Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE godvruchtige avondmaalganger

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE godvruchtige avondmaalganger

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De schrijver

De in 1664 geboren Petrus Immens stamt uit een echt predikantengeslacht. Zowel zijn grootvader als zijn vader waren predikant. Petrus ging, evenals vier broers van hem, ook theologie studeren.

Reeds als jongen had hij diepe indrukken van eigen verlorenheid en van de uitnemendheid van de Heere Jezus Christus.

Als kandidaat werd hij bevestigd in de gemeente te Oirschot, waar hij van 1688 tot 1691 heeft gestaan. Daarna is hij 4 jaar in West-Souburg en 3 jaar in Zaltbommel predikant geweest, Tenslotte heeft hij totaan zijn dood de gemeente te Middelburg gediend (1698 - 1720). Daar was hij tevens enige tijd curator van de Latijnse en professor aan de Illustere School ter plaatse.

Tijdens zijn predikantsperiode in West-Souburg is ds. Immens getrouwd met Katharina de Smidt. Ze kregen acht kinderen, waarvan de enige zoon (ook Petrus geheten) voorbestemd werd om predikant te worden. Hij overleed echter, nog geen 20 jaar oud. Ook heeft ds. Immens zijn vrouw en nog vier andere kinderen naar het graf moeten brengen. Op 18 november 1720 mocht deze zeer gewaardeerde prediker ingaan in de vreugde zijns Heeren.

Zijn boek

Ds. Immens heeft niet zoveel werken nagelaten. Maar toch is hij met name door één van die weinige werken, „De godvruchtige avondmaalganger", heel bekend geworden. De eerste druk verscheen vele jaren na de dood van Petrus Immens (1752). Het boek heeft grote opgang gemaakt en wordt tot op heden gelezen. Ook onder ons. Of moet ik zeggen: juist in onze kringen?

'k Hoorde eens één van onze predikanten vertellen, dat in de weken voor de bediening van het Heilig Avondmaal in zijn gemeente „De godvruchtige avondmaalganger" van hand tot hand ging.

Het boek is op een wat wonderlijke wijze tot stand gekomen. Ds. Immens heeft de 14 verhandelingen, waaruit het boek bestaat, namelijk niet zelf geschreven. Ze zijn door een gemeentelid, Jacoba Petronella Winckelman „met ene weergaloze vaardigheid, niet alleen zakelijk, maar genoegzaam ook woordelijk" opgeschreven. „En zo nauwkeurig, dat de heer Immens, bij het »overzien van sommige daarvan, deze voor echt en voor de zijne erkende". Dit kunnen wë lezen in de zeer uitgebreide „voorrede aan de lezer" (ruim 50 blz.) van Jacobus Willemsen, die evenals Immens, professor en predikant in Middelburg was.

De 14 verhandelingen zijn „bijzondere oefeningen", die Immens 's maandags voor de bediening van het avondmaal hield. Meestal gebeurde dit in de Nieuwe Kerk in Middelburg. Deze diensten werden door zeer velen bijgewoond. De zaterdag daarop hield Immens dan een voorbereidingspreek over een bepaalde bijbeltekst. Op zondagmorgen werd het Heilig Avondmaal bediend, terwijl er 's middags nabetrachting was.

De bedoeling van Immens

We kunnen het best Petrus Immens zelf aan het woord laten:

„Bij gelegenheid van des Heeren heilig en hoogwaardig Avondmaal, tot welks betamelijk en nuttig gebruik wij u, bij die gelegenheden, wensen op te wekken, was ik voornemens om nu en in het vervolg (....) met uw aandacht te spreken over het zaligmakend geloof (....) Doch zo, dat ik (....) het voornamelijk daar op zal toeleggen, om zowel natuurlijke mensen te ontnuchteren en de weg tot hun eeuwig heil aan te wijzen, als voornamelijk om Gods volk te bemoedigen (....) inzonderheid bij gelegenheid van het avondmaal, om dat tot troost en nut van hun ziel te gebruiken" (blz. 71, uitgave „De Banier"). Hieruit blijkt in het kort de bedoeling van Petrus Immens. Een zaligmakend geloof is volgens hem vereist om avondmaal te kunnen vieren. In alle verhandelingen (hoofdstukken) vermaant hij de ongelovigen dan ook ernstig en wekt hij hen op tot bekering. Maar vooral legt hij zich erop toe om, zoals hij zelf

opmerkt, „Gods volk te bemoedigen in hun zwarigheden, en raad en bestuur te geven, hoe zich te gedragen om in het geloof meer overvloedig te zijn" (blz. 71). Ook de allerkleinsten in de genade worden aangespoord om gebruik te maken van het Heilig Avondmaal. Uit de verhandelingen blijkt, dat Immens de viering van het Avondmaal ziet als „levensbehoefte" op de weg van het geloof. Niet een enkele keer, maar regelmatig. „Als gij het ene Avondmaal gebruikt hebt, verlangt alweer naar het andere" (blz. 404).

Zelfbeproeving

Steeds meer valt de nadruk op de noodzakelijkheid van de zelfbeproeving. Je zou dit als het ware de rode draad kunnen noemen die door het boek loopt. Het kan niet anders of Immens heeft bijzonder veel zelf-en mensenkennis gehad. Het is bijna niet te begrijpen dat iemand zijn hoorders (nu dus lezers) in zoveel „soorten" weet in te delen. Natuurlijk kent hij uiteindelijk maar twee soorten mensen: ware gelovigen en onbekeerden van hart Maar Immens wist hoe verschillend de „legering" van een mens kan zijn, zowel van de ongelovigen als van de kinderen van God,

Als het gaat om de onboetvaardige zondaars, dan is hij radikaal. Voor hen is geen plaats aan de dis des verbonds. Maar als hij de bekommerden aanspreekt, dan daalt hij bijzonder laag af om hen als het ware te lokken tot de tafel des Heeren.

Oproep tot bekering

In alle verhandelingen wordt er duidelijk vanuit gegaan dat er in de gemeente van Christus niet alleen koren maar ook kaf is. Immens geeft bij herhaling aan hoe veel het tijdgeloof op het ware geloof kan lijken, terwijl het er in wezen haaks op staat. Enerzijds vermaant hij de ongelovigen ernstig, maar anderzijds predikt hij ook een ruim aanbod van genade. „Zo gij nu verloren gaat, het zal uw eigen schuld zijn. Niet alleen om de verbreking van het werkverbond in Adam, maar omdat gij niet hebt willen tot God komen, omdat gij het genadeverbond veracht en de aanbieding Gods versmaad hebt" (blz. 258). „Ach mijn toehoorders, wereldlingen, uiterlijke belijders en avondmaalgangers, wie gij zijn moogt, ik bid u: legt dit eens op uw hart! God laat Zich niet bespotten, Hij stelt Zijn verbond u voor, Hij biedt het u aan, Hij laat u vriendelijk nodigen. Zult gij nu nog de aanbieding Gods versmaden en weigeren tot Hem te komen? Zal God u Zijn Zoon in Zijn volle algenoegzaamheid laten voorstellen, en zult gij zeggen: Ik heb er geen lust in? O, wat een onbezonnen dwaasheid!" (blz. 285).

Immens toont aan dat de onmacht van de mens een schuldige onmacht is. „Uw onmacht bracht u nog nooit in het eenzame voor God op uw knieën, om te bidden dat God in u zou werken door Zijn Geest" (blz. 258).

Opwekking bekommerden

Als Immens dan (steeds opnieuw) heeft aangetoond wat het ware geloof is en wat de levenstekenen daarvan zijn, wat het niet is en hoe dichtbij een tijdgelovige kan komen, gaat hij degenen aanspreken die welkom zijn aan de avondmaalstafel. Hierbij weet hij door te dringen tot in het diepst van het hart, met de bedoeling om de kinderen van God op te wekken en te bemoedigen. Soms vragenderwijs. „Durft gij ontkennen, dat(....)" Na een aantal vragen met betrekking tot het geestelijk leven gesteld te hebben voegt hij eraan toe: „Welnu, wie heeft dat in u gewerkt? Zijn dat niet de beginselen van het geloof? Geef er toch God de eer van en weest niet langer ongelovig, maar gelovig!" (blz. 83). In de verhandeling over het grote onderscheid tussen het tijdgeloof en het ware geloof zegt Immens: „Hier zal een bekommerde, die deze dingen met aandacht gehoord heeft, zeggen: Is dat nu een stof tot opbeuring (....) want dat is mijn gedurige bekommering, dat ik nog maar een tijdgelovige ben" (blz. 113). Vervolgens toont hij aan, dat het in het leven van de bekommerde gelovige toch heel anders is dan bij de tijdgelovige. En dan eindigt hij met: „Welnu, vindt gij dit in u, laat u dan niet beroeren, maar ga met vrijmoedigheid ten Avondmaal (....). Werp u weer opnieuw in Jezus' armen neer; Hij zal Zich uwer zekerlijk ontfermen en in Zijn liefde weder omhelzen" (blz. 114).

Als „kleinmoedige zielen" moeten klagen over hun ontrouw, wijst Immens hen op Gods grote zondaarsliefde. „God, uw Bondsgod, wist ook wel, dat gij gans trouweloos zoudt handelen en van Hem afwijken, doch dat wil Hij in Zijn bondgenoten verdragen (....). Hij geeft u vrijheid om tot Hem weder te keren en in het bloed van de Middelaar verzoening te zoeken" (blz. 260).

Alle tegenwerpingen van bekommerde zielen weerlegt Immens. „Nog zal iemand zeggen: Ik durf zo vrijmoedig geen gebruik van Jezus te maken, omdat ik nog zo zondig en onrein ben; ik vrees, dat ik Hem niet aangenaam zal zijn. Maar ik antwoord: (....) Foei, zulk een taal! dat is ongeloof! Wilt ge dan, eer gij naar Jezus gaat, gereinigd worden? (....) Gij handelt even zo dwaas als iemand (....) die zou zeggen: Ik ben al te ziek om naar de medicijnmeester te gaan (....)" (blz. 335).

Wijze lessen

Ds. Immens is er niet alleen op uit om „het kleine niet te vertrappen", maar ook om de bekommerden op te wekken tot „opwas in de genade en de kennis van de Heere Jezus Christus". Hij wijst er steeds weer op, dat een christen niet op het gevoel af mag gaan. „Leer onderscheid maken tussen uw staat en uw gestalte. (....) Wanneer nu uw hart opgewekt en de gestalte levendig is, dan zoudt ge u wel eens verzekeren, maar als het dor en droog is, dan ligt aanstonds de moed in de as; en dus leeft gij in een gestadige twijfelmoedigheid. Maar beter deedt gij met te denken: Ofschoon ik eens dodig ben en niet zo gezet werkzaam omtrent God, evenwel is God Dezelfde en Zijn hand zal wel eens ten goede veranderen" (blz. 131).

„Houd de oefening van uw geloof gedurig levendig. Wek uw honger en dorst naar Christus gedurig op (....). Als gij gezondigd hebt, neem toevlucht tot Zijn bloed ter verzoening" (blz. 132). Gaat Immens er dan vanuit dat een gelovige zelf zijn geestelijk leven „op peil" kan houden? Nee beslist niet. Uit alles blijkt, dat Immens er vanuit zijn eigen leven weet van heeft, dat het de Heere is, D ie werkt, beide het willen en het werken. Maar wel via de middellijke weg. „Wel, gaat dan maar voort, blijft in gehoorzaamheid de middelen gebruiken met een stil opzien en wachten op de Heere" (blz. 364). Een kind van God is geen stok of blok en is zeker verantwoordelijk, ook met betrekking tot het leven van alledag. „Tracht vooral toch zeer gezet en teder voor de Heere te leven. Wacht u toch vooreen wereldgelijkvormige wandel" (blz. 132). Vooral in de verhandeling „over de verachtering van Gods volk in de oefening van het geestelijk leven" (7) laat Immens ernstige vermaningen horen.

Tegen mensen die menen dat hun overtuigingen niet voldoende zijn, zegt Immens: „Zaagt gij niet zó veel in uw zonden, dat gij geloofdet dat gij Jezus van node hadt en zonder Hem voor God niet kon bestaan? (....) Wel, dan verzeker ik u, dat uw overtuiging groot genoeg is. Want het is het doel er van, als ze een mens als ellendige naar Jezus drijft" (blz. 146).

Petrus Immens vergeet ook niet de meer verzekerden in het geloof aan te spreken. Zo nu en dan vermaant hij hen om voorzichtig te handelen met bekommerde zielen. „Behandelt hen nooit hard, maar bescheiden en vriendelijk. (....) Het is uw plicht (....) uw broeder te versterken. Gij weet uit eigen bevinding welk een werk er aan vast was eer gij tot die bewustheid kwaamt" (blz. 161).

Nog meer wijze lessen? Het boek is er vol van!

Ouderwets ?

Hier en daar (vooral in de laatste drie hoofdstuken) merkje dat de verhandelingen in een andere tijd uitgesproken zijn; Als Immens bijvoorbeeld ertoe opwekt om de hele avondmaalsdienst bij te wonen en dus niet kort voor de bediening binnen te komen en eerder weg te gaan, doet ons dat vreemd aan (blz. 375/386). Maar het zijn slechts een paar heel ondergeschikte dingen, die je moet lezen in het licht van de tijd.

Voor sommigen is het boek van Petrus Immens om heel andere redenen „uit de tijd". Men verwijt hem dan dat meer de christen dan (de eis van) Christus centraal staat Toch denk ik, dat degenen, die dat zeggen, öf het boek verkeerd lezen öf Immens niet (willen) begrijpen. Immers, het is niet de bedoeling van ds. Immens om een gelovige in zijn „bevindingen" te bouwen of te strelen, maar om de weg te wijzen naar de Middelaar des Ver bon ds. In dit boek gaat het in wezen om de grote Gastheer bij het Heilig Avondmaal, de Heere Jezus. Het is de grote verdienste van Immens (liever gezegd: genade van God in het leven van Immens), dat hij erin geslaagd is om op bijna onnavolgbare wijze aan te tonen hoe de Heere werkt in het leven van Zijn kinderen.

Steeds opnieuw merkt hij op, dat de wegen van de Heere met Zijn kinderen zo verschillend kunnen zijn. „God leidt al Zijn kinderen niet op dezelfde weg. De één wordt door een bitter Mara, en de andere door een lieflijk Elim naar Kanaan geleid" (blz. 146). Mijns inziens is dit boek dan ook aktueel tot op de dag van vandaag. Een boek waar léven in zit. Wat meer is, waarin hét leven centraal staat en waarin de weg naar het eeuwige leven wordt aangewezen.

'k Zou dit boek van harte ter lezing willen aanbevelen. Zeker ook aan de jongeren onder ons. Er kunnen zoveel vragen en worstelingen ook met betrekking tot het Heilig Avondmaal zijn. Juist dan kan, als je tenminste zelfonderzoek niet schuwt, „De godvruchtige avondmaalganger" je tot een gids zijn. Het boek is misschien ook wel geschikt om (in gedeelten) op een vereniging te behandelen. Of om er, in navolging van Immens, in de week van voorbereiding in de gemeente samen over te spreken onder leiding van de predikant of de kerkeraad. En als we het lezen of met elkaar bespreken, laten we het dan doen, zoals Immens zijn verhandelingen is begonnen, namelijk „onder inwachting van des Heeren zegen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1983

Daniel | 40 Pagina's

DE godvruchtige avondmaalganger

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1983

Daniel | 40 Pagina's