Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ghelijck een herder...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ghelijck een herder...

(Rede gehouden door C. A. Tukker in de Bevrijdingssamenkomst, belegd door de Afd. Gouda van 'Protestants Nederland' op 5 mei 1981 in de St. Janskerk te Gouda).

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De titel van mijn referaat 'Ghelijck een herder tot bewaernisse van sijne schapen' is ontleend aan het Placcaert van Verlatinghe van 22 juli 1581, waarin de noordelijke Nederlanden de formele band met de landsheer verbraken. Dat geschiedde een maand na de afloop van de Middelburgse nationale synode, 21 juni 1581. En enkele maanden na de verdediging, waarmee de Prins van Oranje had gereageerd op de ban, die koning Filips II over Willem van Oranje had uitgesproken.

Ik zet al deze feiten op een rij, omdat er duidelijk uit blijkt dat staat en kerk, overheid en godsdienst in die bange tijd alles met elkaar te maken hadden. De prins was geen ketter, hypocriet, oproerkraaier, rebel, vreemdeling, vijand van de mensheid, pest voor het christendom, schurk en verrader - zoals de Ban, gedecreteerd bij de Coninck tegen Willem van Oraignyen als hoofd, beroerder en bederver van heel het christenrijk, hem noemt. De prins is integendeel de vader van de godsdienstvrede, die hij sedert 1574 had trachten in te voeren: wanneer 100 gezinnen in een stad of grote dorpsgemeenschap vroegen om vrijheid voor hun godsdienstoefening, moest hun die gegeven worden^). En al is die godsdienstvrede nu niet bepaald een succes geworden, toch maakt zij duidelijk dat de argumenten en benamingen van Filips II op prins Willem van Oranje bepaald niet van toepassing zijn.Ook de inhoud van het Placcaert onderstreept de betekenis van de nye leere voor de vrijheidsgedachten van de Staten-Generaal, 4 punten worden genoemd: 1. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt, onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen, maar de vorst is er terwille van de onderdanen, zonder welke hij geen vorst zou zijn: de gedachte van de despoot, de tyran, de vorst die zichzelf genoeg is, wordt met klem afgewezen, en in dit verband zegt dan het Placcaert, dat de vorst er is 'om deselve (= zijn onderdanen - CAT) met recht ende redenen te regeeren, ende voor te staen ende lief te hebben als een vader sijne kinderen ende een herder sijne schapen, die sijn lijf ende leven sett om deselve te bewaren'. 2. Wanneer een vorst dit niet doet, maar integendeel zijn onderdanen verdrukt, overlast bezorgt, hun privileges afneemt en hen als slaven gebruikt, dan is hij geen vorst, maar een tyran. In dat geval mogen zijn onderdanen hem afzweren en, via de Staten- Generaal, een ander kiezen. 3. Hoewel keizer Karei V de privileges ontzag en op verzoek van de Nederlanden de inquisitie afschafte, heeft zijn zoon Filips II d.m.v. Alva de inquisitie weer ingevoerd en de Nederlanders hun privileges ontnomen en trachten aan te passen aan de Spaanse gewoonten (lees: rechten), 4, Dit blijkt speciaal op het gebied van de godsdienst: Filips heeft de geloofsvervolging ingevoerd, terwijl het volk zich slechts tegenover Gód moet verantwoorden over geloofszaken.

Op grond hiervan verklaren de Staten-Generaal de koning van Spanje vervallen van zijn landsheerlijke rechten over de Nederlanden en ontslaan zij alle inwoners van de eed van trouw aan Filips II, Men zou verwachten, dat deze afzwering, abdicatie of - in goed Nederlands - Verlatinghe veel opzien baarde, maar het tegendeel is het geval, In een gewone zitting der Staten-Generaal werd deze verlating en de uitvaardiging van het Placcaert als agendapunt afgehandeld, zonder plechtigheid, zonder geestdrift - zoals J, Presser in zijn boek over de tachtigjarige oorlog enigszins provocerend schrijft^). Ik heb de indruk, dat de geestdrift er wel geweest was - in de zeventiger jaren van de 16e eeuw vooral - maar dat het nu, in 1581, meer de tijd was om alles in goede juridische en politieke banen te leiden. Inmiddels hebben we goed genoteerd, dat de vrijheid van godsdienst herhaaldelijk in de vier punten van het Placcaert aan de orde komt. Tot tweemaal toe gebruiken de opstellers daartoe het beeld van de herder en zijn schapen. Een bijbels beeld. Of is er met dat beeld méér aan de hand?

Op 21 juni 1581 werd na een krappe maand vergaderen de nationale synode van Middelburg besloten. Het is nu niet bepaald de kerkelijke vergadering geweest in de rij van Emden 1571 - Dordrecht 1618/19, waar opzienbarende besluiten zijn gevallen. Veel van vorige synodevergaderingen werd bevestigd, gepreciseerd, of bijgestuurd, In geen enkel geval laat Middelburg 1581 een nieuw geluid horen. En verschillende van die gevallen raken de verhouding tot de overheid.Zo heeft de synode van Middelburg trachten te bemiddelen tussen prins Willem van Oranje en ds. Petrus Datheen uit Gent, die de prins o.g.v. diens vermeende ontrouw aan de nye leere allerlei minder fraais had toegedicht^). Die bemiddelingspositie lag de vergadering kennelijk.

Het gebruik van de geestelijke goederen (= geconfisceerde bezittingen van r.k. stichtingen), die werden aangewend voor allerlei doeleinden en o.a, voor predikantstractementen, moet nog eens voorzichtig o,a, door de hofpredikant Jean Taffin bij prins Willem en Philips van Marnix van Sint Aldegonde aan de orde gesteld worden^). En zo zijn er meer voorbeelden te noemen.

Op enkele onderdelen spreekt de synode inzake kerk en staat een besliste taal. Het onderwijs moet onder toezicht van de kerk zijn en blijven®), en tegen het patronaatsrecht in het algemeen verzette men zich®). Maar mild en begrijpend stond Middelburg t,g,o, de overheid 'professie doende van de Religie', die erop stond om apart gekend te worden in de verkiezing van ouderlingen en diakenen^). En aan de overheid 'doende professie van de ghereformeerde Religie' werd het recht van goedkeuring toegekend op het uit te brengen beroep op een predikant®)
Vanwaar dit vertrouwen? De uitdrukkingen 'professie doende van de Religie' en 'doende professie van de ghereformeerde Religie' geven in feite al het antwoord, Middelburg zat tussen de benauwde zeventiger jaren en de opkomst van het libertijnse, nationaalgereformeerde regentendom in. Er was in de eerste helft van de tachtiger jaren der 16e eeuw sprake van een tamelijk goede samenwerking tussen kerk en staat.
En zou dit nu ook niet de reden zijn, waarom de Staten- Generaal na lang aarzelen durfden te besluiten tot de afzwering van Filips II?Vond zo'n daad niet de grond in het wederzijdse vertrouwen tussen kerk en overheid? Is het niet het bewustzijn, voor een gemeenschappelijke zaak te staan, waarom men zo'n koene daad durfde te stellen? Had o.a. de synode van Middelburg de tijd daar niet rijp voor gemaakt? En zijn het niet wantrouwen en achterdocht, die ons volk opsplitsen in tal van belangengroepen, welke vandaag de dag elk zicht op wat ons gezamenlijk bindt, verduisteren?

Wat zou dan moeten binden? vraagt u zich af. 'In tijden van oorloghe, pestilentie, dieren tijdt, sware vervolghinghe der Kercke ende andere alghemeyne swaricheden sullen bidt- ende vastdaghen door het oordeel der ghemeynte ende met bewillinghe der overicheyt doende professie van de ghereformeerde Religie aenghestelt ende gheheylicht werden'®), en wel zo dat de overheid op voorstel van de kerk zulke dagen ging uitschrijven. Vroeger heb ik wel gemeend dat in dat 'doende professie' enz. een voorbehoud zat: gereformeerde magistraatspersonen wel, anderen niet. Thans neig ik meer naar de opvatting dat de kerk in goed vertrouwen de overheid aan haar plaats en taak herinnerde: u doet professie van de gereformeerde religie. Dat kon kennelijk lijden. De overheid schreef bid- en vastendagen uit. Ik weet wel, dat de kerk vaak te goed dacht van de overheid en haar bereidwilligheid in dezen, soms ook te slecht. Maar laten dan de feiten vaak de hoop gelogenstraft hebben, het blijft vermeldenswaard dat de kerk, in plaats van op de overheid te schimpen, haar aan haar plaats herinnerde en haar zo vertrouwen schonk tot in verkiezings- en beroepingszaken toe.

Is het wonder, dat door deze samenwerking ook de toon van het Placcaert van Verlatinghe werd bepaald? Een vorst is door God gesteld om zijn onderdanen te bewaren en te beschermen 'ghelijck een herder tot bewaernisse van sijne schapen'. Even verder: om hen te regeren, voor te staan en lief te hebben als 'een vader sijne kinderen ende een herder sijne schapen, die sijn lijf ende leven sett om deselve te bewaren'. Mocht iemand zich nog afvragen, of het tweemaal noemen van herder en schapen ziet op een bijbels beeld, dan kan hij uit de woorden 'die sijn lijf ende leven sett om deselve te bewaren' zelf het antwoord geven. Niet het paternalistische beeld van de vorst uit 'II principe' van Macchiavelli, ook niet een herdersbeeld uit de herleefde en rond 1580 in ons land herlevende klassieken, maar Johannes 10 is in het geding: 'Ik ben de goede Herder: de goede Herder stelt zijn leven voor de schapen'. En al komen we in het Placcaert menige gedachte tegen (met name de schending van de privileges), die ons aan het recht van opstand doen denken, zoals dat juist in deze jaren onder de calvinisten gestalte kreeg, toch is het onderliggende en bepalende beginsel niet het recht van opstand. Volk en vorst zijn in het bewaren van wederzijdse trouw en privileges gebonden aan het Woord van God.
Om in dit verband nog even op de prins terug te komen: hoewel de Staten-Generaal zijn Apologie na de Ban van Filips II nooit officieel hebben goedgekeurd - en daar was reden toe - is het duidelijk, dat zij in het Placcaert bij de herder, die zijn leven zet voor de schapen, op hém zinspelen. Scherft's dissertatie over Het sterfhuis van Willem van Oranje^'^ heeft nog eens opnieuw bevestigd, hoe waar de woorden van ons Volkslied zijn:
'Lijf en goet al te samen Heb ick u niet verschoont'"
In 1581 viel bijv. het hele domeinarchief van Breda, waar de prins baron over was, in handen van de Spanjaarden. Is het niet opvallend dat, als de prins sterft, zijn laatste woorden niet luiden - gelijk wij gewend zijn te citeren: 'Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk', maar: 'Mijn God, heb medelijden met mij en met Uw arme volk'?
En is het niet even veelzeggend, dat adviseurs van de prins als Philippe du Plessis - Mornay, leefden bij de overtuiging, dat de onderdanen van een vorst, die Gods Wet overtreedt, hem de gehoorzaamheid mogen opzeggen?

Ons land is vrij, maar ons volk is versplinterd in bijna alle levensgebieden. Slechts wanneer overheid en onderdaan zich stellen onder en achter de Herder der schapen, zal het volk godsvrucht leren, zal de overheid bij gratie van Christus regeren, en zal ons land een dageraad hebben.

1) O. J. de Jong, Nederlandse kerkgeschiedenis, blz. 151-152. Zie ook R. Fruin, Opstellen over Willem van Oranje, Aula 36, Utrecht-Antwerpen 1960, blz. 146-147.
2) J. Presser, De tachtigjarige oorlog, Elsevier 1975, blz. 96.
3) F. L. Rutgers, Acta van de Nederlandsche Synoden der 16e eeuw, Utrecht 1889, blz. 363.
4) Rutgers, blz. 366-372.
5) Zie mijn De Classis Dordrecht van 1573 tot 1609, Leiden 1965, blz. 88, en Rutgers blz. 371-372, 442, 464 e.v.
6) Rutgers, blz. 377. .
7) Rutgers, blz. 452.
8) Rutgers, blz. 377, zie mijn De Classis Dordrecht, blz. 140.
9) Mijn De Classis Dordrecht, blz. 173; Rutgers, blz. 393.
10) Leiden 1966.
11) Heb ik u niet gespaard.
12) Al hebben Languet en Du Plessis-Mornay het verzetsrecht van het volk tegen een tyran gebaseerd op een verbinding van calvinistisch- theokratische denkbeelden met natuurrechtideeën van de volkssouvereiniteit (Enno Canring, Kirche und Staat nach der Lehre der niederl. Calvinisten, Neukirchen 1965, S.18, en Bakhuizen van den Brink, Handboek der Kerkgesch. Ill, Den Haag 1967, blz. 249), dan vergete men daarbij niet, dat het in het Placcaert niet slechts om het volk, maar ook om het verzet van de prins ging. En ook Calvijn en Beza hadden de lagere magistraten toegestaan, zich tegen tyrannen te verzetten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

Protestants Nederland | 12 Pagina's

Ghelijck een herder...

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1981

Protestants Nederland | 12 Pagina's