Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om hét Liedboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om hét Liedboek

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. Eén en ander tot opheldering.

We hadden het de vorige keer over de opmerkingen en wensen, die door de kerken gesteld kunnen worden t.a.v. ’t rapport over het lied in de eredienst. Gesteld werd: deze opmerkingen en wensen gelden niet de vraag of het verantwoord is andere liederen dan psalmen en berijmde schriftgedeelten te zingen. U kunt zich - dit lezende - afvragen: is dat niet tevéél gezegd? Wie de uitspraak van de laatste synode even vluchtig leest, kan tot deze vraag komen. Staat het niet onder 9) duidelijk, dat het deputaatschap kan verwachten, dat er reacties uit de kerken komen over het al-of-niet-zingen van gezangen? Het is daarom goed dit gedeelte van de uitspraak eens nader te bezien. Op blz. 57 van „Eenstemmig” vindt u de bedoelde regels. We nemen ze terwille van de lezers even over: 9) aan deputaten op te dragen een definitieve beslissing ten aanzien van het gebruik van schriftgetrouwe liederen voor te bereiden, en voorstellen te doen aan de Generale Synode 1983; de inhoud van de voorstellen, die deputaten zullen doen aan de komende synode, zal afhankelijk zijn van: 1) de reacties uit de kerken: 2) de realiseerbaarheid van het onder 6a) en d) genoemde - dat wil dus zeggen van een eigen liedbundel: 3) de eenheid van de kerken.

Zie het maar, kan nu gezegd worden: er is nog geen definitieve beslissing gevallen of er gezangen mogen worden gezongen! Eerst moeten de reacties uit de kerken gehoord worden en moet in de door de deputaten gedane voorstellen rekening gehouden worden met de eenheid der kerken. Dan blijft dus de weg nog open tot 1983 om bezwaar te maken tegen de mogelijkheid van het zingen van gezangen.

Dan lezen we dit gedeelte van de uitspraak verkeerd. Allereerst wordt dan voorbij gegaan aan het begin van de uitspraak over deze zaak. De synode besloot uit te spreken:

1) dat de Heilige Schrift het zingen van liederen, die niet rechtstreeks berijmde schriftgedeelten zijn, niet verbiedt.

2) dat’ in het licht van de uitspraken van de kerk naar eis van de Heilige Schrift zeer grote voorzichtigheid betracht dient te worden.

3) dat op grond van bovenstaande daarom in de eredienst een aantal schriftuurlijke liederen alleen dan kan worden aanvaard, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan enz.

Ieder, die leest zal moeten toestemmen: Het besluit is genomen, dat er schriftuurlijke liederen buiten de psalmen en directe schriftberijmingen gezongen mogen worden. Het is niet anders. Alle beperkende bepalingen ten spijt, die zelfs uitsluitende bepalingen zijn: over de vraag al-of-niet is in wezen beslist. In het artikel van ds. M C. Tanis in het blad van 11 december 1980 is dat terecht zo geschreven.

Dán: als er in 9) gesproken wordt van een definitieve beslissing, dan moet u het goed lezen: er staat niet: een definitieve beslissing over de mogelijkheid van schriftgetrouwe liederen, maar een definitieve beslissing over het gebruik van schriftgetrouwe liederen.............

Het gaat daar over de vraag: welke liederen zullen gebruikt worden? Zelfs is het mogelijk, dat de reacties uit de kerken de deputaten tot bepaalde voorstellen zullen brengen over het „hoe” van het gebruik. Maar in alle gevallen blijft de principiële vraag gepasseerd. Het is immers vanzelfsprekend dat deputaten zich houden aan de besluiten van de Generale Synode. Ze kunnen zeggen over opmerkingen, die gemaakt worden tegen de principiële uitspraak: „we zullen ze doorgeven”, maar ze kunnen er in wezen niets mee doen.

Ik zou het kunnen begrijpen, dat iemand dit schrijven vervelend vindt. Als er één het vervelend vindt, dan ben ik het allereerst zelf. Het is al geen plezierige bezigheid synode-besluiten te bespreken in een blad. Het formele, dat nu eenmaal kenmerk is van zulke besluiten, trekt al vast niet aan. We zijn liever met stichtelijker zaken bezig. Maar het is toch goed te weten waar we aan toe zijn, onafhankelijk zelfs nog van de vraag, hoe we over de zaak denken. Daarbij ben ik er diep van overtuigd, dat deze zaak ’t waard is. Het gaat hier niet om de vraag of iemand een gezang mag zingen of niet. Wie die opmerking maakt: wat geeft het nu, dat er een gezang gezongen wordt; er zijn toch ook goede gezangen!, heeft nog weinig van de eigenlijke achtergrond van de bezwaren verstaan van hen, die alleen in de eredienst de directe berijming van Gods Woord wensen.

Het is zo, dat na de uitspraak van de laatste synode dit spoor duidelijk verlaten is. Dat heeft mij beziggehouden toen ik als deputaat mede over deze zaak moest oordelen. Dat heeft mij nog meer beziggehouden, toen de zaak besproken werd ter synode en het beslissende besluit viel.

Er is ook iets anders, dat me deed besluiten enige artikelen over deze zaak te schrijven. Het is me opgevallen, dat in meerdere gemeenten een vervolg op dit besluit eigenmachtig is gemaakt. De synode van 1977 sprak het uit, „dat de kerken zich intussen houden zullen aan wat in art. 69 K.O. is bepaald”-dus: aan het enkel zingen in de eredienst van psalmen en berijmde schriftgedeelten. Nog kort vóór de laatste synode zeiden afgevaardigden op een classisvergadering, die een gemeente vertegenwoordigden waar men van tijd tot tijd gezangen zingt: ze komen er toch, er is een deputaatschap voor! En de laatste maanden blijkt het dat er gemeenten zijn, waar men nader moed uit het besluit van de laatste synode heeft gekregen. Ik kan me begrijpen, dat er zijn die zich afvragen wat voor betekenis besluiten van een synode hebben. Immers ook nu sprak de synode in deze zin onder 10) uit te spreken dat intussen art.69 van de kerkorde in de huidige redactie gehandhaafd blijft. Zo lang er dus geen andere liederenbundel is zijn de kerken gehouden om psalmen en berijmde schriftgedeelten te zingen. En niet om hun eígen gang te gaan. En het is daarbij ook nog te vrezen dat die eigen gang ook nog een andere is dan in het rapport aangewezen.

Nog altijd blijf ik van mening, dat er maar één weg is: terug naar vóór het besluit. Dat moeten de kerken en de deputaten weten. Anders heeft de meest goed bedoelde reactie geen zin. De wissel is verlegd en de trein gaat door, misschien heel langzaam eerst, maar hij gaat door. Het gaat uiteindelijk om het blijven bij een praktijk, die diepere wortels heeft als velen oppervlakkig menen. Dus niet of we voor of tegen een gezang zijn op zichzelf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Om hét Liedboek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1981

Bewaar het pand | 6 Pagina's