Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mukiek door de eeuwen heen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mukiek door de eeuwen heen

Reformatie en kerkmuziek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerk muzikale situatie vóór Luther.

De muziek was in de loop der eeuwen een belangrijk element in de opvoeding van de jeugd. Reeds in de dagen van Augustinus werd ze cp de „lagere scholen" onderwezen terwijl op de „hogere scholen" de muziek werd gedoceerd als theoretisch vak. Augustinus noemde de theorie van de muziek: „de wetenschap van het goed moduleren" (van de ene toonsoort op de andere overgaan).

Paus Gregorius de Grote, die omstreeks G00 leefde, legde door allerlei voorschriften het rituele gezang in de kerk vast. Het gregoriaans werd clan ook naar hem genoemd. Het kenmerkt zich door een vrij ritme, het wordt éénstemmig gezongen, zonder begeleiding, terwijl alle noten even lang duren. Omstreeks de tiende eeuw kwam de polyfonie (meerstemmigheid) tot ontwikkeling. In de late middeleeuwen ontstonden vele andere vormen van kerkmuziek: het koraal, het motet, het oratorium, het requiem, te Deum enz. Helaas was er van de gemeentezang vrijwel niets meer overgebleven. De gemeente zong nog wel eens, maar de overgrote meerderheid van de geestelijken waardeerde het niet als iets positiefs.

De ontdekkingen en vernieuwingen van Luther.

Om Luthers hervormingswerk op kerkmuzikaal gebied goed te verstaan moeten we terug naar wat hem bracht tot zijn grote ontdekking. Hij ging gebukt onder de toorn van God. God was rechtvaardig en daarom was Luther, de zondaar, ten dode gedoemd, vervloekt. Toen leerde hij zien, dat de Heere, Die volstrekt rechtvaardig is, de mens, die onrechtvaardig is, vrijspreekt in Christus, Zijn Zoon. De hervormer getuigde zelf, dat na het moment dat hij dit ontdekt had, de hele schepping een ander aanzien gekregen had. Alles sprak hem nu van Gods vriendelijk aangezicht. Hier ligt de oorsprong van Luthers waardering voor de muziek.

De muziek is een scheppingsgave vanaf het begin van de wereld aan alle schepselen gegeven, maar bovenal aan de mens. Immers is hem de mogelijkheid geschonken de muziek te verbinden met het Woord, dat niet alleen van de schepping spreekt, maar ook van de verlossing door Christus en het wonen van God de Heilige Geest in ons mensen.

Zo is de muziek naast de theologie geroepen cm Gods Woord te dienen. Reeds in 1524 wordt zijn eerste gezangboek uitgegeven: „Opdat Gods Woord door gezang onder de mensen verblijve". Hij heeft de mooie muziek der latijnse kerk gebruikt en zo gezorgd voor nieuwe teksten bij

oude melodieën. Bovendien wilde Luther, die niet meer clan „hervormer" wilde zijn hiermee bewijzen, dat hij niet een nieuwe kerk bouwde, maar „hervormde". Behalve als scheppingsgave zag Luther, zoals gezegd, de muziek als een Godsgeschenk in verband met de verlossing van de mens. Hij knoopte graag aan bij het begin van de psalmen 96 en 98: Zingt de Heere een nieuw lied. Het nieuwe lied hoort bij het nieuwe verbond, want God heeft ons hart vrolijk gemaakt door Zijn lieve Zoon, die Hij ons gegeven heeft tot verlossing van zonde, dood en duivel. Deze lof is een taak van de gemeente. Daarom heeft de hervormer radikaal gebroken met de scheiding geestelijken-leken. Immers in de roomse kerk was het koor een priesterkoor, opgesteld vlak bij het altaar en gescheiden van de gemeente door het koorhek.

Sinds Luther is het eigenlijke in de protestantse eredienst het koraal, de door de gemeente gezongen psalm. Ook de orgelmuz'ek ontvangt hier haar inspiratie. De koorzang staat open voor alle gemeenteleden. Een bijzonder ambt van koorzanger is er niet.

Voor Luther en de vroeg-protestantse kerkmusici bezat de muziek eveneens de afglans van de heerlijkheid die komen zou. Telkens verwezen zij naar wat de Openbaringen van Johannes ons vertellen: Mensenstem en instrument, de ganse kosmos, zal de lof zingen van het Lam Gods tot in alle eeuwigheid.

Ca1vijn, de zanger der psalmen.

De bron waaruit vele christenen putten voor hun gezang was het boek der psalmen. Bewerkte Luther slechts een zevental psalmen, Calvijn zou nog intensiever uit deze bron putten.

In 1536 ging de kerk van Genève over tot de reformatie. Rigoureus werden alle misgebruiken, gewaden, priesterkoren en orgels afgeschaft. Van de grond aan moest Calvijn de eredienst opbouwen.

In een van zijn werken schrijft Calvijn: „Wij wensen dat de psalmen in de kerk worden gezongen volgens het getuigenis van Paulus, die zegt dat het goed is de Heere psalmen te zingen. Het zingen van cle psalmen kan onze harten opheffen tot God".

De Geneefse reformator zag als doel van alles: de ere Gods. Hij stond soberheid in alles voor, maar bovenal in het kerkelijk leven. In een preek n.a.v. het gebruik van muziekinstrumenten in de kerk zegt hij beducht te zijn voor grote kunstzinnigheid binnen de muren der Kerk. We vervallen dan in hetzelfde kwaad als de roomse kerk. De liturgie wordt hoofdzaak terwijl ze slechts dienstbaar mag zijn aan de prediking.

Zwingli ging veel verder dan Calvijn. Hij bande alle muziek uit de kerk, zelfs het zingen. Van hem. is bekend, dat hij eens ter verantwoording voor deze daad bij de magistraat van Zurich werd geroepen. Het pleidooi dat hij voor de heren hield, heeft hij gezongen! Tot grote verbazing van de vroede vaderen. Deze verbazing gaf Zwingli het gewenste argument. „Zou God niet evenzeer verwonderen als we datgene dat we tot Hem te zeggen hebben, gaan zingen? "

Om naar Calvijn terug te keren, in 1539 verscheen te Genève het eerste franse kerkboekje. Twintig liederen: zeven van Calvijn zelf en dertien van Clement Marot, de vroegere hofdichter van koning Frans I, en later Calvijns medewerker te Genève. Het bevatte ondermeer psalm 68 waarvan J. S. Bach later de melodie gebruikte in zijn grootse Mattheus-Passion. De psalmberijming werd met kracht terhand genomen. Vele melodieën hadden oud-kerkelijke voorlopers. Door De Beza werd evenwel ook gebruik gemaakt van volksmelodieën. In tegenstelling tot de volksmuziek uit die tijd werden slechts twee notenwaarden gebruikt. Een groots geheel, dit Geneefs psalter! Drieentwintig jaar werd er gewerkt aan 125 psalmen met eigen melodieën met vijfentwintig „dubbelgangers". In totaal 1592 strofen!

De Psalmen Davids.

Toen de hervorming in de gewesten der Lage Landen was doorgedrongen gevoelde menigeen de behoefte aan goede , , geestelijke liedeker.s tot der siele troost". Er waren wel voorre formatorische vertalingen van de latijnse psalmen op bestaande volkswijsjes. (Souterliedekens).

Toch verlangde men naar een goede vertaling van de franse psalmberijming van Marot. De ex-carmelieter monnik Petrus Dathenus zou in cleze behoefte voorzien. Gedurende twee eeuwen werden de door hem vertaalde psalmen in cle nederlandse kerken gezongen: „De Psalmen van David overgeset uit de fransosischen dichte door P. Dath." Datheen pleitte zelf als voorzitter van de Synode te Dordrecht van 1578 voor de berijming van Marnix van St. Aldegonde. Volgens Datheen was „zijne berijming met groten haast gemaakt". De Synode besliste anders. De berijming van Datheen werd

aangewezen om in alle nederlandse kerken te worden gebruikt. Daar waar scholen waren moest de schoolmeester de jeugd in het psalmzingen onderwijzen. Een aardige bijkomstigheid is dat deze schoolmeester meestal voorzanger was; „om het gesang te matigen en te reguleren" en tenslotte nog als voorlezer fungeerde. De begeleiding van de gemeentezang door middel van het orgel kende men niet. Het orgel werd gezien als een „paaps instrument". De genoemde Synode verbood het orgelspel als zijnde in strijd met de Schrift (1 Cor. 14 : 19). Dat ze n'et overal werden weggenomen danken we aan het feit dat deze monumentale orgels stadseigendom waren en de organisten stadsorganisten. De overheid maakte uit wanneer er gespeeld mocht worden. In Dordrecht was dat terstond na cle predikatie. In Amsterdam waar Jan Pieterszoon Sweelinck organist was (componist van de 150 psalmen voor meerstemmig koor) van zes tot zeven uur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1972

Daniel | 16 Pagina's

Mukiek door de eeuwen heen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1972

Daniel | 16 Pagina's