Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en geloof

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste tijden wordt meerdere malen gesproken en geschreven over dit onderwerp en dan de vraag in het midden gesteld, wat nu eigenlijk in de bekering des mensen voorop gaat. Het blijkt nogal eens, dat men de voorkeur dan wil geven aan het geloof als gaande de wedergeboorte vooraf.

Nodig is echter tot voorkoming van misvatting t.o.v. deze ernstvolle zaken, allereerst er bij stil te staan wat onder beide nu eigenlijk moet worden verstaan. Letten wij nu allereerst op de wedergeboorte zoals deze ons op grond van Gods Woord wordt beschreven door onze Dordtse vaderen, in de strijd met de remonstranten in de 5 art., 3—4 hfst., art. 12, dan zeggen zij: „En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God, zonder ons (kursivering van mij) in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeg gebracht door middel van de uiterlijke predikatie alleen, noch door aanrading of dergelijke wijze van werking, dat wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan, wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke en zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke naar het getuigenis der Schrift, in haar kracht niet minder noch geringer is, dan de schepping of opwekking uit de doden; alzo, dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbare wijze werkt, zeker, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en dadelijk geloven... .". Hier gaat dus de wedergeboorte als daad Gods aan het geloof vóóraf.

Nu is het opmerkelijk, dat sommigen gaarne verwijzen, met voorbijgaan van dit bovenstaande artikel, o.a. naar de Ned. Geloofsbelijdenis, art. 24. Volgens dit laatste artikel schijnt immers het geloof aan de wedergeboorte vooraf te gaan, waardoor degenen, die het geloof des mensen vóór de wedergeboorte willen stellen, menen zich hierop te kunnen beroepen. In dit artikel lezen wij: „Wij geloven, dat dit waarachtig geloof in de mens gewrocht zijnde, door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes hem wederbaart en maakt tot een nieuw mens, en doet hem leven in een nieuw leven en maakt hem vrij van de slavernij der zonde...." Wanneer men echter dit artikel wil gebruiken om zijn stelling, dat het geloof de wedergeboorte vooraf gaat, te bewijzen, heeft men er wel op te letten, dat dit artikel niet spreekt van de wederbaring des Heiligen Geestes, waardoor Hij de dode zondaar uit de staat des doods overzet in de staat des levens, maar van „de vrucht die hieruit vloeit" en verkregen wordt door het geloof.

Ten bewijze hiervan leze men wat boven dit artikel geschreven staat, namelijk , van de heiligmaking en de goede werken". Nu zal elk gereformeerd belijder moeten toestemmen, dat de rechtvaardigmaking vóór de heiligmaking gaat. Want gelijk in de val des mensen de schuld gaat voor de smiet, alzo in de herschepping gaat de rechtvaardigmaking vóór de heiligmaking. Hiermede wordt natuurlijk niet bedoeld de rechtvaardigmaking in de vierschaar der konsciëntie, doch in de staatsverwisseling wanneer de Heere de inzichzelf dode zondaar, doch door God uitverkoren en door Christus gebracht op het stondeke van Zijn welbehagen in Christus aanziet en door Zijn levendmakende bearbeiding des Heiligen Geestes, overzet uit de staat des doods in de staat des levens. Nu, gelijk niemand iets kan toedoen tot zijn natuurlijke geboorte, zo kan een mens niets bijdragen tot zijn wedergeboorte.

De wedergeboorte is de opwekking uit de dood, de levendmaking van de uitverkoren zondaar. Spreekt Paulus niet van deze weldaad tot de Efeziërs: „U heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaad en de zonden"? (Ef. 2 : 1). Door de wedergeboorte wordt de dode zondaar echter levend, verstand en wil en genegenheden worden vernieuwd, waardoor zulken een nieuw schepsel worden in Christus Jezus (2 Kor. 5 : 17) en daarin ontvangen ©en nieuw hart en een nieuwe geest. In Ezech. 36 : 20 lezen wij: „Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u, en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en zal u een vlesen hart geven".

Vóór de wedergeboorte kan er alzo geen geestelijk leven zijn. Zij is de opwekking uit de geestelijke dood en wordt ook niet eerst gewrocht, wanneer de levendgemaakte gekomen is tot een bepaalde stand in het geloof, zoals sommigen willen, wordende dan van zijn aandeel in Christus verzekerd door de Heilige Geest, daar dit wel de vrucht daarvan is, doch niet de zaak van de wedergeboorte zelf in engere zin. Een mens is levend of dood, wedergeboren of niet wedergeboren. Een derde staat is er niet. „Het geloof" nu plant God de Heilige Geest met de wedergeboorte in de ziel van de uitverkorene, waardoor de vereniging met Christus tot stand komt. Buiten de vereniging met Christus zijn immers alle Adamsnakomelingen in hun aller verbondshoofd dood in de misdaad en de zonden {Ef. 2 : 1). Tot een recht begrip der zaken waarover het hier gaat, hebben wij dan ook duidelijk de plante des geloofs van zijn werkingen of oefening te onderscheiden. Door dit niet te doen komen er allerlei verwarringen en worden de zielen zo spoedig op een dwaalspoor gebracht, soms met de schrikkelijkste heilloze gevolgen. Het zo straks aangehaalde art. 24 van de N.G.B, nu handelt, zoals wij reeds opmerkten, van de vrucht der wedergeboorte in de oefening van het geloof, waardoor de wedergeboorte in ruimere zin plaats grijpt. Hiervan nu spreekt ook het einde van het eerstgenoemde art. 12 v.a. 3 en 4 hfst. van de 5 artikelen tegen de remonstranten. Daar lezen wij immers: , ^En alsdan (dat is dus na de eerstgenoemde opwekking uit de doden en levendmaking) wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf, waarom ook terecht gezegd wordt, dat de mens dóór de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert".

Dit genadewerk Gods, waar de Heere Zich naar Zijn souvereiniteit in verheerlijkt, sluit echter de verantwoordelijkheid van een elk, die onder het Woord leeft, niet uit. Hierover hepen wij een volgende keer D.V. nog wel iets te zeggen, daar dit artikel anders te lang zou worden.

Ik meende echter in onze tijd, waar zoveel over het geloof en het geloven gesproken en geschreven wordt, dat het niet overbodig was de nadruk er op te leggen, dat hierbij steeds goed bedacht behoord te worden, dat het wederbarende werk des Heiligen Geestes van de dode zondaar, aan het geloof vooraf moet gaan en zeker gaat voor al degenen, die zullen zalig worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1959

De Saambinder | 4 Pagina's

Wedergeboorte en geloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1959

De Saambinder | 4 Pagina's