Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bart en Kees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bart en Kees

LVIII

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoogl. 2 : 15.

Kees. Den vorigen keer hebt ge op de sluwheid, de listigheid van de vossen gewezen. Maar het zijn toch ook wilde, verscheurende dieren?
Bart. Dat zijn ze juist! En de valsche leeraars: idem, idem. Je moet maar eens lezen wat er de Heere van zegt in Matth. 7 : 15. Lees dat eens voor.
Kees. Maar wacht U van de valsche profeten, dewelke in schaapskleederen tot U komen, maar van binnen zijn zij grijpende wolven.
Bart. En hoor eens wat Paulus er van zegt: Want dit weet ik, dat na mijn vertrek „zware wolven” tot U inkomen zullen, die de kudde niet sparen - die geheele huizen verkeeren - en welker woord voorteet gelijk de kanker! Ach, hoeveel arme zielen worden door de vossen verscheurd! heele gemeenten worden door hen verwoest! Je moet de kerkgeschiedenis van den vroegeren en lateren tijd maar eens lezen, dan zult gij eens zien wat ketters als Pelagius e.a. en wat roomsche priesters, valsche leeraars en volksleiders en regeerders een verwoesting in Gods kerk hebben aangericht!
Kees. Nu Bart, de kerkgeschiedenis en het martelaarsboek heb ik wel gelezen. En dan vind ik dat onze tijd nog al gunstig afsteekt.
Bart. Waarin dan?
Kees. Wel, nu hebben we toch niet te vreezen voor ons leven. Gods knechten en kinderen mogen nu toch vrij voor de waarheid uitkomen?
Bart. Lees jij ook wat er in de andere landen gebeurt, of denk jij, dat de grenzen van Nederland ook de grenzen van den Wijngaard des Heeren zijn? Lees je niet, hoe het in Rusland en in China - om maar geen meerdere landen op te noemen - hoe het in die landen gaat?
Kees. Ja wel. Dan vind ik dat de vijanden hier heel wat tammer zijn dan in die landen.
Bart. Ja dat is zoo. De Russische verwoesters van Jezus’ wijngaard zou men „zware wolven” kunnen noemen: de Chineesche verwoesters „honden”; en de Hollandsche „vossen” - dat is het verschil.
Kees. Er is in onzen tekst eerst sprake van vossen en dan van kleine vossen, is daar verschil in?
Bart. Ja daar is natuurlijk verschil in; een klein vosje is een kind van den Ouden vos. Er zijn ketters en er zijn kettertjes of nog duidelijker: Er was een Pelagius en er zijn Pelagianen, enz enz. Je kan het ook zoo nemen: De vossen die zitten in het eergestoelte, staan op de kansels, spreken door de radio enz. . . .
Kees. En de kleine vossen. . . .?
Bart. Die zitten bij mij van binnen. Dat zijn voor mij de lastigste, de venijnigste, die verbitteren vaak m’n leven, die bederven soms heel m’n wijngaard.
Kees. Hoe noem je dan die kleine vossen?
Bart. Ongeloof, wantrouwen van den Heere, mor- en bedilzucht, eigenwijsheid, werkheiligheid, geestelijke hoogmoed, steunen , op eigen kracht, wijsheid, vermogen en waardigheid, valsch eergevoel, enz enz.
Kees. Dat zijn er nog al een paar!
Bart. Kees, vraag maar om ontdekkend licht, en als de Heere dan je gebed verhoort, dan zult ge er nog wel meer gewaar worden. Ach, jongen, bij mij alleen had Simson er wel driehonderd kunnen vangen.
Kees. Ik vrees dat al te groote ootmoed U zoo doet spreken. Ik kan haast niet gelooven, dat iemand, die zóó lang in den dienst des Heeren is, nog zooveel ondeugden in het hart heeft. Kom, Bart! zoo’n oude Christen!
Bart. Dat komt omdat je niet weet wat een oud kind des Heeren is.
Kees. Natuurlijk niet.
Bart. En, je leest Bijbel niet goed. Die leert het je niet om zoo erg goed van een oud kind des Heeren te denken, Abraham, Loth, David. Salomo. Rom. 7, enz.
En die vossen, zij doen zooveel kwaad. Zij miskennen Gods vrije, souvereine genade. Maken het offer van Christus overbodig. Berooven God van Zijn eer en onze ziel van haar troost. Verstoren de gemeenschap der heiligen. Brengen de dominé’s uit hun humeur. Maken dat je ongenoegen krijgt met je buren. Zijn de oorzaak, dat twee lieve kinderen des Heeren geen mijl met elkander kunnen loopen zonder ruzie te krijgen. Ze knagen telkens de zoete gemeenschap, die je ziel met den Heere geniet, door. Ze gunnen een mensch dikwijls niet, dat hij een psalmvers, dat hij met aangenaamheid begon te zingen, tot het einde toe uitzingt. Die vossen, ze jagen Gods kind soms van z’n knieën op, ze gunnen niet dat je een gebedje doet. Ze verstoren je nachtrust, en als je in de kerk zit dan sussen ze je in slaap. Vossen, Kees - we mogen geen leelijke woorden gebruiken, maar het zijn . . . . afschuwelijke dieren.
Is het dan een wonder, dat die zoete Jezus in onzen tekst, met macht en autoriteit zegt: Vangt ze! die vossen die groote van buiten en die kleine van binnen: Vangt ze?
Kees. Tegen wie zegt de Heere dat, Bart? Mij dunkt dat mogen wel sterke, wijze, geoefende, godzalige menschen zijn. Ik denk, dat vossen vangen een zwaar werk is.
Bart. Die vossen, die door de Radio spreken, kunt ge al heel makkelijk het zwijgen op leggen. Je neemt een schaar knipt het draadje der radio door, en die groote vossenmuil, ook wel „luidspreker” genoemd, is verstomd; die zal niet langer je ziel, je hoofd, hart en gezin verwoesten, Kees! - beter is, dat draadje nooit in je huis te brengen.
Wat nu die groote vossen, die we reeds noemden, aangaat, is het duidelijk, dat Jezus’ bevel vooral tot de Dienaars des Woords komt. Zij moeten die vossen ontdekken, wederleggen, ontwapenen, krachteloos maken; als het niet anders kan, dan moeten zij die vossen door den ban buiten den wijngaard des Heeren werpen. Zeker, jongen, dat is een ernstig en zwaar werk. Vossenvangers, moeten wijze, geoefende, godzalige, vrijmoedige menschen zijn. Anders vangen de vossen hen.
En wat nu die kleine vossen, die in ons hoofd en hart leven, aangaat: Daar weet ik vaak zelf geen raad mee. Ik wil ze soms vangen met m’n wijsheid, kracht enz. enz. Maar zij scheuren al mijn strikken en netten als spinrag stuk. Ja, het is mij vroeger wel gebeurd, dat ze mij van binnen wijsmaakten, dat ik behoorde tot die vijanden, waarvan die goede David zingt, psalm 63 : 6.
Men zal die boozen, door ’t geweld
Van ’t scherp gewette zwaard, doen sneven.
En aan de vossen overgeven,
Ter prooi alom in ’t open veld.
Kees. En maakten ze jou wijs, dat jij onder die vijanden behoorde? Nu, dat zal wel smartelijk geweest zijn! En zou er nu heel geen middel zijn tegen die kwellende macht van die kleine vossen? zou Gods kind nu altijd aan die kwellingen onderworpen moeten zijn?
Bart. Er is wel een middel, maar ik pas dat altijd het laatste toe. Eerst moeten al mijn strikken gebroken en mijn netten verscheurd zijn. Dan heb ik het wel meer dan eens toegepast.
Kees. En hielp dat?
Bart. Ja zeker! Toen die vossen het mij zoo zuur, zoo bang maakten, dat mijn ziel den dood verkoos boven het leven. Jongen:
’k Riep tot den Oorsprong aller dingen,
Tot God, in mijn bekommeringen,
En hij verhoorde mijn gebeden,
Naar zijne goedertierenheden.
Weg waren de vossen Kees! Je moet er den hemelschen Simson bij roepen. Het recept des Heeren, lees je Math. 17 : 21, niet, jongen, dat is vergif voor de vossen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1929

De Saambinder | 4 Pagina's

Bart en Kees

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1929

De Saambinder | 4 Pagina's