Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SIONS ROEM EN STERKTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SIONS ROEM EN STERKTE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op welke heilloze weg helaas onze kerk (met de andere kerken, met wie zij verbonden is in de Raad van kerken) steeds verder voortgaat, wordt ons duidelijk voor ogen gesteld in de „Proeve van een beginselverklaring van de Raad van Kerken", die aan de kerkeraden en classicale vergaderingen ter bespreking is toegezonden.

Na lezing er van moeten we, jammer genoeg, vaststellen, dat steeds wordt voortgegaan met het zoeken van eenheid en gemeenschappelijk getuigen en werken, zonder dat ook maar een poging gedaan wordt om zich te bezinnen op de volle inhoud van het Evangelie der verzoening. Men mochr toch waarlijk wel vernemen welke boodschap de kerk aan de wereld te brengen heeft. In plaats daarvan krijgen we te horen dat de in de Raad verenigde kerken elkaar nog wel critische geloofsvragen hebben te stellen. Voor het overige blijft het belijden volkomen in nevelen gehuld.

We lezen in deze verklaring wat betreft de „bezinning op de doelsteling en het beleid van de Raad van Kerken" o.a.: , , De geloofsopdracht van de Raad van Kerken is de eenheid van de Kerk van Jezus Christus te verwerkelijken. De Kerken zijn zich. bewust, dat'zij slechts naar een zichtbare eenheid kunnen groeien in gehoorzaamheid aan de wil van God, die zij in hun dienst aan de wereld gezamenlijk trachten te ontdekken."

Dat hierbij alleen gedacht wordt aan het Rijk van God als openbaring van sociale gerechtigheid en vrede onder de volkeren en mensen wordt duidelijk uit de woorden: „De persoonlijke geloofsovergave aan Christus heeft sociale en politieke dimensies die diep ingrijpen in de structuren van de samenleving. Hoewel het ene volk van God nog verdeeld is, weten de kerken zich gezamenlijk in dienst genomen van het heilshandelen van God in de ac-

tuele problemen van onze nationale en internationale samenleving.'

Hetzelfde ademt het belijden van de kerken, ..dat God de wereld heeft geschapen tot het Verbond, tot de beleving van het menselijk bestaan als een samenzijn met Hem"; ..dat Christus — de Emmanuël, de God-met-ons — door de heilsdaden van zijn gehoorzaam leven, van zijn sterven en verrijzen de vervulling van dit Verbond is"; „dat Hij als de verheerlijkte Heer Gods heilswerk voortzet door de zending van zijn Geest als de messiaanse gave die de wereld voortstuwt naar haar bestemming: het Rijk van God.'

Hoe dat alles moet verstaan en beleefd worden wordt als volgt duidelijk gemaakt: ..De weg naar het messiaanse heil van de eenheid der mensheid wordt geblokkeerd door de onverzoenlijke tegenstellingen en de oorlogen tussen de volkeren. Door hun geloofsverdeeldheid zijn de kerken in het isolement geraakt, waarin geen kerk kan functioneren zoals Jezus Christus het wil. Hun bijdrage aan de messiaanse vrede wordt verzwakt omdat zij zich als verdeelde kerken hebben laten misbruiken voor de versterking van politieke en racistische spanningen tussen de volkeren. De kerken erkennen, dat zij elkaar nodig hebben om door een internationale eenheid van de christenen te kunnen functioneren als een heilsinstrument voor de solidariteit van heel de mensheid..."

Genoeg om te verstaan welke geest deze

beginselverklaring ademt. Het eerste wat opvalt is, dat met geen enkel woord gerept wordt van de absolute breuk van de mens met God door de zondeval en de totale verdorvenheid der men - selijke natuur. En daarom vanzelf ook evenmin van de absoluutheid der genade als genade der verkiezing en verzoening met God, wiens toorn brandt tegen de zonde en voor wie daarom de ganse wereld verdoemelijk is.

De mens wordt in deze verklaring eenvoudig aangesproken op zijn bondgenoot - schap met God en wordt opgeroepen dit te realiseren, als ware er geen diepe breuk. De zonden mogen dan wel aanvechten, maar „Christus zet als verheerlijkte Heer Gods heilswerk voort door de zending van zijn Geest als de messiaanse gave, die de wereld voortstuwt naar haar bestemming, het Rijk van God". „De Kerk is daar, waar mensen deze messiaanse gave als een opgave aanvaarden door zich in dit heilshandelen te laten betrekken."

Allerlei vragen kunnen hier worden gesteld. B.v. wat houdt Christus' heilswerk eigenlijk dan in? ; is de voortzetting van Gods heilswerk dan een voortzetting van Christus' heilswerk? ; is het betrokken worden van mensen in dit heilshandelen dus ook zo te zien? enz.

We beperken ons echter thans tot de opmerking, dat aan de totale verlorenheid en verdorvenheid van de mens eenvoudig wordt voorbij gegaan.

Veeleer speelt hier door heen de roomskatholieke theologie van natuur en genade. Deze leert immers, dat de menselijke natuur. die door de zonde wel gebrekkig is geworden, door de genade wordt ongeheven tot hogere heerlijkheid.

Op deze bodem ontwikkelt zich de verwachting van de openbaring van het Rijk Gods in deze wereld: een groeiproces naar humane levensvormen en - verhoudingen. Zo lezen we uit deze beginselverklaring af de invloed van het roomse theologisch denken. Een protestantisme, dat wezenlijk vreemd is aan het reformatorisch belijden van zonde en genade, komt vanzelf in dit spoor. Het erkent niet meer de volle ernst van de breuk met God, die door de zondeval geslagen is. En du» ook niet de radicaliteit van de verzoenende en wederbarende kracht der genade tot vrede met God en nieuwheid van leven.

Wat hangen toch alle dingen met elkaar samen. Als men in één stuk der belijdenis scheef gaat, wordt de weerklank ervan gevonden in de gehele belijdenis. Zoals wanneer men in een cathedraal met een hamertje klopt tegen een pilaar en dan het geluid zich door het gehele gebouw voortzet. Doordat men de Bijbel naar eigen wetenschappelijke visie verklaart en dus de openbaring aangaande de oorsprong van de ellende dezer wereld vervluchtigt tot een voorbeeld van hoe het nog dagejijks toegaat in een mensenleven, wordt de zondeval aan het begin van de geschiedenis der mensheid van haar ontzaggelijke en diepe ernst beroofd. Aan de mens wordt allerlei kracht toegeschreven, waarmee hij zich , , in het heilshandelen Gods moet laten betrekken". Zo komt men uit bij de ideeën van het futuralisme (het Rijk van gerechtigheid en vrede binnen de strukturen van

deze wereld). Als men niet met het paradijs begint, komt men altijd verkeerd uit. Men begint niet met God, maar met de mens, en men eindigt met de mens. God en zijn Woord

komen niet aan hun trek en eer. Wat wordt dat ons in deze beginselverklaring duidelijk. Er wordt door haar wel gesproken van „gebondenheid aan het Woord van God ". Maar wat verstaat men daaronder? We weten, dat ieder daarover zijn eigen gedachte heeft. De kerk heeft haar belijdenis opzij geschoven. Te vergeefs zoeken we in deze verklaring naar de belijdenis van de Christus der Schriften. In dat opzicht wordt alles gelaten in een dichte mist.

Juist daarin, waarop het aankomt, laat de beginselverklaring volledig verstek gaan: namelijk dat de wereld zou weten, wat de, belijdenis der Kerk is, haar boodschap der verzoening, haar heerlijke roeping en verwachting, en dus haar getuigen in woord en daad van de gerechtigheid Gods.

Dat het de kerk allereerst moet gaan om de Waarheid, om haar belijdenis, leert Gods Woord ons dat niet duidelijk? — Ik denk aan de geschiedenis van de belijdenis van Petrus bij Caesarea Philippi (Matth. 16). Jezus had zich met zijn twaalf discipelen afgezonderd om zich voor te bereiden op zijn laatste gang naar Jeruzalem. En dan wordt daar als het ware de eerste steen gelegd van het nieuwe Israël, de gemeente des Heeren. En wat is dan die grond- en hoeksteen? Niets anders dan de belijdenis van de Christus der Schriften. Petrus beleed niet naar de mate van zijn kennis (hoe weinig verstond hij nog van het Middelaarswerk!), maar God legde dit fundament in de belijdenis van de Vervulling van de Wet en de Profeten (vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is).

Voor zijn gemeente zou uitgaan in de wereld, heeft Christus eerst haar belijdenis aan haar gegeven.

Het is hierbij treffend te bemerken, hoe Jezus eerst bepaalt bij de discussies, die er op het erf der kerk gaande zijn. De een zegt immers dit en de ander dat aangaande de Man van Nazareth. Maar temidden van een theologiserende en werkheilige gemeenschap, die tenslotte toch eigen visie stelt boven het klare getuigenis van het ongebroken Woord Gods, zal er een kleine schare zijn, die de Christus der Schriften kent en belijdt de van God geschonken Verlosser en als 't enige Zoenoffer tot redding van zonde, vloek, dood en hel. Blijkbaar zal Jezus niet maar voor de wereld de grote Onbekende blijven, maar ook voor duizenden op het erf der zichtbare kerk, ja voor een zichtbare kerk in haar geheel uittreden in de wereld zelf.

Ja, laat ons het nu zo toch maar eens mogen zeggen, de Messias moet ook geboren worden in het hart der kerk, in het hart van ieder persoonlijk. Daarom heeft de Heere een apartje met zijn Kerk en ook met iedere gelovige persoonlijke. Anders kan zij niet belijden in de wereld. Vandaar die vraag: Wie zegt gij, dat Ik ben?

Zo heeft Petrus namens allen, ja namens de Kerk van alle eeuwen beleden: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Wat is belijden eigenlijk? — Het Griekse woord er voor betekent letterlijk: gelijk spreken met. Wat spreekt ons dat aan: belijden is gelijk spreken met God, in de tegenwoordigheid van Christus, door de openbaring Gods in de Heilige Geest.

Gelijk spreken met —- hetzelfde zeggen, de zuivere weerklank, de echo. Bij de ingang van Jezus in zijn openbare arbeid werden de hemelen geopend en de Vader sprak: Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, in wie Ik al mijn welbehagen heb. Nu is hier uit de mond der Kerk de weerklank op de aarde: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. Dat is door de Heilige Geest, de Geest der Waarheid, de Geest des Woords. Daarbij wordt 's mensen wijsheid tot dwaasheid en komt Gods Woord onvervalst en ongebroken tot heerschappij. De God der Waarheid neemt bezit van ons hart en leven.

Van nature is er bij de mens niet dan tegenspreken en Gods Woord „verbeteren": bijschaven en aanpassen aan onze ideologieën. Daarom zal de christenheid haar eigen wijsheid blijven spreken, ook al is het dat het Woord met kracht er door heen zal spelen, zolang niet een totale

wedergeboorte en reformatie uit de Heilige Geest haar eenvoudig onderwerpt aan de Heilige Schrift, zoals deze aan de Kerk geschonken is.

Indien zij niet spreken naar dit Woord, zij zullen geen dageraad hebben. Zal er verwachting zijn dan kere onze kerk terug tot haar belijdenis, waarin de Christus der

Schriften wordt uitgedragen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

SIONS ROEM EN STERKTE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1971

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's