Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

witter dan sneeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

witter dan sneeuw

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het had de hele dag gesneeuwd. Eerst waren het kleine vlokken, die verdwaald leken. Tegen tienen was 't harder gaan dwarrelen langs het biologielokaal. Toen Den Harder vond dat ze te veel naar buiten keken, had hij de gordijnen dichtgetrokken.

Maar zin in een les over genetische manipulatie, die meer ingewikkeld dan interessant was, hadden ze al lang niet meer. Hester had precies door een kier de steeds witter wordende wereld kunnen zien. En ze had Den Harder akelig kinderachtig gevonden.

Nu stonden ze in 't fietsenhok, met bijna alle lui uit H4b. Een gezellige klas hadden ze; heel wat leuker, dan de groep van vorig jaar. Hester trok haar wanten aan. Moest je Filip nu horen praten over een schaatstocht, die in de sneeuw viel. En zoals Harm met een ernstig gezicht alle voor-en nadelen van die plotselinge sneeuw opnoemde... Alsof hij professor in de weerkunde was.

, , 't Helpt niks, lui", riep Lianne, die al hun gediscussieer meestal als eerste zat was. „Kom Hes, we gaan d'r door".

Hester trok de boordjes van haar jack over haar wanten. Ze haalde haar fiets uit het rek. „Hé lui, tot morgen!" Ze reden het hek uit. Een paar zesdeklassers stonden druk te praten. Henk-jan van de dominee was er ook bij. Ze zeiden dat hij theologie wilde gaan studeren. Daar zag hij er serieus genoeg voor uit. Hester lachte hardop. „Een binnenpretje", zei ze, toen Lianne haar wenkbrauwen ophaalde.

„Hoe vind jij Henk-jan, Lian? " Liannes stuur maakte een slinger. In de weg zaten sporen, die al aardig opgevroren waren.

„O, wel aardig", zei Lianne. „Alleen soms zo serieus. Ik bedoel... Hoezo? "

Hester haalde haar schouders op. „Nergens om. Ik vind 'm ook serieus en ik vraag me wel eens af of het zo moet. Ik bedoel... Je mag toch wel een beetje genieten van het leven? " Het was niet altijd zo vrolijk, thuis. Hesters gedachten gingen naar haar jongste zusje, 't Had zo mooi geleken toen zij geboren werd.

Kerngezond leek ze. Moeders zwangerschap was zorgelijk geweest. Tweeënveertig was ze al, en de dokter vond dat ze minstens een echo moest laten maken. En eigenlijk ook een vruchtwaterpunctie moest laten doen.

„Maar da's niet nodig", had moeder gezegd, „want de Heere zorgt en dan gaat het altijd goed". En dat bleef ze zeggen, ook toen het leek alsof kleine Annaliesa blind was. En weer later, toen ze dachten dat ze doof was. Toen vader en zij van het kastje naar de muur gestuurd werden. Professor zus, professor zo - 't hele academische ziekenhuis hadden ze door gemoeten. Tot die ene aardige mevrouw, die zo heel rustig met Annaliesa had gespeeld, vertelde dat zij autistisch was. Wat dat was had zij vader en moeder uitgelegd. En vader had het hen verteld. Toen was 't makkelijker geworden, thuis, maar ook moeilijker.

„Hé, waar zit je met je gedachten? " Lianne greep een klodder sneeuw van een tak. Ze kwam met haar hand heel dichtbij Hesters nek. „Laat dat", zei Hester. „Ik..." „Laat me raden!" Lianne liet de sneeuw weer vallen. „Je dacht aan Henk-jan".

Hester schoot in de lach. „Nou nee, aan m'n eigen zusje Annaliesa". Vier jaar was ze nu. Ze ging naar het kinderdagverblijf en ze was er niet het moeilijkste kind. Tenminste, dat zei de leidster van haar groep.

„Maar dat kan elke dag veranderen", zei vader laatst. „De ontwikkeling van een kind met autisme kan heel stormachtig verlopen".

Het was net een zin uit een boek, en moeder had hem erstig vermaand. „Zullen we ook daarin maar rustig afwachten wat de weg van de Heere is? ", had ze gezegd.

Hester kon dat heel lijdzame van moeder niet zo goed begrijpen. Opa was soms ook zo.

„Is er wat met haar, dan? ", vroeg Lianne. „Je zei toch laatst dat het heel goed ging? "

Hester knikte. „Gaat het ook."

Ze waren bijna bij het dorp. Het sneeuwde bijna niet meer. Hester keek naar haar natte jack. Thuis zou de houtkachel wel aan zijn. Moeder zou vragen waarom ze geen regenjas aangetrokken had. En ze zou het jack op het houten wasrek hangen, dat van oma geweest was. Annaliesa had een hekel aan het rek, als het vol was hing. Ze had het al een keer omgegóoid. Annaliesa hield van de vlammetjes, die door het beroete ruitje van de kachel heen nog prachtig te zien waren. Sinds Annaliesa de vlammen zo mooi vond, maakte moeder het kachelruitje vaker schoon.

„Ga je nog mee? " Hester keek opzij. Lianne schudde haar hoofd. „Vanavond is 't vereniging", zei ze, „en ik moet nog een berg doen".

Ze maakte de zoveelste slinger. Haar

tas hing gevaarlijk scheef op de bagagedrager. „Hé, tot morgen. De laatste dag voor de Kerst!"

Thuis was de houtkachel niet aan.

De chocolademelk, die moeder in de winter meestal klaarmaakte, was er ook niet. Moeder zat op de bank, naast vader, en tegenover hen zat de dokter. Annaliesa was ziek, erg ziek.

„Ze moet naar het ziekenhuis, Hesje", zei moeder, en haar stem klonk heel zacht. „Papa en ik gaan mee. Wil jij hier blijven en de anderen opwachten? ”

Hesters hand haakte aan de rits van haar jack. „jawel, maar...? ”

Annaliesa lag boven. Ze had haar ogen dicht en ze haalde heel snel adem. Haar ene hand, waarmee ze meestal wat heen en weer wapperde, lag gebald op het dekbed. Haar andere zat eronder. Hester keek naar het vaal-witte gezicht van haar zusje. Ze legde haar hand op die van Annaliesa. Haar hand was tintelend warm, maar die van Annaliesa gloeide.

„Longontsteking", zei vader, „en misschien nog wel meer? ”

Beneden ging de bel. „Daar zul je de ambulance hebben", zei dokter Van Huisen.

Wat leek opeens die bioles van Den Harder lang geleden! Hester pakte met haar beide handen Annaliesa's hoofd beet. Annaliesa hield wel van knuffelen, maar alleen als ze er zelf zin in had. En als ze het niet wilde, duwde ze je driftig weg. Niemand vond het meer vreemd. Vreemder was het, dat ze vandaag helemaal niets deed.

„Beter worden, Liza", hoorde Hester zichzelf zeggen. „Want binnenkort is het Kerst, en dan ga ik weer veel op m'n dwarsfluit spelen”.

De dwarsfluit was een prachtig schitterding in Annaliesa's ogen. Als Hester speelde, probeerde ze er bijna in te kruipen. Eén keer had ze de fluit per ongeluk in handen gehad. Heel voorzichtig had ze 'm om en om gedraaid, alsof ze het geheim van het geluid wilde ontdekken.

„We moeten gaan." Ze kwamen de trap op met een brancard. Vader tilde Annaliesa op en legde haar neer.

„Wat een mooi meisje", zei de ene ambulancebroeder.

Annaliesa was mooi. Donkere krullen had ze - moeder zei altijd dat ze op opa leek. Opa had veel met Annaliesa op.

„Opa!" Hester keek moeder aan. „Bel hem maar", zei vader. „Ik... wij hebben er nog geen tijd voor gehad”.

Opa stond tegelijk met Harro en jurian in de keuken. Hester klopte driftig in de melk. Ze had zichzelf verboden om aan de berg huiswerk te denken. Tot morgen? Wat moest ze op school doen, als Annaliesa zo ziek was?

„Opa!" Opa was zoiets als een baken in zee. Toen moeder drie jaar geleden met een blindedarmontsteking naar het ziekenhuis moest, was hij ook gekomen.

„Opa? " Harro gooide zijn rugzak in een hoek van de keuken neer. „Waar is mama, Hes? ”

Hester draaide het gas uit. „Met Annaliesa naar het ziekenhuis. En papa ook. Want ze is heel erg ziek. Heel erg”.

Ze vermeed het de jongens aan te kijken. Ze mochten niet merken hoe geschrokken ze was. Zij was de oudste - ze moest de sterkste zijn. Ze schonk de melk bijna naast een mok. Toen nam opa het steelpannetje uit haar handen. „Kind, doe 'ns rustig”.

Even later zaten ze in de kamer. Opa roerde bedachtzaam. „Ik heb net nog even naar het ziekenhuis gebeld", zei hij. „Ze hebben Annaliesa meteen een infuus gegeven met antibiotica". Hij liet het lepeltje los. „Zullen we aan de Heere vragen, of Hij het wil zegenen? " Harro zette zijn mok neer. Zijn gezicht met pukkels was één en al verlegenheid. Jurian vouwde zijn handen. Even was het heel stil in de kamer. Buiten reed een auto langzaam voorbij. Het geluid werd gedempt door de sneeuw.

„Heere, U weet alle dingen", zei opa toen. „U weet ook dat onze Annaliesa zo heel ziek is. Ze kan zelf niet naar U vragen, Heere, en het is voor ons vaak zo moeilijk om haar over U te vertellen. Maar U kunt haar wel bereiken. Als het in Uw raad kan bestaan, wilt U haar dan beter maken? " Opa's stem werd helderder. „En maak om Jezus' wil haar rein, Heere. Witter dan sneeuw". Lang zaten ze stil in de kamer. Toen het al lang donker geworden was, ging de telefoon.

„Mama en ik blijven voorlopig in het ziekenhuis, Hester", zei vaders stem. „Gaan jullie maar eten, hoor”.

Eten? Hester wist dat ze geen hap door haar keel kon krijgen. „Ja", zei ze. „Moet u de anderen nog? ”

Jurian trok haar de telefoon al uit handen. Opa legde zijn hand op Hesters schouder. „We moeten wat te eten maken, meisje".

Ze keek in zijn grijze ogen. „Voor mij niet, hoor", zei ze. Ze kon niet eten. Ze zou het liefst huilen, maar ook dat kon ze niet.

„je weet niet hoe lang het gaat duren, Hester." Opa bakte vier eieren. Hij belegde er dubbele boterhammen mee en hij maakte nog een kan chocolademelk. En in de hoek van de keuken lagen drie schooltassen, vergeten.

Het duurde niet lang, vier dagen maar. Aan het eind van die vierde dag stonden ze in de kleine ziekenhuiskamer. Hester had geen tranen.

„De Heere kan wonderen doen", had opa aan het eind van die eerste dag gezegd. Hij was blijven slapen, en had naar school gebeld. Wat hij tegen de conrector gezegd had, wist Hester niet, maar ze piekerde er niet over om naar school te gaan. Heel even dacht ze aan haar vrolijke 'tot morgen'. Hoe makkelijk zei je dat...

En hoe gauw dacht je dat het gewoon was, als er weer een nieuwe schooldag kwam...

„De Heere kan wonderen doen", zei ook moeder, steeds weer, maar de eerste'antibiotica sloeg niet aan, en de tweede ook niet. Er werden longfoto's gemaakt, er werd gepraat over andere onderzoeken, maar Annaliesa werd steeds zwakker. Ze leek in niets meer op het kind dat thuis de boel zo heerlijk onveilig kon maken.

Heerlijk - Hester betrapte zich erop dat alles van Annaliesa alleen nog maar leuk en heerlijk en lief was. Ze keek naar opa, die vierde dag. Opa's gebed had zich herhaald, deze

dagen. 'Witter dan sneeuw' - was er iets toepasselijkers, nu de wereld zo wit was?

„Wat voor dag is het eigenlijk vandaag? " Moeders stem vulde heel even de stilte. Ze praatten allemaal fluisterend, hier. Het ging vanzelf. „Eerste Kerstdag", zei opa. Hester dacht aan haar dwarsfluit. Annaliesa was niet beter - en ze werd het misschien ook niet meer.

„Eerste Kerstdag", herhaalde vader. Hij keek opa aan. In opa's ogen kwam een glimlach. „Witter dan sneeuw zal ze zijn", zei hij. Heel even hadden ze niet naar Annaliesa gekeken. Haar snelle ademhaling werd minder en minder...

De dagen gingen vreemd stil voorbij. Annaliesa werd thuis gebracht. In haar eigen kamertje lag ze. De pijnlijke trek om haar mond was weg. Het leek alsof ze zo één van hun woorden na zou praten, maar 't bleef stil. „Witter dan sneeuw", zei opa weer.

Hij keek eerst vader en moeder, toen Hester en de jongens aan. Er was een diep verdriet in opa's ogen, maar tegelijk een berusting, die Hester kende van moeder.

„Vlak voor dat je me belde" - opa keek vader aan - „las ik Psalm 51. De Heere bepaalde me bij het negende vers. Ik begreep het niet. 'k Dacht dat het met de sneeuw te maken had. Het 'ik zal witter zijn dan sneeuw' had me al eens eerder aangesproken. Toen belde jij, en ik ben met dat kind aan 't worstelen geraakt." Opa veegde over zijn ogen. „Jullie weten dat ze altijd al een speciaal plekje in m'n hart en gebed had. Waarom? Ik weet het niet. Misschien wel omdat de Heere Zelf haar daarin gelegd heeft. Ik moest ook deze keer Zijn tijd afwachten. Maar 'k geloof toch..”

Opa's stem begaf het. En Hester huilde, voor het eerst na dagen.

Op de begrafenis kwamen veel mensen. Mensen die van Annaliesa gehouden hadden. Maar ook nieuwsgierigen. Mensen, die fluisterden „Ach, zo'n kind toch, 't is maar beter zo”.

't Was beter, maar dat begrepen ze niet allemaal. Hester eigenlijk ook niet. Ze probeerde naar de dominee te luisteren. Hij was gisteren nog even bij hen geweest. Hij had over zijn strijd verteld. Nee, niet alle gehandicapte kinderen werden zalig.

Ook voor hen gold de strijd om in te gaan. Maar Annaliesa... Dominees worsteling was als die van opa geweest, en toen was Hester niet langer verbaasd geweest. Alleen maar stil verwonderd. Ze zag Lianne staan, en Filip, en alle anderen. Er was zo heel veel onbelangrijk geworden, deze dagen. Het leven was ernstig, heel ernstig.

„En nu is die God nog Dezelfde", drong dominees stem door. „Dankzij de gave van Zijn Zoon. Hij werd Kind om gevallen mensen het kindschap terug te geven. Hen te maken witter dan sneeuw.”

Hester keek naar de vaal-grijze lucht.

„Maak me als Annaliesa, Heere", bad ze stil, „als mama, als opa - om jezus' wil.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1996

Daniel | 40 Pagina's

witter dan sneeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1996

Daniel | 40 Pagina's