op Golgotha. Ditmaal vanuit een preek van D. Bruinings over Joh. 19:31-37 uit het boek ‘De Leeuw uit de stam van Juda, als een lam ter slachting geleid.’ Enkele dingen uit die preek willen we u doorgeven. In het lijden van Christus zien we de onnaspeurlijke liefde van God in het betalen van de zonden der Zijnen. Het lijden van Christus toont ons ook de gruwelijkheid van de zonden. Bruinings schrijft in de inleiding: “In dit morgenuur zullen wij dan trachten met elkander het nut en de vrucht van dit dierbaar lijden en sterven van onze Heiland, Jezus Christus, te overwegen; en hoe dit geslachte lam Gods, een algenoegzame fontein en bron van alle heil en zaligheid geworden is voor alle naar heil dorstende en naar genade hongerende zondaren, die ons nu van Zijn genadetroon, als het ware toeroept: O! alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk. Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. En die wil, neme het water des levens om niet. Wie dan zijn zielsgebrek gevoelt en die door zijn eigen zondegif als het ware is uitgeteerd; die zijn ziel nu niet langer bij het leven kan houden, en daar als versmachtend henengaat, dorstende naar een enkele druppel van de wateren des heils, die kome nu en neme zijn toevlucht tot deze gekruiste maar nu verhoogde Borg en Middelaar Jezus Christus, uit Wiens geopende zijde stromen van levendmakende genade vloeien, om alle dorstige zielen te verkwikken en te verzadigen.”

Het ware Paaslam
Christus is voor Zijn Kerk gestorven naar de Schriften. Met Zijn dierbaar Bloed heeft Hij Zich Zijn Kerk tot een eigendom gekocht. Christus is waarlijk gestorven, ook al werd er geen been van Hem verbroken. Dat blijkt uit het feit dat er bloed en water kwam uit Zijn zijde nadat er met een speer in gestoken was. Van het paaslam mocht ook geen been verbroken worden. Zo is er ook van Christus geen been verbroken. Christus is de vervulling van al de paaslammeren. Hij is het waarachtige Lam Gods dat plaatsvervangend voor de zonden van Zijn Kerk is geslacht geworden. De Joden deden alsof zij bezorgd waren voor de heiliging van de sabbat. Daarom verzochten zij dat de beenderen van de kruiselingen verbroken zouden worden. Dan zouden de dode lichamen voor de sabbat van het kruis genomen en begraven kunnen worden. Pilatus stond toe dat de beenderen van de kruiselingen verbroken zouden worden. De beenderen van Jezus werden niet verbroken. Zo was het ook voorzegd. Hier zien we de leiding van Gods voorzienigheid. God beteugelt de vijanden. Zij kunnen maar niet doen wat zij willen. Om er zeker van te zijn dat Jezus gestorven was, stak een krijgsknecht zijn speer in de zijde van de Zaligmaker. Toen kwam er bloed en water uit, een bewijs van gestorven zijn. Zo werd vervuld wat van Christus beschreven stond. Aan twee zaken dient dan gedacht te worden: Geen been van Hem zal verbroken worden en zij zullen Hem zien in Welken zij gestoken hebben. In Exodus 12:46 lezen we dat van het paaslam geen been verbroken mocht worden. Bruinings schrijft “En dat er geen been van Hem gebroken mocht worden, daarin wordt ons te kennen gegeven dat wij de gehele Christus in al Zijn ambten tot onze zaligheid nodig hebben.” Ook lezen we: “Gelijk de benen het steunsel en het sieraad van het menselijk lichaam zijn, zo is Christus het steunsel en het sieraad van Zijn bruid.” Christus houdt door Zijn kracht Zijn Kerk in stand. Hij geeft de moeden kracht. De Heere beschermt en bewaart Zijn Kerk tegen hun vijanden. Christus verwierf vergeving der zonde en de zaligheid voor Zijn Kerk.

Bloed en water
In zijn preek schrijft Bruinings over rechtvaardiging en heiliging. We lezen het volgende: “Het bloed der verzoening moest eerst geplengd worden eer de stromen des levenden waters tot het hart van de arme zondaar konden afdalen. Die levensstroom moet dit bloed aan het hart heiligen en daarmede vervullen, gelijk de sprengbekkens bij het altaar. En o! wanneer die kristallijnen levensstroom, het dierbaar bloed van de Heiland aan het hart van de arme zondaar komt heiligen en daarmede genade en leven werkt, wat wordt dan de ziel vervuld met de glans van Gods heerlijkheid en met de kennis van onze dierbare Heiland en Zaligmaker. Dan wordt het hart gesterkt met de ware geestelijke wijn en melk, met die geestelijke olie en honig die het hart vervult met alle blijdschap en vertroosting, die het hart buigt naar het welbehagen Gods.” De Heere vernieuwt de zondaar door de Heilige Geest. De heiligmaking krijgt gestalte. Het gelovig zien op de liefde van Christus ontsteekt het liefdevuur in het hart zodat er ijver komt in goede werken. In Jezus is een volle bron van genade, een geopende fontein tegen alle zonde en ongerechtigheid.

Toepassing
Aan het slot van de preek vinden we een uitgebreide toepassing. We lezen het volgende: “Gelijk van de eerste Adam zijn zijde werd geopend om hem een vrouw te formeren, die een moeder van alle levenden zou zijn, zo heeft ook Hij, Die de tweede Adam was, Zijn zijde willen laten openen om Zichzelf een bruid te kunnen heiligen, die vlees van Zijn vlees en been van Zijn been was.” De rotssteen in de woestijn gaf water. Christus is de vervulling hiervan. “Want uit de spleten en wonden die door de slagen van Gods gerechtigheid aan de Rotssteen van onze hulp zijn toegebracht, vloeien nu de stromen van de Goddelijke genade in het hart van Gods arm en hulpbehoevend volk, en volgt hen op al hun wegen, zolang zij dit tranendal zullen moeten doorwandelen, totdat zij eenmaal in het hemels Kanaän zullen worden ingeleid.” Door het bloed van Christus is de gloed van Gods toorn geblust.

Velen zijn hoogmoedig, kennen hun ellende niet, beleven niet dat zij aan alles gebrek hebben, zij beleven hun blindheid en ongeloof niet. Zij zijn diep te beklagen. “Want het water dat uit de levendmakende Fontein vloeit, gaat de hoogte voorbij en stroomt naar de laagte, naar de vallei van ootmoed en vernedering. Daarom moeten eerst alle hoogten van het menselijk hart, die er helaas zovele zijn, worden terneder geworpen, zal men de levende wateren van deze Fontein kunnen deelachtig worden.”

Er zijn er ook die zich vergenoegen met een blote beschouwing van Jezus en Zijn dierbaar Borgwerk. Hun arme ziel blijft als een leeg graf. Men komt er niet toe de toevlucht te nemen tot het dierbaar en schuldverzoenend bloed van de Heiland, waarin alleen hulp voor een arm zondaarshart te vinden is. Het behoud wordt gezocht in het doen van veel plichten, in een eigen gemaakte bekering en heiliging en in een dienen van de Heere naar eigen inzichten. “Daarom mijn geliefden, bedrieg uw arme ziel niet langer, met een van alle leven ontdaan, vleselijk vertrouwen op Christus en Zijn heilverdiensten, want dit is een bedrog van de satan. Wat zal een vertrouwen op Christus u kunnen helpen, zolang uw ziel onbekeerd en dood blijft? Zolang de Geest des levens die in Christus Jezus is, u niet komt opwekken uit uw zondige doodslaap? Het gemis van die levendmakende Geest in het hart van de arme zondaar, is de oorzaak dat de prediking van het evangelie der genade, zo weinig kracht uitoefent. Men beeldt zich in dat het leven der genade in blote bespiegelingen bestaat, en men blijft vervreemd van het ware leven Gods. Het is geen dode Jezus waarmee wij te doen hebben! Neen, mijn vrienden, waar Jezus door Zijn Geest in het hart komt wonen, daar werkt die Geest het zaligmakend geloof en een waarachtige bekering.”

Ook heilzoekende zielen worden aangesproken: “Doch u, heilzoekende zielen, mag ik toeroepen! Het hart van Jezus klopt voor u, Hij staat als met uitgebreide armen om de tot Hem toevluchtnemende te hulp te komen. Och dat gij dan maar door het geloof tot dit geslachte Lam, tot die Fontein des levens de toevlucht mocht nemen, en Hem mocht erkennen als dat Lam Gods, Dat Zijn dierbaar bloed heeft willen storten tot verzoening van uw zonden. Want Jezus te erkennen en met uw ganse hart te geloven dat Hij de Fontein is, waaruit alle genade en leven vloeit, is de weg om uzelf in Jezus te verliezen.“ Christus moest gekruisigd worden en Zijn zijde moest doorstoken worden om Gods kinderen van het eeuwig verderf te verlossen. Alle gebroken bakken moeten vernietigd worden. Er dient alleen gesteund te worden op en gerust te worden in Jezus.

Zij die hard en ongevoelig zijn worden ook aangesproken. Wie verhard is of niet verbrijzeld is, dient hiermee tot Jezus te gaan en smeek Hem dat Hij u een recht gelovig inzien mocht geven in Zijn dierbaar bloed en Borglijden, want daardoor moet het hardste hart verbroken en vermorzeld worden; en Hij zal uw hart niet alleen verbreken en verootmoedigen, maar Hij zal het ook reinigen en heiligen door Zijn Geest.” Gods kinderen hebben vaak last van hun ongelovig en dwalend hart. De Heere geeft telkens opnieuw oog om op de Rots des heils te zien opdat de stromen van Zijn genade opnieuw de dorre ziel mogen bevochtigen. “Alleen door de gedurige besproeiïng van de genadewateren die uit deze Rots vloeien kan het arme zondaarshart gezond blijven in het geloof. Dat ge dan maar veel op Hem moogt zien, uit Wiens zijde gij geformeerd zijt, en door Zijn Geest als een reine maagd, als de Bruid des Lams moogt worden voorbereid, opdat hij eenmaal de volle stromen van Zijn genade mildelijk op u moge doen nederdalen.” Er kome al meer vertrouwen op het bloed van Christus en op Zijn gerechtigheid. Hongerige en dorstige zielen zullen altijd het liefdehart van Christus brandende vinden om in de noden en behoeften te voorzien. Als eenmaal de laatste vijand komt, de dood, dan zal blijken dat de dood haar prikkel heeft verloren en dat de dood alleen maar komt om te verlossen van een lichaam der zonde en des doods terwijl de ziel het paradijs Gods zal ingaan. De preek besluit met de volgende woorden: “O! wat zullen in dit paradijs de stromen van het levende water die van de troon van God en van het Lam zullen afvloeien onze ziel bevochtigen. O! welk een zalig Goddelijk leven zal ons daar bereid worden, als dit dierbare Lam Gods onze ziel zal weiden en zal leiden tot de fontein der levende wateren. Dan zal God al de tranen van onze ogen afwissen, en wij zullen ons eeuwig, met al Zijn kinderen in Hem mogen verblijden. Amen.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's

D. Bruinings 1704-1749 (Slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2011

Bewaar het pand | 12 Pagina's