Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de oude doos….

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de oude doos….

Een themanummer over het godsdienstonderwijs - maar dan dertig jaar geleden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze uitgave over het thema godsdienstonderwijs is niet het eerste themanummer over dit onderwerp in de geschiedenis van DRS Magazine. Zo verscheen er in april 1981 een lijvige uitgave van 96 paginas met veel lezenswaardige artikelen. Ds. K. de Gier, waarnemend voorzitter van de VGS op dat moment, schrijft in zijn voorwoord dat het godsdienstonderwijs het voornaamste vak moet blijven op onze scholen en dat de VGS om een uitgebreide verspreiding te voorkomen en tevens om het nummer een wat aantrekkelijker vorm te gaven extra financiële steun heeft gegeven om deze uitgave mogelijk te maken. Nu - precies dertig jaar later – een selectie uit de oude doos. En voor de geïnteresseerde lezer: op onze website www.DRS -Online. nl is het gehele themanummer terug te vinden.

‘Godsdienstige opvoeding op school – bij ieder vak’, is de titel van het eerste artikel. De schrijver van het artikel, C.J. Meeuse, gaat met name in op de belangrijke rol die de onderwijsgevende speelt in de godsdienstige opvoeding. ‘Wie zijn kinderen christelijk op wil voeden moet ze naar een christelijke school sturen. Maar een school die christelijk wil zijn, moet christelijke onderwijsgevenden voor de klas hebben staan.’

Meeuse komt tot zes stellingen, die het belang weergeven van de persoon van de onderwijsgevende. In de eerste plaats moet het ‘getuigenis van een oprecht geloof en vroom leven als voorwaarde gelden voor ieder, die in het christelijk onderwijs dienstbaar wil zijn.’ In de tweede plaats wordt door iedereen die onderwijs geeft ‘de godsdienstige overtuiging van de leerlingen beïnvloed’. De derde stelling luidt: ‘Neutraal onderwijs is goddeloos’. Ook het nalaten van iets kan zonde zijn, zo geeft de auteur aan. De godsdienstige opvoeding mag niet beperkt blijven tot een halfuurtje aan het begin van de dag, stelt stelling 4: ‘Als Gods Woord niet medebepalend is voor de leerstof, schiet het christelijk onderwijs haar doel voorbij.’ Christelijk onderwijs heeft ook te maken met de wijze waarop we de leerlingen zien en met hen omgaan: ‘Zonder belangstelling voor en liefde tot de leerlingen kan het onderwijs niet christelijk heten.’ Ten slotte poneert Meeuse de stelling dat bij de godsdienstige opvoeding de invloed van medeleerlingen moeilijk is te overschatten.

‘Wie is trouw?’, zo lezen we aan het einde van het artikel. ‘Wie is tot deze dingen bekwaam? Wie heeft een oprecht geloof en een vroom leven? Wie durft zeggen dat hij de godsdienstige opvoeding positief beïnvloedt, de leerstof op de juiste wijze en in het goed verband, niet teveel en niet te weinig en met liefde en begrip voor alle leerlingen doorgeeft? Wie komt er verder dan een ernaar “jagen”, en wie jaagt ernaar in eigen kracht? Godsdienstige opvoeding is een onmogelijk werk. En wee, wie het niet volbrengt. Tenzij….’

Met studie en gebed

C. de Bode gaat in op de voorbereiding van de Bijbelse Geschiedenisles. Hij refereert aan een leerplan dat hij onder ogen kreeg en waarin hij las: ‘De onderwijzer(es) bereide zijn (haar) lessen voor met studie en gebed.’ Het is een ‘ernstig gemeende raad’, zo schrijft de auteur. Want in ‘deze tijd bedreigen grote gevaren onze leerkrachten. Er wordt zoveel van hen gevergd. Er moet vandaag aan de dag zoveel worden vergaderd. Hoeveel teams van leerkrachten zitten er niet tot laat in de avond om de tafel. Wat een werkcommissies en werkgroepen zijn er niet in het leven geroepen om weliswaar noodzakelijke studies te doen en ontwerpen te maken, maar wat een tijd vergt dat niet. Zoveel tijd dat er dikwijls van een goede voorbereiding voor de andere dag geen tijd meer over is.’ Een goede, verantwoorde Bijbelles, kent een goede voorbereiding, zo stelt De Bode. De hele les vraagt vooraf doordenking: van de keuze van de psalmen, tot de vraag wat het verhaal ons te zeggen heeft. Van de openingszin tot de verwerking.

Vanzelfsprekend wordt de bron zelf, de Bijbel, het eerst ter hand genomen, met de kanttekeningen. En daarnaast kunnen ook bronnen als Stock, Waterink, De Rover, Ten Have en Bavink helpen bij de voorbereiding. En de zogenaamde kinderbijbels wil De Bode geen bronnen noemen, maar ‘om een zekere verteltrant te leren zijn ze voor de collega’s zeker aan te bevelen’. Het gebruik van steeds dezelfde kinderbijbel kan imitatiegedrag opleveren. ‘Waak in deze voor eenzijdigheid’ en probeer een eigen stijl te ontwikkelen.

Het sprookje

In het themanummer is ook een artikel opgenomen over de bijbelvertelling en het sprookje. Een onderwerp, zo geeft de auteur G.D. Pas aan, waarover de standpunten ‘vaak grotendeels op traditie berusten’. Pas rekent af met de gedachte dat we de kinderen tekort doen in hun ontwikkeling als we ze sprookjes onthouden. Veel sprookjes passen niet ‘in de Bijbelse denkwereld.’ Tegelijkertijd is het ‘een weinig reëel standpunt’ om alle sprookjes af te wijzen.

N.J. Teerds schrijft een artikel over de rol van de belijdenisgeschriften bij de Bijbelse geschiedenis. Ook 30 jaar geleden blijkt het leren van catechismusvragen geen gemakkelijke opgave. Teerds doet verschillende suggesties. Zo kan het aanleren plaatsvinden in alleen de zesde klas. Maar dan leert met alleen de eerste 40 vragen en antwoorden. Als men zowel in de vijfde als in de zesde klas catechismusvragen leert, komt men op 80 vragen. En om alle vragen te leren moet men er zowel in de vierde als in de vijfde en zesde klas aandacht aan besteden. ‘Dit blijkt in de praktijk echter weinig te gebeuren’, zo constateert Teerds. Hij sluit zijn artikel af met ‘Tenslotte nog een raadgeving: Het enige keren declameren van Catechismusvraag en – antwoord aan het begin van elke schooltijd vergemakkelijkt het leren ervan en lost soms veel problemen op.’

Verwerkingsvormen

Ook is er aandacht voor verwerkingsvormen. Dit is belangrijk, zo geven M. Rijnhout en mej. M. Keijzer aan, omdat geboeid luisteren naar een vertelling nog niet garandeert dat het verhaal ook begrepen is. ‘Om aan de weet te komen wat onthouden is, moeten we op zoek naar verwerkingsvormen die ons zo doeltreffend en veelzijdig mogelijk informeren over de mate van toe-eigening.’ De auteurs komen met ‘doeltreffende en veelzijdige’ verwerkingsvormen: het verhaal terug laten vertellen, een nagesprek, het aanleren van een psalm of Bijbellied, voorlezen van een Bijbels geschiedenisboekje, het verwerkingsschrift, het lezen van Bijbelgedeelten, het maken van opdrachten, het maken van (groeps)opstellen, gedichtjes laten maken, het memoriseren van teksten, het zoeken van krantenknipsels bij bepaalde vertellingen, het maken van een levenslijn van een Bijbels persoon en nog veel meer.

‘Het is erg belangrijk om vooral in de hogere leerjaren de kinderen met het Woord zelf te confronteren’, zo schrijven Rijnhout en Keijzer. ‘Laat het Woord spreken. […] Het gebruik van de Bijbel is een bij uitstek geschikte werkvorm om het gehoorde te plaatsen in de realiteit van het leven van alledag van de kinderen. Op eenvoudige wijze kunnen (actuele) dogmatische en ethische vragen getoetst worden aan Gods Woord.’

De aansluiting LO -VO

Op de lagere school staat bij het vak Bijbelse geschiedenis het vertellen centraal. In het voortgezet onderwijs wordt over het algemeen gedoceerd. ‘De leraar bespreekt voor leerlingen, die tot taak hebben te luisteren.’ De aansluiting tussen lager onderwijs en voortgezet onderwijs verloopt dan ook niet altijd optimaal, zo beschrijft G.J. Capellen. ‘Als leerlingen van de toeleverende basisscholen op een school voor voortgezet onderwijs komen, klagen ze de eerste weken nogal eens over het “moeilijke” vak godsdienst.’ De overgang kan minder abrupt worden als lagere scholen in groep 6 een thematische behandeling van verschillende verhalen verzorgen en ook het lezen van de Bijbel een belangrijke plaats inneemt. ‘De leerlingen moeten het gelezene verklaren.’ In de brugklas is het belangrijk dat aandacht worden geschonken ‘aan verschillende didactische werkvormen’.

Motivatie

Er is nog veel waardevols weer te geven uit dit 30 jaar oude themanummer. De ruimte om dit te doen is echter beperkt. Een bijdrage wil ik u niet onthouden en dat betreft een artikel over de motivatie voor het godsdienstonderwijs in de puberteit. Feitenkennis is belangrijk, zo schrijft J. de Jager, maar niet het belangrijkste. ‘De docent godsdienst heeft immers als geen ander steeds weer de gelegenheid de jonge mensen te wijzen op “het dierbaarste” van het leven, zoals de strijders voor de christelijke school het uitdrukten.’

De Jager schrijft over de innerlijke motivatie voor ‘de waarheid Gods’ die van nature ontbreekt. Maar, zo geeft hij ook aan: ‘Dit mag de docent godsdienst in geen geval weerhouden alle mogelijke middelen aan te wenden om het Woord “aan de deur van het hart” te leggen.’ Hij geeft hiervoor verschillende ‘praktische wenken’. Zo is een ‘sfeer van orde en rust een eerste vereiste’, is ‘overwicht’ van de docent godsdienst heel belangrijk, dient de ernst van de leerstof tot uiting te komen in houding, stem en woordkeus, moet de docent kennis hebben van ‘specifieke puber-problemen’ en is ‘een belangrijke factor ter opwekking van de motivatie het behandelen van eigentijdse problemen en verschijnselen’.

‘En gij zult ze uw kinderen inscherpen… Hoe schoon wordt hier de bijzondere taak van de opvoeder met betrekking tot het onderwijs uit Gods Woord uitgebeeld’, zo sluit De Jager zijn artikel af. ‘Doet het met naarstigheid, ingespannenheid; doet het met regelmaat, met beleid en met alle de u geschonken bekwaamheden.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2011

De Reformatorische School | 40 Pagina's

Uit de oude doos….

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 2011

De Reformatorische School | 40 Pagina's