DE OUDSTE ZOON
(Lucas 15 : 29—30)
Neen vader, 't is vergeefs mij aan uw dis te noden; Ik zal niet binnengaan bij 't ijdel feestgedruis. Trapt' ik u ooit op 't hart? Vertrad ik uw geboden? Was 'k niet uw rechterhand? De trots van vaders huis?
Is vader, dit uw dank, dat ik zolang u diende, Gelijk een zoon betaamt, die trouw z'n plicht betracht? Werd ooit op 't vrolijk feest van mij en van mijn vrienden 't Gemeste kalf of zelfs een geitenhok geslacht?
Ik maak u geen verwijt — gij hebt me niets gegeven En ik heb nooit een gaaf van uwe hand gevraagd Nu kwam uw jongste thuis — gij dacht hem niet te leven — Hij pronkt met vaders ring, hij is 't die 't feestkleed draagt!
Uiv jongste, die de draf der zwijnen heeft gedronken, Toen 't erfdeel was verbrast in kroegen en bordeel Hém wordt het kalf geslacht, de beste wijn geschonken — Neen vader, nood mij niet, dit is uw zoon te veel!
O God, gedenk de zoon die vaders goed zou erven En die z'n jongste broer zo lieflijk zag onthaald: 't Is vreselijk, zo ver van vaders huis te zwerven. Maar erger is de waan, dat men nooit is verdwaald.
v.G.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 februari 1954
Daniel | 8 Pagina's