Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie achter de tralies

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie achter de tralies

Een geopende deur. De scoiale doorbraak van de gereformeerde gezindte. Deel 3.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elke vrijdag wandelt Willem den Hertog het Scheveningse gevangeniscomplex binnen. Met een koffer lectuur, Bijbels en roomsoesjes. De soesjes zijn bij gedetineerden en bewakers favoriet. Voor de zakenman is het niet meer dan lokaas. Om de gebrandmerkten van de samenleving te nodigen tot het voedsel dat werkelijk verzadigt.

De afstand van de Van Alkemadelaan naar "De Kantelberg" is gering. Enkele tientallen meters, maar nagenoeg onneembaar. Door de hoge muur, waarop puntige glasscherven zijn ingemetseld. Vergrendelde deuren. Röntgenapparatuur om de inhoud van tassen te screanen. Metaaldetectors die geen veiligheidsspeld over het hoofd zien. Een leger bewakers dat toezicht houdt, om de twee werelden strikt gescheiden te houden. Aan de ene kant van de muur kruipt het spitsverkeer over de hoofdader tussen Den Haag en Scheveningen, van stoplicht tot stoplicht. Aan de andere kant zit het gevangenisvolk de dagen uit. De weken, de maanden, de jaren. Den Hertog, sinds 1992 vrijwilliger binnen het pastorale team, heeft z'n kamer op de begane grond. "Multifunktionele ruimte", is de officiële benaming. De gevangenen hebben het over "de kamer van Willem". Tegen de achterwand staat een kast vol Bijbels en evangelisatielectuur. Erboven hangt een sober houten kruis, bloedrood. Tussen de boeken een tekst die in wonderlijk contrast staat met de omgeving. "Hoe dichter ik nader, bij 't huis van mijn Vader..."
Met penitentiair inrichtingswerker Rocky haalt Den Hertog zijn jongens van de E-vleugel op. In de centrale bewakingsruimte gooit hij een zak slagroomsoesjes op tafel. „Voor bij de koffie mannen. En is er nog wat over van m'n lijstje?" „Effe kijken", antwoordt de verantwoordelijke bewaker. „Bosch is los, de rest zit nog. En er is een nieuwe bij gekomen."

Markus
Achter de deur staan de liefhebbers al gereed. „Hé Willem, gingen we 't nou over Lukas 14 hebben of over Markus 14?" brult een langharige knaap met zwarte pet, de klep in de nek. Den Hertog hoort het niet. Hij is aangeklampt door een jongeman met een opvallend verzorgd uiterlijk. Vanuit zijn cel drijft de geur van luxe after-shave de gang op. „Je hebt 't zeker wel gehoord", fluistert hij aangeslagen. „Twintig jaar! M'n vrouw is er kapot van." „Joh André, ik heb nu weinig tijd, maar ik kom je binnenkort opzoeken", belooft Den Hertog. Achter de Arubaanse bewaker dalen de vijf gedetineerden door het betonnen trappenhuis af naar de begane grond. Terwijl ze een plaats in de gespreksruimte zoeken, probeert Den Hertog de nieuwkomer op z'n gemak te stellen. „Weet jij wat van de Bijbel, Jozuf?" „Klein beetje", antwoordt de Afrikaan. „We vinden het in ieder geval fijn dat je erbij wilt zijn", verzekert de evangelist. „Met elkaar zullen we gaan luisteren naar het Woord van de levende God. Maar eerst wil Garcia iets zeggen.

Waakt en bid
De kalende Colombiaan is met z'n grijze kostuum en zwarte schoenen een opvallende verschijning in het gezelschap. Staande achter zijn stoel, de handen gevouwen, stromen de woorden over zijn lippen. „Hij zegt dat we ons door het Woord van God moeten laten leiden", tolkt Rocky. „Doen we", belooft Arend, maar dan motte we wel effe wete over welke bladzij we her precies hebben." „Markus 14 vanaf vers 32, bladzij 936", zegt Den Hertog. „Zat ik toch goed he", roept de drugsdealer naar de islamitische Taskin, die tegenover hem zit. „'k Heb het goed bestudeerd deze keer. Vijf dagen op cel gezeten." „Ga jij verder Welles", vraagt Den Hertog, als Taskin de pericoop tot halverwege heeft gelezen. „Waar zijn we nou?" vraagt de Afrikaan. „Veertig", wijst Arend.
Met een volume of hij kerk voor zich heeft, zet evangelist de betekenis bijbelgedeelte uiteen. „Lees nog eens mee in vers 38. Dat zijn kernwoorden voor jullie. 'Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt.' Waken, wanneer doe je dat?" „Bij een zieke", zegt Taskin. „Dat kan Rocky het best vertellen", grijnst Arend. „Waken en bidden zijn broer en zus", onderwijst Den Hertog. „Op scherp staan en tegelijk afhankelijk zijn. Zoals die knaap die de bajes uitging en me vroeg: Wil je voor me bidden, want buiten staan al tien duivels gereed om me weer het circuit in te trekken."

Wafeis
Aan discussies begint de alternatieve pastor zelden. „Dan is het einde zoek." In plaats daarvan doet hij week aan week een appèl op het hart van de gevangenen. „Lieve vrienden, welk een Vriend is onze Jezus. Maar dan moeten we Hem kennen. Het is niet genoeg als je weet dat Hij de schuld heeft betaald. Je moet weten dat jouw schuld is verzoend. Ook deze dag worden jullie weer genodigd om met je schuld tot Hem te komen." „Amen", antwoorden de gevangenen.
En dan zijn er de soezen. Plus een Bijbel voor de nieuwkomer. „Vriend Jozuf God zegene Zijn Woord aan je hart". De Afrikaanse gedetineerde knikt onwennig. Achter hem schenkt Welles koffie. Garcia deelt traditiegetrouw zijn zelfgemaakte wafels, bereid van crackers en pindakaas, met zorg geschikt in een plastic trommeltje. Aan de binnenkant van het deksel heeft hij een rood kruis getekend. Voor Den Hertog neemt hij steevast twee blikjes Dextro Energy mee. Een liefdeblijk voor de schat die hij achter de tralies heeft ontvangen. „Als ik om vier uur wakker word, bedank ik God voor de nieuwe dag. Ik bid dat het een goede dag mag zijn, waarin ik niet zondig. Ik bid voor mijn vrouw, mijn kinderen, mijn familie. Voor alle gevangenen, dat ook zij God leren kennen. Voor de bewakers, die mij zo goed behandelen. Of we broeders zijn." „Nou, dat is persoonlijk", nuanceert Arend.

Verlosser
Om kwart voor elf wordt het vijftal weer afgeleverd op de E-vleugel. Voor ze de cel ingaan, vraagt Garcia nog één keer het woord. „Jullie hebben tijd om tv te kijken, tijd om muziek te luisteren, maak nu ook eens tijd om God te
zoeken." Z'n lotgenoten knikken. Dat met Garcia iets is gebeurd, staat voor de hele E-vleugel als een paal boven water.
Boven de deur van zijn cel heeft hij een papieren kerkklok gehangen. Het schoolbord naast het tralievenster is bedekt met bijbelse prenten, afbeeldingen van Albert Wessels over de Christenreis, pasfoto's van kleinkinderen en een sticker met "I love Jesus". In de smalle ruimte die is uitgespaard, staat met krijt geschreven: "Kerk Willem den Hertog". En boven het bed: "Ik ben de Weg". Veertien maanden zit de Colombiaan al. Voor Rocky is het de vreemdste zaak in zijn carrière. De Zuidamerikaanse gedetineerde heeft enkel een boodschap doorgegeven bij een drugssmokkel. „Normaal krijg je voor zoiets een berisping. Tegen hem is vier en een halfjaar geeist.
Voor Garcia is het duidelijker. Boven justitie ziet hij de hemelse Rechter, Die hem in Scheveningen op de knieën bracht. Door de Spaanse Bijbel die hij van Den Hertog kreeg. „Ik heb hier Christus gevonden, de Verlosser. Nee, Christus heeft mij gevonden. Ik weet dat Hij me ziet. Ik heb geleerd om te lijden voor Hem." Sinds enkele maanden volgt hij een schriftelijke cursus theologie. Met een gelukkige lach toont hij de lectuur die hem uit tal van Spaanssprekende landen is toegestuurd. Resultaat van een intensieve correspondentie vanuit de cel, die voor de gevangene meer een kapel is. „Ik ga heel weinig naar buiten. Hier ervaar ik vrede. Vrede met God."

De bunker
Ook de Biba, voor insiders "de bunker", behoort tot het arbeidsveld van Den Hertog. Slechts 36 gevangenen bergt het gebouw, twaalf per etage. De bovenste verdieping is het beruchtst. Afdeling zware zedendelicten. „Praktisch allemaal mensen die ook zelf in hun jeugd zijn misbruikt", weet Den Hertog. De cellen komen uit op een reusachtige corridor, waar geen streep zonlicht doordringt. Om er wat kleur aan te geven, zijn wandschilderingen aangebracht. Achterin staat Michel, een onopvallende vijftiger. Door de geopende deur van zijn cel zijn posters van trucks zichtbaar. Zonder uitzondering Mercedes. „M'n zaak komt binnenkort weer voor", vertelt de vrachtwagenchauffeur monter. Hij is optimistisch gestemd. „Verschillende advocaten hebben gevraagd of ze me mogen verdedigen, maar ik doe het deze keer zelf. M'n pleidooi is al geschreven.
Het merendeel van de gedetineerden vindt het onbegrijpelijk dat Den Hertog ook op "drie" komt. „Dat is in hun ogen echt het afval. En ik moet eerlijk zijn, ook ik moet soms iets overwinnen. Als iemand me vertelt hoe hij een gruwelijke kindermoord heeft bedreven, heb ook ik een slechte nacht. Je kunt maar beter niet alles weten. De zaak is voor de rechter, ik ben voor de ziel. Ga je over de zaak na lopen denken, dan kun je met sommigen nauwelijks een gesprek aangaan. In de praktijk is dat hier sowieso al moeilijk. Bij de meesten in de bunker blijft het bij een praatje en een soesje."

Diepste gevoelens
Met een enkeling, zoals Alex, is er een wezenlijker contact. Door schemerlampen en prenten heeft de gedetineerde wat sfeer gebracht in de paar vierkante meter cel. Achter het wandmeubeltje staat zijn gitaar. Bij de deur liggen de boeken die hij van Den Hertog heeft gekregen. Naast een blankhouten kruisje.
Verder heb ik hier op de afdeling niemand om over God te spreken. Daarom lees ik veel. Als je je echt aan God over kunt geven, vermindert dat een beetje de pijn van binnen. In het begin wilde ik mezelf alleen maar straffen. Je hebt dat gedaan. Je hebt die straf gekregen. Terecht. Daar ging ik aan kapot. Nu kan ik erover praten." Na het uitzitten van zijn straf ligt tbs in het verschiet. „Zonder God zal het onmogelijk zijn", zegt Den Hertog, „maar met God zijn alle dingen mogelijk. Hoe is het trouwens met moeder, Alex." „Goed", antwoordt de celbewoner dankbaar. „Ze is weer thuis. Regelmatig bellen we naar elkaar. Dan bidden we samen via de telefoon. Dat is vroeger nooit gebeurd. M'n vader kon het niet hebben als we baden. Ik mocht ook niet naar de kerk, of zo. Maar nu gaat het heel fijn."

Oerknal
In een schemerduistere cel halverwege de unit zitten vier gedetineerden bij elkaar. De vaste bewoner ligt in bed, met verwilderde baard en ontbloot bovenlijf Een jonge knaap zit aan zijn voeteneind. Tegen de muur hangt een wasbleke veertiger. Voor het gordijn dat het zonlicht buitensluit, zit Koos. Hij behoort tot de inventaris van de bunker. Zestien jaar heeft hij er al op zitten. Het witte sluike haar hangt onverzorgd voor zijn kapotte gezicht.
„Je komt precies op tijd, Willem", roept de misdadiger. „We hadden het net over de oerknal." „Aha, over de schepping", lacht Den Hertog. „Wat is dat heerlijk vrienden, dat er een almachtige God is Die alles gemaakt heeft." „En dat moeten wij geloven", reageert Koos cynisch. „Het geloof is een gave van de almachtige God", vervolgt de evangelist onverstoorbaar. „Als je het ontvangt, krijg je een heel ander zicht op de zaken..." „Zo, en waarom heb jij dat dan wel en ik niet? Waarom moesten ze mekaar in Roeanda afslachten, in de kerk meneer. Je bedoelt het goed Willem, maar wat heb jij nou meegemaakt...?" „Ho even", onderbreekt Den Hertog emotioneel. „Waarom ben ik in een straatarm gezin geboren? Waarom was ik met m'n zevende m'n moeder kwijt? Waarom stond ik er al heel jong alleen voor in deze wereld. Waarom moest het meisje van wie ik zielsveel hield verdrinken..." „Fijne God", spot Koos. „Ja jongen, een God die me door dat alles aan Zijn voeten heeft gebracht. Die me liet zien hoe dat kruis doordrenkt was van Zijn liefde." „Dat zou ik ook wel willen hebben", bekent de knaap op het bed, die met zichtbare verbazing heeft zitten luisteren. „Maar dan moet je toch eerst wat voelen. Hoe kun je nou geloven zonder dat je iets voelt?" „Je verstand opzij zetten en de vuile was buiten hangen", adviseert Koos. „Dat was twee keer de spijker op z'n kop", zegt Den Hertog. „Je vernederen en VQor God je knieën buigen." In de deuropening heeft een bewaker postgevat. Het is bloktijd heren, de deur gaat dicht. „Zo is dat", buldert Koos, „hier kun je ons niet mee opsluiten."

Geduld
Nu de celdeuren vergrendeld zijn, lijkt de bunker uitgestorven. Op de tweede verdieping vinden we na enig zoeken een gespierde dame achter een televisie. Waar Abdullah is, informeert Den Hertog. „Die zit in de strafcel op drie", deelt de bewaakster mee. „Gevochten. Toen-ie hier kwam zeiden ze: 'Die gaat met tien dagen door het lint', maar hij heeft zich vier maanden keurig gedragen. Eergisteren ging het mis. Dan kan-ie de druk niet meer aan, wordt 't rood voor z'n ogen en gaat-ie met iedereen op de vuist."
Tijd om te eten gunt de evangelist zichzelf niet. De dagen achter de tralies benut hij tot de laatste minuut. Dravend van afdeling naar afdeling. Om twee uur moet hij weer in "De Kantelberg" zijn, voor de gespreksgroep van de D-vleugel. De intellectuele afdeling van het Huis van Bewaring. Als we er arriveren, banjert het merendeel van de gedetineerden over de gang. Ze hebben net luchtuur gehad. Een Aziaat zit op de kliko te telefoneren. Uit het washok komt een bodybuilder met gladgeschoren schedel te voorschijn, het blote lijf bedekt met een doek. „Ha die Willem", brult hij enthousiast. „Alles kits? Ja, effe geduld graag, ik zal toch een broekie aan motte trekken. Of mot ik soms in m'n blote tokus mee?" Kwart over twee heeft het koor een plaats gevonden in de multifunktionele ruimte. Negen gedetineerden, afkomstig uit alle werelddelen. Naast me zit Jan, Rotterdams café-eigenaar en oud-Europees kampioen kickboksen. In het Penitentiair Complex Scheveningen bekend als sporthulp. Zijn haardos, die uidoopt in een lange paardestaart, gaat grotendeels schuil onder een paars hoofddoekje.

Twee vrouwen
Het is de derde keer dat hij zit. „Maar nu onschuldig", verzekert hij me. „Opdracht tot moord, door een stel Joegoslaven. Ik ken die lui amper. Half april wordt de zaak heropend. Twee jaar zit ik nu al. Voor m'n kinderen vind ik 't nog het ergst." De oudste twee zijn twaalf. „Nee, geen tweeling, ik had in die tijd twee vrouwen." Sinds enkele jaren woont hij samen met Linda, een Molukse. „Daar heb ik net voor ik vast kwam te zitten een kind van gekregen. Dat is wel een stimulans om vol te houden. Als ze op bezoek komen, zegt-ie "papa" tegen me, maar hij weet amper wat het inhoudt. Hij blijft afstandelijk. Daar baal ik goed van." „Zeg jongens, wie zet vandaag koffie", vraagt Den Hertog. „Neem Roy maar, adviseert de caféhouder. „Die ken kletsen as een wijf, dus dan ken je ook koffiezetten." Zelf wil hij wel lezen, als Willem even een nieuwe Bijbel voor hem heeft. „De mijne heb ik aan Linda gegeven. Die rijdt nooit zonder Bijbel in de auto. Soort bijgeloof Bijna al die Molukkers zijn gelovig."

Oudhollands
Moeizaam worstelt de voormalige kickbokser zich door de perikoop uit Markus. „Lastig lezen, Willem, dat Oudhollands." „Maar deze vertaling staat wel het dichtst bij de talen waarin de Bijbel geschreven is", motiveert Den Hertog. „En 't hèb wel iets", vindt bodybuilder Peter, die zich in een rood joggingpak heeft gehesen. „Iets ouds."
Opnieuw zet de evangelist uiteen waarom de Zoon van God moest worden geperst, zo dat Zijn zweet tot bloed werd. Door de last van de toorn van God over de zonde. „Wat betekent verzoeking?" interrumpeert Peter. Geen van de gedetineerden heeft enig idee. „Verleiding misschien", waagt Roy. „Heel goed", bevestigt Den Hertog. „Kijk jongens, van het een komt het ander. Je kunt een paar ruggen verdienen met softdrugs. De volgende keer doe je er ook wat coke bij. Eenmalig. Maar ja, het verdient leuk..." Kocak knikt. Hij weet er alles van. „Lieve vrienden, laat je niet langer leiden door de geest van de boze, maar door de Heilige Geest. Wees ervan verzekerd dat geen gevangenismuur Gods liefde kan tegenhouden. Goddelozen worden met God verzoend, door het bloed van onze Heere Jezus..." „'t Is toch frappant dat iemand zo in die dingen kan opgaan", fluistert Jan me toe. „Mij zegt 't niks, maar bij hem is het echt. Dat voel je. Voordat ik Willem leerde kennen, wist ik niet dat zoiets bestond."

Valkparkiet
Alleen de eerste verdieping van de bunker staat nog op het programma. Als het even kan brengt Den Hertog wekelijks een bezoek aan Roel. Al vijf en een halfjaar deelt hij z'n cel met een valkparkiet. Vier en een half jaar heeft hij nog voor de boeg. Na ontslag wacht tbs. „Neem je tijd om gelukkig te zijn", luidt het motto van de maand op zijn bajeskalender. In de kast staat "De Bijbel in vertelling en beeld" ingeklemd tussen "De duivelsverzen" en het Yoga Oefenboek. Met zijn nerveus trillende vingers heeft de tengere gedetineerde weinig van een moordenaar. Beleefd informeert hij of het mogelijk is een plaatje van hem te schieten. „Samen met m'n maatjes. Met Jan en met Joop." De mannen komen net binnen. Beide in slonzige outfit, van borst tot enkel getatoueerd, de oren geringd.
„Die gesprekken met Willem zijn m'n uitlaatklep", zegt Roel. „Ik maak 'm nou al drie jaar mee, en ik heb nooit gemerkt dat iets doorgekletst wordt. Hoe lang kennen we mekaar nou al, Willem? Ik denk wel drie jaar. Nog in het ouwe stiltecentrum, weet je niet. Met Rinus. Door Willem ben ik in de Bijbel gaan lezen. Het boeit me wel. Ze hebben allemaal hun eigen profeten. Mohammed in het moslimgebeuren. Dat was wel een profeet, maar niet de grote man. Net zoals Jezus niet de grote man was." „Toch wel", weerlegt Den Hertog. „Nee, Willem, God is de grote man. Zonder God had Jezus hier niet op aarde geweest, wees eerlijk..." Luister eens Roel", spreekt de evangelist overredend, „als er geen zonde was geweest, was Jezus niet op aarde geweest." „Natuurlijk", erkent de gedetineerde, „niemand is zondeloos..." „Jawel, maar het is nodig dat we persoonUjk onze schuld gaan zien. Daarom wilde ik samen met jullie gaan lezen over het lijden van de Heere Jezus in Gethsémane. „Toen ik dat stukje las", zegt Roel, „toen dacht ik: Jezus was toch ook maar een mens. 'O God, waar ben U nou, hoe kom ik uit deze ellende.' 't Is altijd wat geweest. Een paar jaar geleden was het Joegoslavië, nu weer oorlog in Albanië. Laat ik 't zo zeggen, daar is de p... uitgebroken."

Te laat
„Voor de laatste keer op deze dag grijpt Den Hertog de gelegenheid aan om te verkondigen hoe de eeuwige Zoon van God mens werd, om te betalen voor de schuld van de zonde. „Valse getuigen staan tegen Hem op. Leugen en bedrog. Waarom? Opdat die moordenaar naast hem gered zou kunnen worden. Die man roept 't uit: 'Wij lijden rechtvaardig, maar deze onrechtvaardig'. Dat is nodig, lieve vrienden. Dat we buigen voor God. Dat we Christus gaan benodigen. Die Christus Die op deze wereld Zijn bloed heeft vergoten, om zondaren te zaligen."
Met een vreemde blik staart de gedetineerde de evangelist aan. „Waarom gekleineerd worden in de hemel, as je ken regeren in de hel? Trouwens, de keuze wordt pas gemaakt op het moment dat je doodgaat." „Dat is te laat, Roel", waarschuwt Den Hertog. Of we niet vergeten dat hij nog gefotografeerd zou worden met z'n parkiet, waarschuwt Joop. Het beestje vliegt vrij rond in z'n cel. „Op m'n schouder", commandeert de gedetineerde. Gehoorzaam gaat de vogel zitten, wiekt verschrikt weg als de flitser afgaat en landt weer op de grijze dos van Den Hertog. Het gejoel van de gedetineerden echoot over de holle gang. „Nou jongens", maant de evangelist, „we moeten nog even afscheid nemen bij de bewaking en dan zit het er weer op voor vandaag." De dienstdoende bewaker weet wat er komt. „Die soesjes van Willem, dat is een ellende. Elke keer denk je: Deze keer neem ik er maar één. Maar je pakt er nog een. En nog een. Daar is-ie rijk mee geworden, moet je maar denken." Aan tafel blikt gewelddadige Harry verbaasd naar het kapsel van de zakenman. „He Willem, d'r zit vogeleschijt op je hoofd." „Dat mot je niet zeggen man", buldert Joop in de deuropening. „Ik wel", grijnst z'n overzeese maatje. „We laten Willem niet voor schut lopen."

Wonder
„De Bijbel laat mensen koud, hij maakt ze anders of hij maakt ze nieuw", constateert de evangelist als we weer aan de goede kant van de muur staan. „Anders of nieuw, dat zijn absoluut verschillende zaken. Toch ben ik al vreselijk blij als ik dingen zie veranderen. Gore platen die van de muur gaan en in plaats daarvan een prent, een gezang. "Ruwe stormen mogen woeden", "Hoe dichter ik nader tot het huis van mijn vader". Daar heb ik er al wat van weggegeven. En soms mag je hoop hebben dat God levens echt heeft vernieuwd, zoals bij Garcia. Bij hem zie ik de vruchten van waarachtige bekering. In de ootmoed, het aanhoudend bidden, het gedurig Bijbellezen..." Het werk achter de tralies heeft ook zijn eigen leven beïnvloed. „Ik leef in uitersten, niet alleen materieel maar ook sociaal. Tussen mensen van de Gereformeerde Gemeenten en mensen die de naam van God enkel als een vloek kenden. Ik heb me nooit zo druk gemaakt om uiterlijk vertoon, maar hier ga je het nog meer relativeren. En tegelijk ben ik nog dieper overtuigd geraakt van de macht van de zonde. De diepte van m'n eigen ongerechtigheid. En het wonder dat m'n eigen kinderen hier niet zitten."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 april 1997

Terdege | 88 Pagina's

Het Evangelie achter de tralies

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 april 1997

Terdege | 88 Pagina's