Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BRON DES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BRON DES LEVENS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke! Johannes 7 : 37b

Er is, gelijk we in een vorige overdenking zagen, een dorsten naar God, dat is het gemis van God en Zijn zalige gunst, het is de droefheid naar God. Doch bij voortgaande ontdekking leren zij ook dorsten naar vergeving van schuld. O dat hart kan wel eens uitroepen: „Hoe lange nog, o Heere, hoe lane nog. Mijn hart ligt voor Uw aanger'pht als een land dor en mat, zonder ater." Zij leren bij voortgaande ontdekking, niet alleen van hun zonden, maar ook van hun bestaan, steeds meer de diepte van hun ellende en de walgelijkheid van hun bestaan kennen, waar ze in hun dwaasheid en blindheid, uit een verbroken werkverbond, onder wettische drijvingen een grondslag willen leggen in de werken der wet, om door de Heere aangenomen te worden. Doch de wet werpt hen keer op keer ter neder. En waar ze dachten hope te ontvangen, daar wordt het in stede daarvan al ellendiger. Hier verkeren ze in 'n weg, waarvan Jesaja zegt: „Gij zijt vermoeid van Uw grote reize, maar zegt niet: het is buiten hope, daarom vindt ge het leven uwer ziel en zijt ge niet ziek."

Doch de Heere zegt: „graaf nog maar f'ieper, mensenkind, en gij zult nog meer gruwelen vinden." Ja hier wordt het:

„Hoe ik dieper poog te delven. Hoe ik meer bederf ontmoet."

Het gewicht van de strafeisende gerechtigheid Gods en het heilig ongenoegen Gods jegens de zonde, is hun geopenbaard. De last van een beschuldigende consciëntie drukt hen ter neder, zodat ze dorstend naar de schuldvergevende liefde Gods leren vragen:

Is er dan, o groot Ontfermer, Is er voor een nare kermer Voor een smekeling nog gehoor. Is er nog een open oor?

Is er nog enig middel om de welverdiende straf te ontgaan en wederom tot genade te komen?

Zo is dus onlosmakelijk aan elkander verbonden een dorsten naar vergeving van schuld en een dorsten naar' Christus als Borg. Van de blindgeborene staat er: Wie is Hij, dat ik Hem kenne? Daarom is er 'n dorsten (een gemis van) naar die weg, waarin een heilig en rechtvaardig God zonder krenking van Zijn aanbiddelijke deugden Sion verlost door recht en Zijn wederkerige door gerechtigheid. En deze weg, en dit middel om de welverdiende straf te ontgaan, is Christus, de Borg van zondaren. Hij toch is de fontein der hoven de put der levende wateren, die uit de Libanon vloeien, waardoor ze wederom met God in een verzoende betrekking kunnen gesteld worden.

Deze Borg is van nature verborgen voor ons. Ja Christus is de grootste verborgenheid. En daarom moet deze Borg ons van 's hemels wege geopenbaard worden. En dit is zulk een eeuwig groot wonder, als de Heere aan de ziel komt te vervullen de beloften van het dierbare genadeverbond: „Ik zal Mijzelven aan hen openbaren." Op deze openbaring komt het aan. Het is dus niet zoals in onze tegenwoordige godsdienst, dat dezulken kunnen leven bij berekeningen en conclusies. En het doen kennen, met een Jezus van vijf letters, die ze maar aannemen, zonder dat er ooit plaats voor gemaakt is. 'Neen toch, die door Gods Geest is arm gemaakt, ontledigt en afgebracht van zichzelven, ja die aan het eind gekomen is van zijn eigen leven, die staat geheel bandeloos en voeteioos. Die leert z'n dodelijke onmacht kennen, maar daartegenover des te sterker de macht der zonde en des doods. Aan dezulken moet een Gods wonder verheerlijkt worden, zulken gaan in rouw en zeggen: „Nooit zal zijn mijn zak ontbonden, totdat ik Jezus heb gevonden." Vl^elnu, voor de naar God en Christus dorstende zondaar, voor deze zo uitgebreide nood is er vervulling, als we n.l. letten op de bron die ons tekstwoord ons aanwijst.

Het feest der tabernakelen of loofhutten was één van de drie grote feesten, die jaarlijks te Jerusalem werden gehouden. Uit alle oorden van het land toog men dan op naar de heilige stad. Daar woonde men 8 dagen in tenten van lover bijeen. En dit symboliseerde Israels tentenleven in de woestijn, alwaar zij als vreemdelingen doortrokken. Doch bij het gebruik der loofhutten was in latere tijd nog een nieuwe plechtigheid gevoegd, n.l. dat der zgn. waterplenging. En op dit gedeelte van het feest heeft de tekst bijzondere betrekking. Immers er gaat aan onze tekstwoorden vooraf: „En op de laatste dag van het feest riep Jezus met grote stem." Op deze laatste dag van het feest toch gmg de hogepriester aan het hoofd van de feesthoudende menigte af naar de bron Süoah, gelegen aan de voet van de tempelberg. Hij had een gouden kruik in de hand, die hij met bronwater vulde en naar het heiligdom droeg, gevolgd door een menigte volks, die uitriep de woorden uit Jesaja 12 : 3: „Wij zullen water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils." En ditzelfde werd herhaald als de hogepriestei in het heiligdom deze wateren uitgoot voor het aangezicht des Heeren en de gouden kruik plaatste op het altaar. Zag nu deze aiimebeeldige handeling in de eerste plaats op de drenking van het volk van Israël uit de rotssteen in de woestijn, ze had in de tweede plaats nog een hoger betekenis. Gelijk de rotssteen zelve het symbool was van Christus, naar Paulus woord: „de rotssteen, die volgde, was Christus." Zo wees het symbool, dat op deze rotssteen zag, ook mede heen naar de wateren der genade en de stromen des Geestes, welke de Heere schenken zou met en in de Messias en in de door Hem verworven Göest, die uit gestort werd op de Pinksterdag. Immers dan zou het woord van Jesaja vervuld worden; „Ik zal water gieten op de dorstige en stromen op het droge. Welnu het is met 't oog op deze watsrplenging, dat de Zaligmaker Zich tot 't volk wendt en uitroept: „Zo iem.and dorst, die kome tot Mij en drinke." Christus toch is de gekliefde steenrot.*: Gelijk Mozes de rots geslagen het "t, zo ook is Christus geslagen. Hij is V»y~ 2c, ri, gesjager en gedrukt. Hij is van God tot zonde gemaakt en heeft alzo van de kribbe tot het kruis de last van zonde en plagen van Zijn ganse kerk op Zich genomen. Wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.

Hij, de Rotssteen Israels, die Israël opnam en droeg, alle de dagen van ouds. Hij ligt neder in Gethsemané's hof, waar wij Hem bij monde van de 22e psalm horen: „Op U hebben de vaders vertrouwd, doch ik, ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht van het volk."

Hij, de Rotssteen Israels, is geslagen. Ploegers hebben op Mijn rug geploegd, zij hebben hun voren lang getogen. Hij is geslagen op Golgotha's kruis, als Hij de ganse last van Gods toom draagt aan het vloekhout, verstoken zijnde van de gunstige nabijheid Zijns Vaders en uitroept: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten." Doch omdat Hij geslagen is, heeft Zijn dierbaar bloed gevloeid, dat bloed, dat reinigt van alle zonder^ want:

Van uit die zij, door ons doorstoken. Van uit dat bloed, door ons vergoten. Daalt Zijn ontferming op ons neer.

Mozes heeft de Rots geslagen in de woestijn, en terstond vloeide er water uit. Zo ook is de Rotssteen Israels geslagen, met de slagen van het heilig ongenoegen Gods, met de slagen van het. strafeisend recht ener geschonden en beledigde wet.

Maar zo ook vloeit uit deze geslagen Rots de liefde en ontferming, waarmede de drieënige God Zijn volk van uit de stilte der eeuwigheid heeft lief gehad.

„De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden."

Hier ziet een arm doemwaardig zondaar, in dQ geslagen en doorstoken Borg, de fontein ontsloten tegen de zonde van Davids' huis en de inwoners van Jerusalem.

D.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's

DE BRON DES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1951

De Banier | 8 Pagina's