Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Correspontfenliu voor deze. mfmefe aan : I | T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam Zuid

De heer K. te K. vraagt of er verschil is tussen de Statenvertaling' van 1 Cor. 3 : 23, waar we lezen: Doch gij zijt van Christus en Christus is Gods" en de nieuwe vertaling: Doch gij zijt van Christus en Christus is van God". En: at is de betekenis van die tekst ?

Antwoord: Zoals U weet hebben wij onze bezwaren tegen de Nieuwe Vertaling. In de Saambinder heeft de Hoofdredacteur, in Daniël Rondkijker en Krijgsman, in de Rotterdamse Kerkbode de heer A. J. Kersten al eens artikelen gewijd aan de N. Vertaling.

Daar komen wij dus niet meer op terug, maar in bovengenoemde tekst zeggen de nieuwen hetzelfde als de ouden. Gebruiken de ouden de tweede, de nieuwen gebruiken de vierde naamval. Dat is alles.

Het eerste klinkt wat gewijder, het andere wat gewoner, maar de betekenis is dezelfde.

De dag des Heeren (2de naamval) is hetzelfde als de dag van de Heere (4e naamval).

Wat wordt in 1 Cor. 3 : 23 bedoeld?

Hier wordt gesproken van de voorrechten van de ware Christen.

„Gij zijt van Christus" d.w.z. de Vader gaf de uitverkorenen aan de Zoon. die de Zijnen kocht door Zijn bloedig rantsoen, waardoor zij niet meer zichzelf behoren, maar het eigendom zijn van hun getrouwe Zaligmaker. Ze zijn de Zijnen door verwantschap, want zij zijn naar Zijn Naam genoemd en. tot Zijn broederen en medeërfgenamen gemaakt.

Als in oude tijden iemand boogde op rechtschapenheid, dan zei hij: „Ik ben een Romein." Wat zou het een voorrecht zijn, wanneer Gods volk te midden van verleiding tot zonde zou kunnen zeggen: „Zou ik zulk een groot kwaad doen, en zondigen tegen God? " want ik ben een Christen.

Doch gij zijt van Christus is wel een groot voorrecht voor de Christen, , maar legt ook op hem een zware verantwoordelijkheid. Adeldom verplicht.

Wordt de Christen enige rijkdom aangeboden, door zonde verkregen, dan is weigering zijn plicht. Is hij daar geplaatst waar anderen lui en ledig zitten, dan neme hij met kracht de arbeid op, zeggende: „Ik wil niet gelijk Issaschar zijn, nederliggende tussen tw r ee pakken, want ik ben een christen.

Wil het syrenengezang van wereldse vreugde hem afbrengen van het rechte pad, dan antwoorde hij: „Uw muziek kan mij niet bekoren."

Als Gods zaak roept haaste hij zich, zich er geheel aan te wijden; roept de arme hulp in, hij geve van zijn goed.

Als Christen spreke hij als een Nazireër en zij in gedrag en wandel tot stichting' van zijn naaste. Hij volge Christus in gewilligheid, ootmoed, en nederigheid.

De apostel zegt: „Want Christus is Gods of van God, d.w.z. Hij is de Christus Gods, door God gezalfd tot Profeet, Priester en Koning, door God gezonden om het ambt van Middelaar te vervullen en daarin tot Zijn eer werkzaam te zijn. Hij is volgens de Staten

Vertalers, des Vaders geliefde zoon en gezant, om Zijn volk tot de eeuwige erve met Hem te brengen. Zie:1 Cor. 11 : 3 en 15 : 27 en 28.

Mevr. S. te E. vraagt mij of het geoorloofd en verstandig is de Bijbel in zijn geheel met al wat er in staat aan opgroeiende kinderen voor te lezen?

Antw.: Een bekend kerkvader herinnert er aan, dat het de Joden volgens de bepalingen der synagoge verboden was, vóór hun dertigste jaar sommige gedeelten cjer' Heilige Schrift te lezen.

In de eerste plaats geldt dit verbod de geschiedenis, waarin ons het mysterie der Schepping wordt bericht. In de tweede plaats om licht te begrijpen redenen Het Hooglied van Salomo.

En ten derde het begin en het einde van Ezechiëls profetiën. Men achtte het voor een beperkt menseninzicht ondoenlijk een verklaring te vinden voor de slothoofdstukken, waarin gesproken wordt over de oprichting van de symbolisch bedoelde tempel, even ondoenlijk als om zich een zuivere voorstelling te vormen omtrent het duistere gezicht, dat ons in het eerste hoofdstuk bewaard gebleven is.

Ik schrijf dit niet, omdat ik het daar mee eens ben, het is een verbod aan de Joden volgens de bepalingen der synagoge. Als we nu bedenken, wat al bepalingen door de synagoge werden gemaakt, waartegen de Heere Jezus zo heeft gewaarschuwd, dan zou ik willen zeggen, laten die onze maatstaf maar niet zijn.

Gods Woord sluit niemand uit, noch jong, noch oud. We moeten niet wijzer willen zijn dan de Heere, Die ons Zijn Woord heeft gegeven tot zaligheid.

De Heere Jezus heeft zelf gezegd: „Onderzoekt de Schriften, want ge meent in dezelve het eeuwige leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen".

Hij heeft toch niet gezegd, behalve dit of dat hoofdstuk. Al de Schrift is van God ingegeven.

En wat van God komt is goed. Goed voor oud en jong. 't Getuigt wel van onze diepe val, wanneer de lachlust of het schaamtegevoel tegenover onze naasten bij het lezen van enkele gedeelten uit Gods Woord woorden opgewekt. De Heere, die in Zijn Woord zo eerlijk ook de zonden van Zijn volk heeft neergeschreven, heeft zulks niet gedaan om het over te slaan, wanneer Zijn Woord wordt geopend, b.v. na de maaltijd, maar om èn in het lezen èn in het horen te gedenken: „Hoort, gij hemelen, en neem ter ore, gij aarde, want de Heere spreekt."

Zou het niet onze betamelijke plicht zijn, zowel voor oud als voor jong, voor man zowel als vrouw, voor jongens als voor meisjes, met eerbied te luisteren naar 's Heeren Woord, ook als er zulke kiese zaken in worden medegedeeld.

•J. B. te A. vraagt psalmen van Hasper. naar Nieuwe Vertaling en de

Antwoord: Ik volsta met enige regels uit het stukje van A. J. K. uit de Rotterdamse Kerkbode, die aldus luiden: , , De verwarring in de kerken wordt volkomen. Niet alleen speelt de N. Vertaling van de bijbel een rol, maar er is al jarenlang gewerkt aan de nieuwe psalmberijming. Zowel in Geref. Kerken als in de Hervormde.

En men kan maar niet tot een besluit komen. Wat de een mooi vindt, is bij de ander weer lelijk.

Men laat op de Christelijke scholen ('t zij in ootmoed betuigt, dat de scholen van de Geref. Gem. daarop gelukkig nog een uitzondering maken T.M.) maar weinig psalmen meer leren, want vandaag of morgen ligt ons psalmboek in de hoek en komen er nieuwe, welke, dat weten wij niet.

Nu bestaat er al een berijming van Ds Hasper. Daar zijn de Geref. Kerken nog niet helemaal mede verenigd. Het schijnt nog wel het beste te zijn, dat er op het ogenblik aan de markt is.

Het is in de kerken al net als in de politiek, er moest „doorbraak" komen.

Na de bevrijding moest alles anders worden, niets kan meer op z'n pjaats blijven staan. Ook de kerkganger begint er draaierig van te worden, hij zou door de vaart uit de bank, en zo uit de kerk geslingerd worden.

En dan de lieve jeugd, wat moet zij er van denken? Andere bijbels en andere psalmen (die nog steeds in de maak zijn)" Is II tevreden ?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1953

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1953

Daniel | 8 Pagina's