Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bange voorgangers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bange voorgangers

Onderzoek naar bevindelijk gereformeerden en oorlog eenzijdig

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. E.G. Bosma promoveerde onlangs aan de Vrije Universiteit op een onderzoek naar de vraag hoe bevindelijk gereformeerden zich gehouden hebben tijdens de oorlog. Het is een omvangrijke (756 paginas) en goed gedocumenteerde studie over een gevoelig onderwerp.

Om zijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, heeft Bosma uit tal van bronnen geput, bijvoorbeeld de kerkelijke pers (twee periodieken uit hervormd-gereformeerde kring (De Waarheidsvriend en De Vaandrager) en twee christelijke gereformeerde kerkbladen (De Wekker en Luctor et Emergo)), en vooral heeft hij De Banier, het orgaan van de SGP benut. Ook citeert hij uitvoerig uit preken, lezingen en levensbeschrijvingen.
In twaalf hoofdstukken beschrijft Bosma de periode van 1920 tot 1950. De hoofdstukken twee en drie gaan over de oude waarheid, hoofdstuk vier over de nieuwe orde (het nationaalsocialisme) en dan volgen twee hoofdstukken met als titel: ‘Het oordeel aangezegd’ en vervolgens vier hoofdstukken met de titel: ‘Het oordeel voltrokken’. Hoofdstuk elf gaat in op de naoorlogse ontwikkelingen, over de zuiveringen, het lot van predikanten die fout geweest waren. Ook schrijft Bosma uitvoerig over het rumoer dat binnen de SGP ontstond rond de houding van ds. G.H. Kersten tijdens de oorlog.

BEVINDELIJK GEREFORMEERDEN
Een lastig probleem voor het onderzoek van Bosma is het feit dat de bevindelijk gereformeerden moeilijk als groep aangewezen kunnen worden. Ze hebben geen eigen organisatievorm. Ze zijn verspreid over verschillende kerken.
De christelijke gereformeerden waren slechts voor een deel op de SGP georiënteerd en binnen de Gereformeerde Bond waren veel ARP- en in mindere mate CHUstemmers (p.59). Omdat de Gereformeerde Bond een neocalvinistische stroming kende (p.20), heeft Bosma moeite om de Gereformeerde Bond als het bevindelijke deel van de Hervormde Kerk te zien. Om toch tot een afbakening te komen sluit Bosma zich aan bij C.S.L. Janse, die geponeerd heeft dat de SGP het kristallisatiepunt vormde van de bevindelijk gereformeerden (p.69).

KORTSLUITING
Ik kan hiermee niet uit de voeten. Zulke onderscheidingen zijn theologisch onverteerbaar. Een geloofsbeleving politiek inkaderen levert kortsluiting op en lijkt me niet erg wetenschappelijk. Deze aanpak leidt ertoe dat in dit proefschrift ds. Kersten, de voorman van de SGP, stilzwijgend de centrale figuur wordt van het bevindelijke volksdeel. Toch is Bosma niet consequent in zijn afbakening, omdat hij wel weer ingaat op de positie van prof. J. Severijn, prof. Hugo Visscher en L.F. Duymaer van Twist, die geen van allen SGP’er waren.
Dat levert ook een probleem op voor bijlage 3 (p.630-663), dat een ‘redelijk representatief beeld’ (p. 499) wil geven van de houding van bevindelijke predikanten, studenten, oefenaars en ouderlingen tijdens de oorlog. Want het blijkt dat Severijn en Duymaer van Twist, die dus wel in het boek behandeld worden, niet in bijlage 3 worden genoemd. Ook de hervormd-gereformeerde ds. Egbert Fokkema van Goudswaard, die op 28-jarige leeftijd in Bergen-Belsen omkwam (p.463), wordt in bijlage 3 niet genoemd. Waarom niet? Zijn vader, ds. J. Fokkema, predikant te Delft en actief in het verzet, ontbreekt eveneens. Daardoor ontstaat een vertekend beeld, dat, vrees ik, ook doorwerkt in de statistische overzichten (zoveel procent accommodatie, zoveel procent verzet).

GEREFORMEERDE BOND
De auteur heeft ongetwijfeld de intentie gehad een eerlijk beeld te schetsen van de toenmalige verhoudingen, theologische opvattingen en politieke standpunten. Dat is hem op tal van punten ook goed gelukt. Dat neemt niet weg dat ik geen goed beeld heb gekregen van de positie van de Gereformeerde Bond in die tijd, omdat vooral over pro-Duitse Gereformeerde Bondspredikanten geschreven wordt, zoals prof. Hugo Visscher, ds. J.H. Koster, ds. M.J. Lekkerkerker, ds. R. Bartlema en enkele anderen. Bosma geeft zelf aan dat er in 1920 naar schatting 281 Gereformeerde Bondspredikanten waren (p.49). Over het ene kerkgenootschap – de Gereformeerde Gemeenten – wordt uitputtend geschreven, ook over oefenaars en ouderlingen en personen die geen kerkelijk ambt bekleedden, terwijl ten aanzien van de Gereformeerde Bond een beperkte en vrij willekeurige selectie plaatsvindt, wat mijns inziens ook geldt voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hervormde predikanten die in het verzet zaten, worden slechts terloops genoemd, zoals ds. T.H. Oostenbrug (p.462).

DS. KERSTEN
Over ds. Kersten – over hem wordt zo uitvoerig geschreven dat ik soms dacht dat de geschiedenis van de SGP behandeld werd – nog dit: het is merkwaardig dat Bosma zegt dat Kersten aanvankelijk deutschfreundlich was, maar later van mening veranderde en moreel verzet pleegde (zie p.642). Het gaat mij niet om de details, maar als we lezen wat ds. Kersten voor de oorlog over het nationaalsocialisme en over Hitler schreef (een artikel van Hitler zelf wordt in 1933 zonder commentaar in De Banier afgedrukt (p.410) en nog in 1939 wordt Hitler ‘een ster van de allergrootste grootte’ genoemd (p.195)), dan had achteraf toch iets rechtgezet moeten worden. Dit klemt des te meer als we weten wat hij over de Joden schreef, als we lezen dat Kersten van mening was dat de namen van Joodse schoolkinderen aan de bezetter moesten worden doorgegeven (p.421). Kersten heeft na de oorlog van dit alles niets teruggenomen. Hij is dus duidelijk niet van mening veranderd. Daarom is de aanduiding moreel verzet wel een zeer twijfelachtige kwalificatie.

EVALUATIE NODIG
Anders dan de titel van hoofdstuk 12 doet vermoeden (‘Conclusies’) eindigt het boek niet met conclusies. Dat is teleurstellend. Het proefschrift eindigt met een samenvatting en met enkele constateringen. De meest in het oog springende constatering lees ik op bladzijde 595: ‘Het overgrote deel van de Nederlandse bevolking accommodeerde (paste zich aan). Daarin was de bevindelijk gereformeerde groep geen uitzondering.’ ‘Ze waren geen verzetshelden en geen verraders.’
Dit gegeven vraagt om een morele beoordeling. Bosma schrijft dat tot op de dag van vandaag de Tweede Wereldoorlog het moreel ijkpunt van de Nederlandse samenleving is (p.15). Is dit ook het morele ijkpunt van de auteur? Dat wordt niet duidelijk. Is de Bijbel zijn morele ijkpunt? Als dat het geval is, hoe zouden dan de conclusies moeten luiden? Mogen christenen ermee tevreden zijn als zij niet afwijken van de gemiddelde Nederlander? Of is dit nu juist onthutsend?
Toch was de houding van veel gemeenteleden moediger dan van hun voormannen, die opriepen tot berusting, tot bukken en buigen onder de nationaalsocialistische overheid, ook al werden de Joden als slaven weggevoerd.
Deze dingen hadden mijns inziens in het laatste hoofdstuk terug moeten komen, omdat bepaalde zaken heel erg zijn misgegaan. Dit zeer gevoelige onderwerp vraagt om een evaluatie, juist met het oog op onze huidige cultuur, want: doorzien wij ónze tijd?

NOGAL BANG
Het aangrijpende en tragische van de periode die Bosma beschrijft, is dat voorgangers die zo overtuigd waren van hun inzicht in het tijdsgebeuren, niet in staat waren de gevaren die het meest dichtbij waren te onderkennen. Daarom is deze studie ook onthullend. De mannen tegen wie zo opgezien werd en die op de kansel grote woorden gebruikten, bleken in de oorlogsjaren nogal bang uitgevallen. Bosma laat zien wat we eigenlijk al wisten: hoe bevindelijker, hoe lijdelijker en hoe meer gericht op lijfsbehoud. De verdienste van deze studie is dat het een duidelijk (hoewel eenzijdig) tijdsbeeld geeft van de wereld van het bevindelijk protestantisme in de jaren voor de oorlog en tijdens de oorlog. Omdat in de studie tal van documenten zijn opgenomen, is het een boek geworden waarnaar nog vaak verwezen zal worden.


N.a.v. dr. E.G. Bosma, ‘Oude waarheid en nieuwe orde. Bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme 1920-1950’, uitg. De Banier, Apeldoorn; 756 blz.; € 34,95.


Dr. A.A.A. Prosman uit Nijkerk is emeritus predikant.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 2015

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Bange voorgangers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juni 2015

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's