Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Kees, opletten! Kees, stilzitten! Kees, doorwerken!"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Kees, opletten! Kees, stilzitten! Kees, doorwerken!"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere verblijdde ons met de geboorte van een welgeschapen kind" een zinnetje dat we dikwijls in geboorteadvertenties tegenkomen. Een welgeschapen, gezond en goed ontwikkeld kind werd geboren. Voor 't oog van ouders en verioskundigen is er aan het kindje geen gebrek te bespeuren. Wat een blijdschap heerst er bij die vader en moeder: het kind is „goed"! Dat dit geen vanzelfsprekende zaak is, weten we allemaal wel. Veel gezinnen hebben dat moeten ervaren. En wie van ons kent niet in zijn familie- of kennissenkring een gezin met een gehandicapt kind? We zien de busjes en taxi's dagelijks rijden om deze kinderen naar het dagverblijf of de school te brengen. We weten van tehuizen, inrichtingen, sociale werkplaatsen.

Er kan veel misgaan tijdens de ontwikkeling van het kind in de moederschoot. Het menselijk lichaam is zo ingewikkeld. Het lijkt wel op het raderwerk van een klok. Alles past precies in elkaar; elk rader^e heeft zijn taak; de tandjes grijpen in elkaar en feilloos draaien de wijzers. Maar er hoeft slechts één tandje te verbuigen, één radertje van z'n plaats te wijken of de klok staat stil,

Wonder
Nu is een klok slechts mensenwerk: de klokkenmaker repareert de klok. Hij gebruikt wat nieuwe onderdelen en onze klok is weer als nieuw. De mens is echter door God geschapen. Het menselijk lichaam is een wonder, als we 't beschouwen. Horen, zien, praten en denken, handelen, 't zijn allemaal ingewikkelde processen. Er is méér nodig dan ogen om te kunnen zien, er is méér nodig dan oren om te kunnen horen. Hersenen, zenuwen, spieren werken aan al ons doen en laten mee. Er hoeft maar fets mis te zijn, of de ontwikkeling zal gestoord worden. Dan kan het zijn, dat ons kind blind is, of doof. Het kan ook zijn, dat de spieren niet goed werken, of dat ons kind zijn verstand gedeeltelijk moet missen. Hoe knap de dokters tegenwoordig ook zijn, de meeste beschadigingen, handicaps, kunnen zij niet verhelpen.

Het gehandicapte kind groeit op. Het ontwikkelt zich volgens zijn eigen aanleg en volgens zijn eigen mogelijkheden. De ouders doen alles om hun kind toch nog dat te leren en te laten ervaren wat voor het kind nodig en nuttig is. Ook gehandicapte kinderen moeten leren, dat ze in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom kinderen des toorns zijn en niet in het rijk Gods kunnen komen, tenzij zij van nieuws geboren worden (aldus het Doopformulier). Dat er hier en daar scholen en tehuizen zijn waar deze kinderen in dezelfde sfeer als thuis worden opgevoed en onderwezen, moet wel tot grote blijdschap stemmen!

Niets te zien
We weten allen wat een gehandicapt kind is. Je kunt het zien aan deze kinderen. Ze zijn,,anders" dan andere kinderen. Er zijn echter ook kinderen aan wie niets te zien is. Zij zijn welgeschapen, goed ontwikkeld, gezond. En toch. . . Kees is zo'n kind. Tijdens het eten morst hij met z'n soep, hij stoot z'n beker melk om en als hij zich haast om een vaatdoek te halen, struikelt hij over zijn eigen benen. Is er bezoek, dan doet Kees lawaaierig, trekt de aandacht op een vervelende manier. Ook op school toont de jongen dat gedrag. Zijn lineaal valt, zijn kleurdoos klapt met veel geweld op de tafel. Hij wipt met z'n stoel en is met heel andere dingen bezig dan de andere kinderen. Dit kind is gauw afgeleid. Het hoort alles: een auto die langs rijdt, een deur die dichtslaat of de geluiden uit andere lokalen. Bovendien valt er in de klas veel te zien: aan de muur hangen platen en tekeningen. Voor het raam ziet hij mensen lopen, vogels vliegen, bomen waaien, de regen vallen. De uitleg van de meester of juf gaat totaal langs hem heen. Aanwijzingen volgt hij niet op en andere kinderen worden door zijn ongedurig gedrag in hun werk gestoord. Wat krijgt Kees veel standjes! Thuis moppert moeder: ,,Natuurlijkjij weer! Doe toch eens wat voorzichtiger!" Vader wordt boos en Kees moet naar zijn kamer. Op school maant de meester telkens weer: ,,Kees, opletten! Kees, de stoel heeft vier poten! Kees zit stil! Kees werk door!" De hele dag door vraagt de jongen de aandacht. Het is echter geen positieve aandacht. De woorden die tot Kees gesproken worden, wijzen hem er steeds op, dat hij niet wil, niet mag, niet kan, niet doet. . .

Waarom?
Een onrustig, ongedurig, onhandig, onoplettend, onwillig kind. Een kind voor wie ouders zich schamen als er visite is, of als ze ergens naartoe gaan. Een kind dat zich gedraagt alsof het met iedereen ruzie wil hebben en dat ook voor elkaar krijgt: met ouders, broers, zusjes, vriendjes, leerkrachten.

 Als we ,,Kees" herkennen in ons gezin of in de klas, dan moeten we ons realiseren dat hij wellicht onbewust het ons zo moeilijk maakt. Er is immers maar zó weinig nodig om het samenspel tussen hersenen, zenuwen, spieren, enzovoorts te verstoren. Misschien neemt Kees wel niet goed waar. Hij ziet wel en hoort wel, maar het belangrijke kan hij niet onderscheiden van het onbelangrijke. Zo veel prikkels komen op hem af, dat hij van alles maar iets overhoudt. De opdracht die we geven, is maar één van die vele prikkels. Het gevolg is natuurlijk dat Kees niet begrijpt wat hij moet doen. Het lijkt dan of hij dom is, of ongehoorzaam.

Last
Voor vader en moeder is het heel belangrijk om zo'n kind op te voeden. Standjes geven helpt meestal niets. Een hardere aanpak lijkt hem nog onwilliger en ongehoorzamer te maken en ook het toegeven aan de ,,nukken" van dit kind geeft geen resultaat. Dit,,andere' ' kind wordt een last in het gezin. Het bederft de sfeer, de leuke dingen, het plezier van de anderen. Broers en zusjes hebben hem er niet graag bij in hun spel. Het is immers zijn schuld, dat er de hele dag wordt gemopperd of dat een spelletje niet uitgespeeld kan worden? Kees gaat zich eenzaam voelen. Niemand moet wat van hem hebben en dat kan maken, dat zijn gedrag nog afwijkender wordt! Wat is er nu precies aan de hand met deze jongen? Het is heel moeilijk om daar achter te komen. Misschien heeft hij door een langdurige bevalling of anderszins een lichte hersenbeschadiging opgelopen. Misschien kan hij daarom niet goed waarnemen, geen hoofdvan bijzaken onderscheiden, zijn spieren minder goed beheersen, niet stilzitten of wat dan ook. Maar wat de oorzaak ook moge wezen, dit kind moet tóch opgevoed worden. Het lijkt of alles wat de opvoeders doen bij het kind slechts weerstanden opwekt. En toch mogen we niet zeggen:,,Laat hem maar gaan. We trekken onze handen van hem af. Hij moet het verder zelf maar weten!"

Aanvaarden
Onze standjes hadden echter geen effect; zij wezen alleen maar naar het nietdoen, niet-kunnen, niet-willen. We keurden er niet alleen het verkeerde gedrag mee af, maar ook het kind zelf: ,,Sufferd! Jij bent ook zo onhandig!" Een juiste opvang van het andere kind begint voor ouders en leerkrachten bij het accepteren van het,,anders-zijn". We meten dan dit kind niet af aan de ontwikkeling van broers, zusjes of klasgenootjes. Het is immers anders, en heeft daarom ook recht op een eigen aanpak, een eigen opvang en een eigen manier van omgaan. Het aanvaarden houdt in dat we bijvoorbeeld geen dingen vragen, geen eisen stellen, die voor het kind veel te hoog liggen. Ook proberen ouders en leerkrachten hun regels en opdrachten duidelijk te stellen. Als het kind onze woorden niet begrijpt, kan het ook de opdracht niet uitvoeren. Het is dus nodig om in dit geval niet ons kind, maar onszelf te corrigeren! In plaats van negatief te reageren zullen we moeten trachten om positieve opmerkingen te maken. Dat is niet gemakkelijk, want als we al enkele keren gewaarschuwd hebben en het gaat tóch nog verkeerd, veriiezen we ons geduld. We vervallen spoedig in de fout van het negatieve reageren en daar bereiken we maar weinig mee. In het opvoeden van het,,andere" kind moeten we heel vaak onszelf overwinnen. Als Kees vandaag zijn melkbeker tweemaal omgooide inplaats van driemaal gisteren, dan kunnen we bijvoorbeeld zeggen: ,,Kees, jammer dat de melkbeker omviel. Maar weetje wat ik fijn vind? Gisteren gebeurde het drie keer en vandaag maar twee keer! Morgen doen we het weer zo goed, hè?"

Structuur
Rustig en consequent moet onze aanpak zijn. Hoe rustiger en regelmatiger we onze regels stellen en er ons aan houden, hoe rustiger en geordender ook dit ongedurige kind zich zal gedragen. Wij brengen dan als opvoeders,,structuur" aan. We structureren door heel duidelijk te zijn in alles. Ons kind moet precies weten, waar het aan toe is, hoe ver het kan gaan. Uit zichzelf kan het geen maat houden en ook geen zaken op een rijtje stellen. Vaak zijn deze,,andere" kinderen snel ontmoedigd. Zij hebben in hun leventje ervaren dat alles wat ze doen fout gaat, mislukt. En nu is het de opdracht van de opvoeder om het kind te helpen. Dat gebeurt als we laten blijken dat we geloven dat hij het kan. Wij hebben vertrouwen in ons kind. We zeggen niet: ,,Ik schenk de melk wel in", waaruit blijkt dat we z'n gemors niet vergeten zijn. We geloven er niet in, dat het nu beter zal gaan. We laten hem in z'n onhandigheid en onthouden hem zo een mogelijkheid om zelfvertrouwen te winnen.

Belonen
Als het gelukt is om onze duidelijk gestelde opdracht te volbrengen, dan is er een heel oud opvoedings- en leermiddel dat ons te hulp kan komen: het belonen. Zelfs de kleinste verbetering is het waard om positief te waarderen. Die beloning geschiedt niet in geld of grote cadeaus. ,,Goed zo", of ,,Fijnjoh, dat het gelukt is", een knikje, een knipoogje, een glimlach of een aai over z'n bol kunnen kleine wonderen verrichten. Blijft ons kind z'n negatief gedrag volharden, dan proberen we dat eerst te negeren, en als dat geen effect heeft is daadwerkelijke straf nodig. Die straf moet dan wel in reële verhouding staan tot de daad, en zeker niet in drift uitgevoerd worden. Zo proberen we dan door structurering, door rust en regelmaat te scheppen, door te bemoedigen, en te belonen ons buitenbeentje op te vangen, zowel thuis als op school. Wie ermee te maken heeft, zal ervaren hoe moeilijk het is om dit kind goed op te vangen. We beseffen dat wij onze schuld in het opvoeden van kinderen dagelijks meerder maken, en te meer worden wij erbij bepaald, dat wij zonder de hulp des Heeren niets kunnen doen.i< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 februari 1986

Terdege | 64 Pagina's

„Kees, opletten! Kees, stilzitten! Kees, doorwerken!

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 februari 1986

Terdege | 64 Pagina's