Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats en de taak van de vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats en de taak van de vrouw

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Gemeente-weduwen

Hierover schrift Severijn in "Diakonia der vrouw": De Heilige Schrift is niet arm aan getuigenissen, dat de vrouw in de gemeente als zodanig haar plaats heeft gevonden en haar roeping vervuld. Juist, wijl zij zonder meer tot een hulp van de man is geordineerd, die bij de man past, vertoont haar hulp en dienst grote verscheidenheid. Zij volgen in het algemeen de diensten, die aan de man zijn toegewezen of aan hem in het leven ten deel vallen. En zo volgen zij in het leven der gemeente de diensten van de man, waartoe deze ambtelijk wordt geroepen. In al die diensten kan zij hem tot een hulp zijn. De vrouw kan dus alles met het ambt te maken hebben, maar zij staat niet in het ambt. Het is zelfs zo geweest in de oudste gemeente, dat de blijkbaar veelvuldige bereidheid der vrouwen om haar diensten te bewijzen aan armen, zieken en gevangenen enige ordening en organisatie heeft nodig gemaakt. Toezicht en leiding gingen daarbij uit van de opzieners, de ouderlingen en diakenen. Doch de apostel geeft ook ten opzichte daarvan richtlijnen. Niet aan iedereen werden de werken der barmhartigheid toebetrouwd. Zo werden jonge weduwen afgewezen (1 Timótheüs 5:11-16). Bij de regeling van de veelvuldige diensten der vrouw heeft in de oudste christelijke kerk een soort instituut van gemeenteweduwen of kerkelijke weduwen een bijzondere plaats ingenomen. De weduwen, die voor deze arbeid in aanmerking kwamen, moesten aan bepaalde vereiste voldoen (1 Timótheüs 5:9-10). Zij mochten niet minder dan zestig jaar oud zijn, vrouw van één man, algemeen bekend door haar goede werken, als een vrouw die kinderen heeft opgevoed, gastvrijheid bewezen, de voeten der heilige gewassen. verdrukten ondersteund en alle goed werk ijverig beoefend heeft.

De voorschriften door de apostel in deze zaak gegeven, wijzen er enerzijds op dat men minder aangename ervaringen heeft gehad van weduwen, die zich aanboden. Vandaar, dat men in de gemeentearbeid niet van allen gediend wilde zijn, met name niet van de jongere weduwen. Uit dien hoofde is de onderstelling wellicht juist, dat een lijst werd aangehouden van de weduwen van goede getuigenis, die toegelaten werden tot het werk in de gemeenten. Deze "gemeente-weduwen " waren dienaressen der gemeente, tot het werk met toewijding en uit roeping bereid. Het is ook wel mogelijk, dat zij een belofte hadden gedaan, dat het althans voorkwam, dat zulke vrouwen een gelofte deden om zich aan het werk der dienstbaarheid te wijden. Dat zou men tenminste kunnen veronderstellen op grond van de scherpe woorden, door de apostel aangaande de jonge weduwen gesproken (1 Timótheüs 5:5-6 en 11 - 14)".

De Kanttekening van de Statenvertalers bij 1 Timótheüs 5 : 9 ("Dat een weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren") zegt: Namelijk tot het ambt ener diakones, welke in de eerste kerk de gemeente diende onder zieke, vreemde en arme lieden, en die daarvoor door de gemeente, in de nood zijnde, werden onderhouden ".

De Reformatie

Met de komst van de roomse hiërarchie en het rooms-katholiek ambtsbegrip veranderde ook de positie van de vrouw wat betreft haar hulpdiensten in de kerk. De hogere waardering van de ongehuwde staat en van de geestelijkheid in de "bovennatuur" maakte dat de vrouw al minder gewaardeerd werd, en dat de vrouw, die een roeping tot geestelijk werk gevoelde, daartoe gelegenheid kreeg zich af te zonderen achter de muren van het klooster. De positie van de vrouw in de Middeleeuwen daalde ver beneden het door Christus gegeven beginsel. De Reformatie bracht hierin weer een verandering ten goede, door weer terug te grijpen naar de Schrift.

Luther haalde, vooral door zijn eigen huwelijk met de vroegere non Katharina von Bora, de vrouw uit het klooster en wees haar een nieuwe bestemming aan, hoofdzakelijk in huwelijk en gezin. Hoewel hij ook wel zijn best gedaan heeft om de vrouw in de gemeentedienst in te schakelen, b.v. als ziekenverzorgster, vroedvrouw en als lerares aan sommige meisjesscholen, vonden deze diensten toch geen algemene ingang en stierven langzamerhand uit.

Calvijn richtte in 1535 het voormalige Clarissenklooster in Geneve in tot "Groot-Hospitaal" waar zieken, armen en wezen verzorging vonden en waar naast de "hospitaliers" ook vrouwen werkzaam waren als verzorgster en als lerares. Omdat Calvijn twee soorten diakenen onderscheidde: één groep die de aalmoezen moesten ontvangen en één groep die de zieken moesten verzorgen, wilde hij de vrouwen wel rekenen als een soort hulpdiakenen van de laatste groep. Maar diakenen in de bijzondere ambtelijke zin zijn deze laatsten niet geweest.

Het convent van Wezel (1568), de eerste kerkvergadering van de Nederlandse kerken, ging in het aangegeven spoor van Calvijn door en besloot dat ook vrouwen tot het diakenambt konden worden aangenomen. Toen er echter over de praktische invoering moeilijkheden ontstonden en de classis aan de volgende Synode van Middelburg (1581) de vraag voorlegde of het niet goed zou zijn het ambt van diakonessen weer in te stellen, oordeelde de Synode: "Neen, om verscheidene inconveniënten (bezwaren) wille, die daaruit zouden mogen volgen".

Hiermede was het vrouwelijk diakonaat van de baan, alhoewel in verschillende gemeenten als Amsterdam, Utrecht, Middelburg, Emden, naast de diakenen "ettelijke oude deughtsaeme susters tot Diakonessen gekooren" hulpdiensten bleven verlenen aan de diakenen.

Zo had de Engels-Gereformeerde Kerk in Amsterdam (plm. 1600) een diakones, als weduwe van 60 jaar gekozen, voor bijstand van zieken en armen, die in de kerk een eigen plaats had, waar zij - met een berkenroede in de hand - de jeugd in toom moest houden.

Wanneer we thans uit de Schriftuurlijke gegevens, onder de leiding van de Apostelen gegeven, enige richtlijnen trekken voor het kerkelijk leven, dan is het toch wel waar, dat nog de vrouw in het kerkelijk leven allerlei hulpdiensten kan verrichten. En zonder aan vrouwelijke ambtsdragers te denken en ook niet aan een bepaalde weduwenstand, is er toch nog een breed veld ook voor de vrouw om te arbeiden in de gemeente des Heeren. Nog kunnen vrouwen zoveel medewerken aan de verbreiding van het Evangelie en aan de opbouw van de gemeente, tot de verlichting van de vele werkzaamheden van predikanten, ouderlingen en diakenen. Predikanten die er recht op hebben, omdat allereerst de dienst des Woords voortgang zal hebben, dat zij niet al te veel worden belast met allerlei beslommeringen en zorgen van de gemeenteleden. Ook om de taak van de ouderlingen te verlichten, die de opdracht hebben om met de dienaren des Woords de gemeente te besturen en hun ambtelijke huisbezoeken te doen. En voor de taak van de diakenen, die de laatste jaren aanzienlijk is uitgebreid, door ook in die gezinnen meer leiding, ondersteuning en advies te geven waar hulp en ondersteuning nodig is, en in hun taak bij de verzorging van de bejaarden.

Vrouwen kunnen bejaarden bezoeken die dreigen te vereenzamen en met geestelijke gesprekken en het lezen van Gods Woord hen vertroosten. Hoe kunnen kerkeraden arbeiden om ook uit eigen gemeente sociale werksters, gezinsverzorgsters, gezinshulpen en bejaardenhelpsters te krijgen, die onder leiding van de diakenen zulk noodza­ kelijk en gezegend werk kunnen doen. Welk een gebrek is daar dikwijls wel aan en wat kunnen ook getrouwde vrouwen mooi en nuttig werk doen door een paar uur per dag of in de week af te zonderen voor dit doel. Zeker, zelfverloochenende liefde kan daarbij niet gemist worden. Ook diakenen kunnen in moeilijke gevallen voor hulp in de huisgezinnen de raad en het advies inwinnen van vertrouwde vrouwen in de gemeente. Vrouwen die, met de van de Heere gegeven vrouwelijke intuïtie, soms beter aanvoelen dan mannen wat nodig is in de hulpverlening van de gezinnen. We denken aan de zending, waar ook jonge vrouwen zoveel arbeid kunnen verrichten voor de uitbreiding van het Koninkrijk Gods, om naast de medische hulp ook hulpdiensten te verrichten voor de verkondiging en uitbreiding van het Evangelie.

Zo blijven er veel vrouwelijke krachten nodig in de kerk en heeft ook de kerkeraad de taak om naar deze vrouwen uit te zien. Vrouwen, die met bekwaamheid en gaven, met tijd en genegenheid, met liefde en wijsheid, onder de leiding van het ambt dienstbaar kunnen zijn in de gemeente, tot de eer van Gods Naam en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk.

's-Gravenhage,

ds. K. de Gier.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1993

De Saambinder | 12 Pagina's

De plaats en de taak van de vrouw

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 februari 1993

De Saambinder | 12 Pagina's