Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE OPVOEDING EN HET ONDERWIJS IN OUD-ISRAËL (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE OPVOEDING EN HET ONDERWIJS IN OUD-ISRAËL (4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Relatie ouders-kinderen
Het moet ons wel duidelijk worden, dat er ook in Salomo's dagen heel veel mankeerde aan deze zo hoogst belangrijke verhouding tussen ouders en kinderen.
Naast Spr. 1 : 8, hebben we veel voorbeelden van wat deze verhouding moet zijn en wat er van wordt, wanneer dit niet zo is. We kunnen dit lezen in Spr. 17 : 21 en 25; Spr. 23 : 22-25; Spr. 27: 11; Spr. 28 : 7; Spr. 29 : 5.
Leiden de ouders hun kinderen op de weg van de waarheid, geopenbaard in het Woorden des Heeren? Hebben de kinderen eerbied voor hun ouders?
Er blijkt uit, hoe hecht het gezins- en familieleven in Oud-Israël was en hoe kwetsbaar tevens, wanneer één der kinderen een zot, een dwaas was door te gaan op de weg, die hij zelf verkoos te gaan, tegen de wil van zijn ouders in (Spr. 17:21).
Het vaderschap maakte verantwoordelijk. Immers, de vader was in de eerste plaats geroepen, levenswijsheid voor te leven en daarin te onderwijzen. En de binding vader-zoon, naar Goddelijke instelling, bracht mee, dat deze laatste geroepen was te luisteren en te gehoorzamen. Vaders verantwoording eiste van de zoon een duidelijk antwoord. Zó was het onderwijs van de ouders van onschatbare betekenis. Het kind moest alles doen om het zich eigen maken en het bij zich te houden.

Smart
Welk een bittere smart, wanneer dit niet het geval was en de zoon of dochter het pad der levenswijsheid niet ging bewandelen, maar de weg der spotters verkoos (Spr. 23 : 22-25 en Psalm 1).
Het kon zijn, dat ouders om hun godsvrucht door anderen werden gesmaad. Wat een zegen dan, wanneer zij deze anderen konden wijzen op de zegen, die hun opvoeding en onderwijs hadden afgeworpen in het leven van hun kinderen! Maar welk een smart, wanneer dat niet het geval was. Dan werd door het leven van hun kinderen de godsvrucht der ouders in twijfel getrokken (Spr. 27 : 11). Bij Spr. 28 : 7 denken we aan de verloren zoon. Hij bracht zijn goed door met doorbrengers en maakte zijn vader tot schande. (Hoe onuitspreekbaar groot dan toch de liefde van de (V)vader!). We zien in deze tekst, dat het onderhouden van Gods wet, waaronder alle levensuitingen vallen, levenswijsheid genoemd wordt in Spreuken.

Blijdschap
Dat blijkt ook uit Spr. 29 : 3. Praktische levenswijsheid, verkregen onder Gods zegen door Godvruchtige opvoeding, geeft de ouders grote blijdschap. Maar ach, het tegendeel! Wijsheid, geboren uit het leven naar Gods wet, en ontucht, zonde, geboren uit het verdorven hart. dat Gods wet veracht, verdragen elkaar niet. Denk weer aan de verloren zoon!

De opvoeder en zijn „zoon"
Spr. 2 : 1 (lezen a.u.b.).
Hier wordt gewezen op de opvoeder, de onderwijzer. Hij is geen profeet, die zegt: „Zo spreekt de Heere". Neen, hij moet het van de profetie hebben. Van de leer, zoals de Heere door Zijn profeten heeft doen verkondigen en te boek stellen. Maar hij dient ten volle overtuigd van de waarheid Gods, die hierin is verklaard. Hij dient de wil des Heeren te kennen, daarin geopenbaard, en met zijn ganse hart bereid te zijn, daarnaar zijn leven in te richten.
Hij treedt niet als een profeet des Heeren getuigend op, maar is geroepen tot leren. Hij spreekt zijn leerling dan ook aan als zijn zoon.
Zijn onderwijzen wordt gedragen door het vertrouwen, en dit weer door het gezag, dat de Heere hem toebetrouwde. ,,Mijn zoon", aldus de leraar-onderwijzer.

Leerling is zoon
Opmerkelijk is, dat in Spreuken niet over „leerling" (terwijl toch de leraar spreekt) gesproken wordt, maar deze zijn leerling steeds weer aanspreekt als „zijn zoon".
In Spr. 1 : 8 o.a: werd reeds duidelijk, dat in Spreuken de ouders in de eerste plaats geroepen zijn, onderwijs te geven. Toch wordt de relatie vader-zoon aangehouden, omdat de leraar (onderwijzer) de opdracht tot opvoeden en onderwijzen gedeeltelijk overneemt van de ouders en hij in hun voetspoor moet verdergaan.
Daarin wordt ons tevens duidelijk gemaakt, dat het niet gaat zoals vaak in de school om een zakelijke aangelegenheid, maar dat het onderwijs vooral een zaak is, waarin de leerling moet voorbereid worden om, toegerust met de ware Godsvrucht, gegrond op wijsheid en tucht, de plaats in te nemen, die hij naar Gods voorzienigheid zal mogen ontvangen.
Wat omvat nu de opvoeding en onderwijs in Spreuken?

Inhoud van Spreuken
We lazen dit reeds in Spr. 1 : 2-5: wijsheid, tucht, schranderheid (inventiviteit ten goede), inzicht, verstandig leren handelen naar de normen van Gods wet.
We kunnen in Spreuken 1 : 7 tot Spr. 9 : 18 hier heel veel over lezen. Eerst wordt gesproken over de wijsheid, die vooral in Spr 1 : 7-9- Spr. 4 : 1 - 2 7 en Spr. 8 : 1 -36 wordt aangeprezen.

Wijsheid
1. Die wijsheid werpt rijke vruchten af:
a. zij schenkt ware Godskennis en zelfkennis, inzicht in hetgeen in de verhouding mens-mens geldt als plicht en recht (niet alléén recht); zij behoedt voor verderfelijke omgang, redt uit de handen van de overspelige vrouw; zij wijst de veilige weg naar een behouden haven; en dit vereist voortdurende inspanning, grote ijver; (lezen: Spr. 2 : 1 -22)
b. in Spr. 3 : 1-12 wordt in een zang (gedicht) het onlosmakelijk verband tussen hoogste Wijsheid en Godsvrucht wonderschoon aangewezen;
c. in Spr. 3 : 13-26 wordt de bron van de wijsheid vermeld.

Dwaasheid
II. De dwaasheid wordt uitvoerig beschreven:
a. benijd de man niet, die macht misbruikt; Spr. 3 :31-35;
b. pas op voor de vreemde vrouw; Spr. 5 : 1-33; Spr. 7 : 1-27;
c. wachtje voor overspel; Spr. 6 : 20-35;
d. dan-volgen vier vermaningen; zij betreffen borgtocht, de mier, de valsaard en verder zeven zaken, die een gruwel zijn voor God.

Wijsheid en dwaasheid
III. Verder wijst Spreuken op de wijsheid en de dwaasheid, in antithetisch verband:
a. de uitnodiging van de wijsheid; Spr. 9 : 1-6;
b. die uitnodiging is vergeefs voor de spotter; Spr. 9 : 7-12;
c. maar ook de dwaasheid nodigt; Spr. 9 : 13-18.

De slotsom
Dan komt van dit alles de slotsom: Noodzakelijk is het, wijsheid en tucht te kennen en in de praktijk te brengen; nodig is inzicht te hebben in wat het leven bouwt of ook afbreekt; nodig, de tucht aan te nemen, die verstandig maakt, gerechtigheid doet betrachten, recht te doen en rechtvaardig te handelen.

Methodiek
We willen nog in het kort nagaan, welke methode de wijze onderwijzer volgt bij zijn onderwijs. Wat hij zijn „zoon" wilde meegeven voor de praktijk van het leven, zo vol gevaren en verleiding, hulde de wijze dikwijls in raadselachtige taal, in beeldspraak, in de vorm van een spreuk. Hij trachtte daarmede te bereiken, dat zijn „zoon" zó maar niet zijn „woorden der wijsheid" zou overnemen, onthouden, desnoods van buiten zou Ieren. Neen, hij wilde zijn leerling aan het denken brengen, brengen tot vragen, tot het leggen van verbanden, tot het zoeken van een oplossing. De spreuk, het raadsel bracht dan de leerling tot het verstaan van de kern van de zaak gelegen in: de woorden van de wijze, waarin de waarheid van Gods Woord is vervat.
Duidelijk is Spreuken in de methode om de leerling te brengen tot het aannemen van de tucht.

Tucht
Dat aannemen van de tucht, bedoeld als bindend voor leer en leven, is onmisbaar in opvoeding en onderwijs. Het geeft wijsheid. Zonder dat aannemen van de tucht vervalt de leerling tot dwaasheid. (Lees Spr. 29 : 15). Levenswijsheid krijgt de leerling nooit uit zichzelf, nooit vanuit een situatie, waarin hij kiest, wat hem het best gelegen komt. Tot levenswijsheid moet hij opgevoed en onderwezen worden. Daar is tucht voor nodig, ook in de zin van discipline. Die discipline heeft tweeërlei doel:
a. zij is preventief en is opvoedend, omdat zij wijsheid geeft, en wijsheid houdt de leerling op het pad der waarheid;
b. zij is ook waarschuwend en genezend, omdat een leerling, die de tucht niet aanneemt, teruggebracht moet worden, door discipline soms, en als het nodig is, hardhandig, terechtgebracht moet worden, terug moet komen op het rechte pad.

Vermaning
Spr. 13:1 wijst op de grote waarde van de vermaning, die bedoelt het te-rècht brengen.
Zo'n zoon geeft blijk, wijs te zijn, wanneer hij de vermaning gewillig aanvaardt. Dat doet een spotter in zijn dwaasheid niet. Hij wijst de vermaning af. Hij is onverbeterlijk. Hij luistert niet naar zijn vader, niet naar zijn onderwijzer en daarom niet naar zijn Schepper, Die recht heeft op zijn gehoorzaamheid. Zijn gezindheid, de bron, waaruit het handelen vloeit, blijkt boos te zijn. Zijn verdorven begeerten leiden lot boze woorden en goddeloze daden.

Berisping
Spr. 7 : 1 0 wijst op een nog ander middel tot tucht: de berisping. Een leerling, die iets mag bezitten aan ware Godskennis en waarachtige zelfkennis (dat maakt hem door genade "wijs", "verstandig"), weet van zijn eigen verdorven aard en staat open voor een zelfs lichte berisping.
Een dwaas is daar totaal ongevoelig voor. Hij komt niet tot inkeer, zeker niet tot omkeer, al krijgt hij het dubbele van het aantal slagen, dat geoorloofd is (50): honderd!

Gewenning
Spr. 22 : 6, waarover we al meer spraken, wijst vooral ook. op de grote betekenis van de gewenning. Dan moeten we „Leer de jongen. . ." vertalen door (een ook geoorloofde vertaling) „Oefen de jongen. . .". Breng het tot beoefenen èn tot in oefenen van de wijsheid.

Lichamelijke straf
Spr. 13 : 24 wijst tenslotte op de waarde, die Spreuken toekent aan de lichamelijke straf.
Maar nadrukkelijk wordt hier deze tuchtmaatregel in verband gebracht met de liefde van de rechtgeaarde (wijze) vader tot zijn zoon.
Zonder liefde brengt hij niets tot de bestemming, die hij in het oog moet houden. Spreuken staat een strenge opvoeding voor.
"Houdt uw zoon onder de roede" betekent echter niet: sla er maar op los. Veel meer: laat uw gezag, gedragen door de liefde, gelden!
Houd in het oog: de roede en de straf moet leiden tot wijsheid. Dat is toch het opvoedingsdoel?

Schaamte
Aan het einde gekomen van dit opstel, moet me twee dingen van het hart:
1. Wat heb ik véél geleerd uit Gods Woord m.b.t. de opvoeding en onderwijs.
2. Wat schaam ik mij, dat ik in de jaren, dat ik les mocht geven, mijn leerlingen niet meer van hieruit heb opgeleid...

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

De Saambinder | 8 Pagina's

DE OPVOEDING EN HET ONDERWIJS IN OUD-ISRAËL (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

De Saambinder | 8 Pagina's