Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ASPEKTE VAN DIE VORM/INHOUD-PROBLEMATIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ASPEKTE VAN DIE VORM/INHOUD-PROBLEMATIEK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

F. W. Buytendach, ASPEKTE VAN DIE VORM/INHOUD-PROBLEMATIEK met betrekking tot die organiese Skriftinspirasie in die nuwere gereformeerde teologie in Nederland, 482 blz., f39.50, uitg. Ton Bolland, v.h. H. A. van Bottenburg, Amsterdam, 1972.

In deze uitvoerige dissertatie (Potchefstroom 1969) gaat de auteur in op de ontwikkeling in de gereformeerde theologie ten aanzien van de inspiratie en de autoriteit van de Heilige Schrift.

Na een bespreking van de mechanische, dualistische en dynamische inspiratieidee grijpt de auteur terug naar het verleden, o.a. naar Augustinus. Hij meent, dat Calvijn in zijn visie op de Schrittinspiratie voorwerk verricht heeft met betrekking tot de organische opvatting van Bavinck. Deze laatste wijst op de parallellie van het vleesgeworden woord en het Schriftgeworden woord: De Schrift is sine labe concepta. Vorm en inhoud doordringen elkaar en zijn niet te scheiden.

De nieuwe theologie (Barth, Bultmann) heeft de organische Schriftinspiratie op ingrijpende wijze disputabel gesteld. Bij Bultmann is sprake van een grondige scheiding tussen vorm en inhoud. De Entmythologisierung betekent Entkerygiiiatisierung (Buri e.a.). Ook de invloed van Lever en zijn opvatting van Gen. 1 v.,

\vaardoor niet anders dan een „blote (eitelose kerygma" overblijft heeft grote invloed geoefend op de ontwikkeling ten aanzien van de vragen van Schrittautoriteit.

Tweederde van het werk wordt in beslag genomen door de tekening van de gereformeerde theologie in Nederland met betrekking tot de boven aangeduide vragen.

De auteur legt aan Koole overaccentuering van de menselijke functie met betrekking tot de totstandkoming van de historigrafie van de Schrift ten laste. Datzelfde geldt van Kuitert. Met verwijzing naar de werken van Kuitert betoogt de schrijver, dat bij Kuitert de verticale ontstaansdimensie van de Schrift als het ware „uitgefiltreerd" wordt. Kuitert relativeert de vorm van de Schrift, wist het onderscheid uit tussen inspiratie en illuminatie en drijft de tijdgebondenheid op de spits. Dat is een soort antiekverklaring van de Schrift. Ook bij H. N. Ridderbos vindt de schrijver een verschuiving in diens visie op het Schriftgezag. Op „dubbelslagtige" wijze zou hij aan formeel en materieel gezag vasthouden.

Ten aanzien van Berkouwer wijst de schrijver op het verschil tussen Problemen der Schriftcritiek (1938) en de werken van de laatste tijd, vooral De Heilige Schrift I en II. Berkouwer wijst een formeel Schriftgezag af. De exclusieve accentuering van de Schriftboodschap als het eigenlijke getuigenis van de Schrift, moet - volgens de auteur - uitlopen op een relativering van het getuigenis van de historische feitelijkheid van de Schrift, waarop de boodschap rust. In een bepaald opzicht is er volgens Buytendach geen verschil tussen de opvatting van Berkouwer en die van Barth e.a. Want het gaat immers om de „inhoudboodskapsgezagdimen-

sie". Ook wordt ingegaan op Berkouwers tegenwoordige opvatting van de Schriftkritiek.

In een slothoofdstuk Terugblik en uitzicht wijst de schrijver op de overrompelende invloed van Barth en Bultmann c.s. Deze theologie als wetenschap heerst over de Schrift en niet omgekeerd.

De auteur verwerpt het woord inspiratie; in plaats daarvan spreekt hij van de organisch-verbale theopneustie.

De auteur houdt zich aan Bavinck, zoals uit het bovenstaande wel duidelijk is; dat er in de nieuwere theologie een afbuiging is van deze lijn is niet te ontkennen. Is het evenwel inderdaad een afbuiging? Dat is een vraag, die wel mag worden opgeworpen. Met veel van wat hier aan de orde komt ben ik het geheel eens. Het pertectum en het praesens van de Schriftinhoud is niet te scheiden. Maar dat betekent niet, dat er niet vele vragen overblijven. Ik denk b.v. aan de vragen rondom historisch en normatief gezag, wat wel door de schrijver legitiem geacht wordt, maar dat niet wordt uitgediept en waar zeer zeker een niet minder moeilijke weg voor ons ligt dan bij de problematiek, die hier aan de orde gesteld is, terecht gesteld is, met ernstige waarschuwing voor de consequenties.

Het werk geeft zeer veel uitvoerige citaten en ik hoop, dat het in vele bibliotheken van theologen terecht zal komen.

H.

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Theologia Reformata | 84 Pagina's

ASPEKTE VAN DIE VORM/INHOUD-PROBLEMATIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Theologia Reformata | 84 Pagina's