Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bijzondere wondervolle leiding des Heeren met wijlen ds. G. van Reenen (6)

Bekijk het origineel

De bijzondere wondervolle leiding des Heeren met wijlen ds. G. van Reenen (6)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het ging tegen ons heerlijk Pinksterfeest, het feest van de Heilige Geest. Ik moest dus preken over de Heilige Geest. Dat had ik wel meer gedaan, maar... kennen deed ik Hem niet. Nu zou ik Hem echter leren kennen. Ik kreeg pijn in mijn zijde, nogal erg, en moest naar bed.

Daar raakte ik in overdenking hoe dat de Heere alles wat Hij geschapen heeft, goed geschapen heeft. Edoch de mens had ook wat in het aanzijn geroepen, dat was de zonde. Ja, die vreselijke zonde was er door ons. Die zonde zag ik als een doornstruik, als een woekerplant; die zonde had ik met eigen hand op de akker van mijn hart overgebracht, en nu was die pijn in mijn zijde er nog het gevolg van.
Onmiddellijk vielen mij met kracht deze woorden in: ‘Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij’. Mijn geest werd afgetrokken en daar zag ik die zoete, dierbare Heere Jezus, mijn dierbare Jezus. Ja, daar zag ik Hem, Die mijn ziel liefheeft, verheerlijkt aan Gods Rechterhand. O! wat ging mijn ziel naar Hem uit, om bij Hem te mogen zijn, en altijd bij Hem te mogen blijven. En, o wonder, nu zag ik, voelde ik, hoorde ik, hoe ook die zoete Jezus met hijgend verlangen vervuld was om mij bij Zich te mogen hebben. O! het was mij, als voelde ik: dat Jezus Zich niet volmaakt gevoelde, zolang als Hij mij niet bij Zich had (van tevoren wist ik dat de Heere een volk op aarde had dat naar Hem zuchtte en innig verlangde bij Hem te zijn, doch nu werd ik gewaar dat ook de Heere in de hemel met hijgend verlangen de stonde verbeidt dat Hij Zijn bruid in Zijn armen mag sluiten). O! wat smolt mijn zieleliefde met die van Jezus in één.
Wij hadden beiden, de Heere en ik, één liefde, één begeerte, één verlangen, maar wij moesten ook beiden wachten tot het stondeke in Gods Raad bepaald. En toen met die woorden: ‘Gij troost mij’ ging mijn oog open voor die derde Persoon in de aanbiddelijke Drie-eenheid, de Heilige Geest.
Hij was het Die mij troostte. Ik voelde Zijn inwoning in mijn hart. Ik zag zo klaar als de dag, hoe Hij het was, Die mij gezocht had, geleid had, geleerd had, vertroost had. Ja, ik zag daar hoe de Vader een kelk des heils (dat is de zaligheid) voor mij had verordineerd al van eeuwigheid. Hoe de Zoon Die voor mij had verworven door Zijn leven, lijden en sterven maar hoe het nu de Heilige Geest was Die mij voor dat heil bekwaam gemaakt had en mij uit die kelk deed drinken.
Dat had ik nooit geweten, nooit opgemerkt. Ik zag hoe de Heilige Geest Zich altijd had verborgen gehouden. Hoe Hij het licht had laten vallen, eerst op de Vader, en toen op de Zoon. Ik werd gewaar hoe de Heilige Geest Zich had verlustigd waar mijn ziel de Vader en de Zoon verheerlijkte. Nu viel het volle licht op Hem. Welk een liefde! Welk een vlam van innige, heilige, zalige liefde ontbrandde toen in mijn ziel tot de Heilige Geest. Mijn ziel riep enkel uit: ‘Lieve Geest! zoete Geest! dierbare Geest!’ Ik kon geen namen vinden die konden uitdrukken wat ik voor die lieve Geest gevoelde.
En... daar had ik nu mijn kwitantie, het zegel van mijn erfrecht, het pand van Gods liefde, van Jezus’ trouw, mijn pas voor de hemel. Ja, toen ging ik (om bij gelijkenis te spreken) als een opgetuigd driemasteroorlogsschip de wereldzee in en toen kliefde mijn schip de golven. Ik kon zingen met de dichter van Psalm 46:2: ‘Laat vrij het schuimend zeenat bruisen’.
En wat is er nu van dat trotse oorlogsschip van dertien jaren overgebleven, denkt u? Een wrak, met weggeslagen zeilen, gebroken masten, vernagelde kanonnen en zonder roer! Hoe is dat schip zo afgetuigd? Hoe is dat goud zo verdonkerd? Hoe is die kroon zo omgekeerd? Ja, hoe?
Eén ding rest mij nog! Bij helder weer zie ik in de verte nog een vuurtoren (2 Petr. 1:19). Daar in de verte zie ik bij helder weer nog een banier wapperen waar ik op lees: ‘God is Getrouw! God is Getrouw!’ Doch dat is voor mij slechts leesbaar als het licht is, daarom eindig ik met de verzuchting:

Zend, Heere ! Uw licht en waarheid neder,
En breng mij, door dien glans geleid,
Tot Uw gewijde tente weder;
Dan, klimt mijn bange ziel gereder
Ten berge van Uw Heiligheid,
Daar mij Uw Gunst verbeidt.

(slot)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2014

De Saambinder | 16 Pagina's

De bijzondere wondervolle leiding des Heeren met wijlen ds. G. van Reenen (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 2014

De Saambinder | 16 Pagina's