Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SOBERHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SOBERHEID

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

door drs. L. Mijnders.

Van verschillende kanten worden we opgeroepen, soberder te gaan leven. Soberheid is, om het zo te zeggen, nogal , , in". Dat is eigenlijk merkwaardig, want soberheid gaat in tegen de toch wel erg menselijke eigenschap om te genieten van het aardse en, en dat is in dit verband nog belangrijker, om steeds meer aardse goederen te verzamelen. Ik gebruik de woorden soberheid en versoberen; als er al verschil is, dan zou je dat zo kunnen omschrijven dat het bij soberheid om een zeer bepaalde manier van leven gaat, waarin vanuit een zeker doel een grote distantie betracht wordt tot de aardse goederen. Versoberen is dan meer een, door de omstandigheden misschien afgedwongen, verminderen van de consumptie.

Een levensstijl, gekenmerkt door soberheid, is in alle tijden voorgekomen, en is ook niet iets specifieks christelijks. De Stoïcijnen in de oudheid zagen matigheid als een deugd die de mens moest najagen om het geluk te vinden. En in de Middeleeuwen waren er Kloosterorden die op verschillende manieren (vasten, armoedige kleding) de soberheid in praktijk brachten. De soberheid had dus soms een religieus doel (het vasten), soms was het meer ethisch gericht (om met het uitgespaarde de arme naaste te kunnen helpen of om aan de verzoekingen van het leven in weelde te ontkomen). Het is duidelijk, dat deze motieven elkaar niet uitsluiten en dan ook bij dezelfde persoon voor kunnen komen.

Evenzeer zal duidelijk zijn, dat gierigheid en soberheid niet hetzelfde zijn, bij gierigheid gaat het erom goederen voor zichzelf te verzamelen, bij soberheid gaat het juist om een ander.

In dit artikel wil ik enkele aspekten van het versoberen belichten, nagaan, hoe men er toe komt en met welk doel het voorgestaan wordt.

Ik wil dan beginnen met het verband tussen versoberen en de naaste, vooral de verre naaste. Of, wat meer seculair gezegd, de armen in de derde wereld.

Rijke en arme landen

De bekende hoogleraar in de economie, prof. J. Tinbergen, heeft in verschillende landen van de westerse wereld de inkomensverhoudingen onderzocht. Mede op grond van deze studies is hij voorstander van een andere inkomensverdeling, waarbij de verschillen tussen de hoge en de lage inkomens kleiner worden gemaakt. Een van de motieven, die hij daartoe aanvoert is, dat zo de spanningen tussen de verschillende sociale groepen verminderen.

En dat wat hij bepleit voor de welvaartsverdeling in eigen land, moet volgens hem ook gaan gelden voor de welvaartsverschillen op mondiaal niveau. Tinbergen wil een soort internationale economische orde tot stand brengen, waarbij allerlei afspraken moeten worden gemaakt over grondstoffenprijzen, handelsverdragen moeten worden gesloten zo dat de arme landen meer zekerheid krijgen over hun inkomsten. Verder moet dan gedacht worden in de richting van een verdergaande arbeidsverdeling tussen de hoogontwikkelde landen die zich zouden moeten specialiseren in technologisch ver ontwikkelde produkten, en de minder ontwikkelde landen die zich zouden moeten toeleggen op datgene wat minder ver ontwikkelde technische

kennis vraagt.

Dat zal inhouden, dat de rijke landen minder, en de arme landen meer arbeid te verdelen krijgen.

Zo moet de groei van de rijke landen beperkt worden en die van de andere landen vergroot worden. Tinbergen geeft als doel om naar te streven dat over veertig jaar de verhouding tussen het inkomen per hoofd in de rijke landen en dat in de arme landen ongeveer drie staat tot een zal zijn geworden.

Natuurlijk zullen verhoogde gronstoffenprijzen en minder arbeid een matiging van de groei en een zekere versobering met zich mee brengen.

Tinbergen gelooft echter, dat als de rijke landen niet bereid zijn, stappen in deze richting te ondernemen, de spanningen tussen arm en rijk in de wereld dermate hoog zullen oplopen,

dat konflikten, oorlogen zelfs, onvermijdelijk zullen worden.

Versobering is zo gezien ook in het voordeel van de rijke landen, omdat de door Tinbergen nagestreefde economische orde de stabiliteit in de wereld zal vergroten.

Tinbergen staat in zijn opvattingen zeker niet alleen; velen gaan echter nog verder dan hij, zeker ook wat betreft het najagen van veranderingen ook in het maatschappelijk bestel in de westerse, kapitalistische landen. Tinbergen wijst bepaalde, geleidelijke veranderingen niet af, maar verwerpt een ver doorgevoerde omwenteling, ook al omdat de nood in de derde wereld zo groot is, dat er gewoon geen tijd is voor maatschappelijke experimenten met onzekere afloop.

Persoonlijke ethiek

Is Tinbergens benadering gericht op de gemeenschap, een meer op de persoonlijke verantwoordelijkheid gerichte gedachtegang geeft prof. Roscani Abbing, hoogleraar in de ethiek in Groningen, in zijn al in de zestiger jaren verschenen boek: Ethiek van de geldbesteding.

Zijn uitgangspunt is de schrijnende nood van de medemens, in de derde wereld vooral. Aan deze nood kan niemand, christen of humanist, voorbijgaan. Daar komt dan nog bij, dat christenen zich het eigendom mogen weten van God, hun Schepper met al wat ze aan goederen bezitten.

Zo worden ze geroepen, hun inkomen op weloverwogen manier te besteden.

In dit licht zal ieder voor zich moeten nagaan, wat hij verantwoord voor zich en zijn gezin kan besteden (rekening houdend met de eigen omstandigheden) en welk deel van het inkomen dan over blijft ten dienste van de naaste. Deze bezinning kan versobering met zich mee brengen, omdat sommige uitgaven overbodig of te groot blijken te zijn. In bepaalde kerkelijke kringen is dit gekoncretiseerd in de regel, dat een bepaald percentage van het inkomen afgestaan moet worden ten behoeve van het werelddiakonaat.

Wereldraad en Vastenbrief

De groeiende welvaartskloof tussen de arme en de rijke landen werd steeds meer een onderwerp van bezinning in de kerken. In de vergadering van de wereldraad van kerken, die in 1968 in Upsalla gehouden werd, en waar gesproken werd over een christelijke levensstijl in deze tijd, kwam men tot aanbevelingen om de welvaart eerlijker te verdelen tussen de verschillende landen. In 1973 verscheen er een vastenbrief van de Nederlandse bisschoppen, die ook ingaat op de tegenstellingen tussen arm en rijk in de wereld, maar daarnaast wijst op de schaduwkanten van de welvaart. De welhaast tomeloze consumptiedrift, de welvaartsziekten, het onnadenkend omgaan met de eigen tijd en met die van anderen zijn blijkbaar verbonden met de steeds toenemende welvaart. De vastenbrief bevat dan ook een oproep om soberder en bewuster te gaan leven, en deze oproep wordt overgenomen door de Raad van Kerken. Een nogal zwaar accent krijgt het vasten in de vorm van minder vlees eten. Dit

laatste met als motief, dat het eten van vlees eigenlijk een verspilling van eiwit is, daar je vlees alleen maar kunt produceren ten koste van veel graan, terwijl het (zeker niet in grote hoeveelheden) onnodig is om te kunnen bestaan.

O.a. om solidair te zijn niet de hongerenden in de derde wereld, wordt daarom een sterk verminderd vleesgebruik voorgestaan.

Naast bijval kwam er van verschillende kanten een hevig protest. De vleesproducenten zagen zich direkt in hun bestaan bedreigd. Verder wees men erop, dat de in deze tijd juist groter wordende werkeloosheid door de ten gevolge van de voorgestane versobering afnemende vraag nog meer zou toenemen.

Niewe levensstijl

Door deze discussies raakt het begrip versobering wat op de achtergrond en komen er nieuwe naar voren, zoals „bewuster leven", en , , nieuwe levensstijl". Hierin komt tot uitdrukking, dat het gaat om een geheel van maatschappelijke en economische veranderingen in de manier van leven. Iemand heeft de nieuwe levensstijl als volgt omschreven: Het is een manier van leven, waarin men zijn verantwoordelijkheid voor huidige en toekomstige generaties tot uiting laat komen.

De vraag wat dan het nieuwe betekent in deze nieuwe levensstijl, wordt door A. v.d. Heuvel, de secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde kerk, als volgt beantwoordt: Een nieuwe levensstijl is een antwoord op de uitdaging die een nieuwe situatie voor christenen met zich mee brengt. Weliswaar zijn de normen van het evangelie onveranderlijk, maar ze moeten worden vertaald naar de omstandigheden van het moment.

Als voorbeelden, getuigen van hen, die in hun situatie zo'n nieuwe manier van leven hebben verwerkelijkt, noemt v.d. Heuvel dan ondermeer Bunyan en Wesley, maar ook Martin Luther King en Camillo Torres!

De idealen van de nieuwe levensstijl worden op allerlei manieren uitgedragen. Vaak voeren aktiegroepen het pleidooi voor bepaalde concrete uitwerkingen ervan. Drie grondhoudingen (die vaak samen voorkomen) kan men hierbij onderscheiden; sommigen willen hun solidariteit met de derde wereld tonen, anderen willen vooral los komen van de consumptiedwang van de welvaartmaatschappij, terwijl een steeds grotere groep politieke bewustwording nastreeft, met als doel van de meest extremen een volkomen maatschappelijke omwenteling.

Politieke vertaling

Want al is de nieuwe levensstijl iets, dat door de kerken gepropageerd wordt, de concrete uitwerkingen die er uit voort vloeien worden ook door velen buiten de kerken voorgestaan. De oliecrisis en het rapport van de club van Rome (vooral het eerste) hebben in vele kringen een gevoel van onbehagen over de , , tegenvallende" welvaart losgemaakt. Te denken valt hier aan een partij als de P.P.R., die in zijn programma een grote plaats heeft ingeruimd voor deze dingen.

Wat komt men nu zo al tegen in de folders e.d. van deze aktiegroepen?

Als je het nu nog eens allemaal leest, valt op hoezeer je al gewoon bent geraakt aan allerlei aansporingen.

Veelal gaat het oni vermindering van het verbruik van water, energie en allerlei grondstoffen; er moet een sterker besef komen van de waarde van de dingen. Het gaat niet aan om de „wegwerpcultuur" waarin alles slechts tijdelijk gebruikt wordt, in stand te houden,

lin naast dit „anders" omgaan met de goederen gaat het ook om een ander gebruik van de eigen tijd en die van anderen. Zo wordt opgeroepen, de aloude burenhulp weer in ere te herstellen, om vaker een vreemde, b.v. een gastarbeider aan tafel te nodigen, om de t.v. eens enige tijd uit te laten, zodat het gezinsleven weer meer tot zijn recht kan komen.

Vaak wordt er de nadruk opgelegd, dat men deze doelen het best kan gaan nastreven in groepsverband; samen kan men zich bewust worden van de problemen die er zijn; samen kan men proberen „voorbeeldig" te leven om ook anderen te winnen voor de „nieuwe” levensstijl.

Nieuwe levensstijl en recht van opstand

Hoe radikaa] sommigen (geworden) zijn blijkt we! uit het volgende verhaal, dat ik tegenkwam in een boekje van een de nieuwe levensstijl propagerende groep; het is overgenomen uit „Radical Bible", en heeft ook gestaan in Hervormd Nederland.

„Er was een man, die rijk was en een groot landgoed had. Toen deze man op reis ging, gaf hij zijn land in bewaring aan zijn kinderen.

Sommigen mochten wonen op een stuk land dat ontgonnen was, en deze leefden in rijkdom; anderen kregen een stuk land dat nog woest was en leden armoede. Deze laatsten vroegen de eersten om hulp, maar met allerlei uitvluchten weigerden de rijke broers de arme broers te helpen.

Toen de kinderen, die honger leden, zagen dat hun rijke broers niets deden om hen te helpen, bestormden ze de omheining die tussen hen in was gebouwd, braken deze af en vermoorden die broers die tegenstand boden. Vervolgens namen ze wat ze nodig hadden. Toen de vader van zijn reis thuiskwam, was hij kwaad en bedroefd.

Tot grote verbazing van de kinderen, die in weelde hadden geleefd, vergaf hij de kinderen, die geweld hadden gepleegd, en vertrouwde hèn zijn land toe".

Dit verhaal geeft wel zeer kernachtig weer, wat in de „theologie van de revolutie" bedoeld wordt. Het is het recht van opstand van de onderdrukten tegen de bezitters, de onderdrukkers. Dat recht leidt men dan af uit de normen van het evangelie. Zo komt men ook tot het propageren van een revolutie in de westerse maatschappij; die wordt, en dan vooral in de multi-nationals en de machtigen, de rijken, verantwoordelijk gesteld voor het leed en het onrecht in de Derde Wereld.

Natuurlijk zijn lang niet alle werkgroepen even radikaal; wel vindt hierin een , , bewustwording" plaats, met het gevolg dat men radikaler doelen gaat nastreven; soms vanuit een bewuste strategie van hen die deze groepen leiden.

Ethische norm

Is de maatschappijkritiek van de aktiegroepen nogal eens op weinig meer dan wat holle kreten gebaseerd, een diepgaande studie van het denken in onze westerse wereld geeft prof. Goudswaard in zijn boek: , .Kapitalisme en vooruitgang". Hij wijst er in dit boek op, dat de huidige crisis niet door enkele economische faktoren wordt veroorzaakt. De inflatie en de werkeloosheid, de vervuiling van het milieu en de toenemende tekorten aan grondstoffen, het steeds toenemende ziekteverzuim en de groter wordende polarisatie tussen de sociale groepen, ze kunnen niet vanuit een alleen maar modelmatige benadering verklaard en nog minder verholpen worden. De oplossingen, die de (vak)wetenschappen geven zijn immers naar de aard van deze wetenschappen deeloplossingen. Oplossing van een probleem brengt vaak verergering van de toestand op een ander gebied mee.

Goudswaard meent, dat we dieper zullen moeten graven, tot de wortels van het westerskapitalistische denken zijn blootgelegd.

Hij laat dan zien, hoe in een langdurige ontwikkeling de bijbelse ethiek van zijn normbepalende plaats bij het economische handelen werd verdrongen door een vooruitgangs­

geloof, gericht op deze wereld. En vooruitgang wordt dan gezien als het in steeds kortere tijd produceren van steeds meer goederen. Was in de Middeleeuwen de economische orde hoe dan ook afgeleid van het bijbelse denken, omdat dit denken sterk beheerst werd door het hiernamaals, langzamerhand werd het denken gericht op het leven hier op aarde. Bepalend voor het economische denken wordt het nuttigheidsprincipe: datgene is goed, wat de produktie verhoogt, de rendementen vergroot. De ethiek wordt nu afgeleid van de economische orde. En waar alle beslissingen in het economische leven genomen worden vanuit het nuttigheidsprincipe, komt de zorg voor een schoon milieu, voor een goede verdeling van werk en inkomen, voor een verantwoord gebruik van grondstoffen en energie in de knel.

Als een ondernemer beslissingen moet nemen met betrekking tot b.v. milieuzorg, dan zullen kostenfaktoren een overwegende rol spelen.

Niet de vraag, die de ethiek stelt, of het milieu wel verontreinigd mag worden in welke mate dan ook, is bepalend. En als er een nieuw produkf op de markt gebracht wordt, is de vraag niet relevant of er ten behoeve van een misschien wel overbodig apparaat kostbare grondstoffen worden verkwist. Bepalend is de vraag, of de produktie rendabel te maken is.

Zonder verder op alles uit het boek van prof. Goudswaard in te gaan, komt uiteindelijk ook de strekking van zijn betoog op een pleidooi voor versobering neer. Als de ethiek weer een beslissende rol gaat spelen bij het economische handelen, dan zal er, omdat rendementsoverwegingen niet meer voorop staan, minder geproduceerd worden.

Goudswaard eindigt zijn boek met de opmerking, dat alleen door een „bekering" van christen en niet-christen het bovenstaande mogelijk zal worden.

Tenslotte

Is een zekere mate van soberheid altijd een kenmerk geweest van hen die als christenen wilden leven, de versoberingsgedachte van de laatste jaren is vooral een gevolg van het toenemend besef van de schaduwkanten van de welvaart.

Duidelijk is, dat er (alleen al omdat de energievoorraden niet onuitputtelijk zijn) een door de overheid afgedwongen zekere mate van versobering zal komen. Maar bij de versoberingsgedachte van de „nieuwe levensstijl" gaat het om meer: dan gaat het ook om de vraag naar het gerechtvaardigd zijn van de welvaart zelf, zoals die bij ons bereikt is.

Zeker als we gesteld worden voor de tegenstellingen tussen arm en rijk in de wereld, denk ik dat ook wij met deze vragen niet te vlug klaar kunnen zijn. Zeker is ook, dat er veel waardevolle elementen zitten in de oproep, om zich bewuster van hun wezenlijke waarde met milieu en grondstoffen en met onze tijd om te gaan.

Dit al is de achterliggende gedachtegang ons vreemd; wij kunnen niet geloven in een werkelijke „nieuwe levensstijl" zonder een waarachtige bekering. Voor ons vallen wat Bunyan voorstond en wat b.v. de revolutionaire priester Camillo Torres voorstaat niet samen.

Maar al wijzen we de revolutie af, al zijti wc het niet eens met het profane Woordgebruuk in het verhaal van de rijke man, die zijn land uiteindelijk gaf aan zijn arme kinderen, wij mogen daarmee onze ogen niet sluiten voor het werkelijk bestaande onrecht in onze wereld.

Waarschijnlijk zijn ook wij, meer dan we misschien bewust zijn, bezet met wat Goudswaard het vooruitgangsgeloof noemt.

Bezinning daarop, voor wat onze persoonlijke levensstijl betreft, en voor wat betreft datgene wat we voorstaan als maatschappelijke orde lijkt me dringend gewenst.

Geraadpleegde literatuur:

Goudswaard: Kapitalisme en vooruitgang. Roscam Abbing: iühiek van de geldsbesteding. Velema: Kernpunten uit het christelijk geloof. De zaak waarvoor wij staan. Themanummer van Onderling Kontakt, over Soberheid. (3-74)

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

Zicht | 40 Pagina's

SOBERHEID

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1979

Zicht | 40 Pagina's