Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IK GELOOF IN GOD DE VADER, SCHEPPER…

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IK GELOOF IN GOD DE VADER, SCHEPPER…

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Discussie of geloof?

Tot de eerste woorden van onze meest algemene christelijke belijdenis hoort het woord Schepper. In onze tijd blijkt dat woord heel wat stof tot discussie, ja ook ergernis en twijfel op te roepen.

Ambtsdragers komen daarmee in aanraking, zowel in het gesprek met jonge mensen als met ouderen. Dat gebeurt vooral wanneer die in het onderwijs of in het bedrijfsleven in een omgeving verkeren waarin dat woord Schepper niet binnen de horizon van het denken mag vallen. De aanvechting waaraan christenen blootstaan om het woord schepping, en vooral de naam Schepper maar liever te vermijden, moet wel worden onderkend.

Er bestaat heel wat literatuur over de vragen en oordelen die tussen “schepping” en “evolutie” gewisseld zijn. Daarover zou op zichzelf een heel nummer (zo niet een jaargang…) van Ambtelijk Contactle vullen zijn, maar er zijn twee goede redenen om met dit artikel een andere kant op te gaan. De eerste is dat we dan in een soort theoretische discussie geraken kunnen, waarbij beschuldigingen over bewijsbaarheid heen en weer gaan, en waarin “het toeval” tegenover “het geloof” komt te staan. Dat blijft als het om theorieën gaat moeilijk discussiëren. Soms moet dat gesprek plaatsvinden; het gaat ook theologen aan. In de kerk echter, en daarmee kom ik op de tweede reden, spreekt nu juist het geloof. Het is zinvol, en het is wel zo eerlijk, om dat ook bij de onderwerpen “Schepper” en “schepping” te laten gebeuren. Dat wil niet zeggen, dat het verstand daarbij op nul moet. Integendeel! Maar op momenten dat gesprekken dreigen te verzanden, omdat ze een theoretische discussie worden, mogen ambtsdragers zich sterk bewust zijn van het feit, dat ons spreken over schepping en Schepper gelovig spreken is. En daar moeten we ons maar niet voor schamen.

Daarom wil ik in dit artikel over onze Schepper proberen op een “verstandige” manier aan de toon van het geloof recht te doen. Het eigen geluid van kerk en ambt mag ook bij dit onderwerp dat van het getuigende geloof zijn. Dat moet dan wel met aandachtige en open oren, die de vragen van broeders of zusters echt willen horen. Voor ons èn voor hen mag het van wezenlijk belang zijn stil te staan bij de eigen, speciale betekenis van deze geloofsbelijdenis.

Schepper en Vader

Voordat we in de geloofsbelijdenis het woord Schepper uitspreken hebben we ook al Vader gezegd. Met artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijden we in de kernachtige openingszin heel wat: ‘…dat de Vader door zijn Woord, dat is door zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen uit het niet heeft geschapen toen het Hem goeddacht, waarbij Hij aan elk schepsel zijn wezen, vorm en gestalte heeft gegeven en aan ieder zijn functie om zijn Schepper te dienen.’

Zonder het woord Vader klinkt het woord Schepper veel afstandelijker. Maar het kan niet echt zonder. Begrip hebben voor de betekenis van de schepping kan eigenlijk alleen maar vanuit die wonderlijke relatie die tussen God en mens bestaat. Althans, zoals God het heeft bedoeld. Door onze zonde zijn we het zicht daarop ernstig kwijt geraakt, maar de Here God komt ons in zijn verlossende Woord heel dichtbij om ons dat weer bij te brengen. En om die relatie te herstellen. De reformator Calvijn heeft in de inzet van zijn beroemde Institutie eerst uitvoerig geschreven over onze kennis van God, voordat hij wilde spreken over de schepping van God. Hij maakte daarbij duidelijk, dat de kennis van God en die van onszelf nauw verbonden zijn. Zo is het scherp gesteld. Ons kennen komt pas echt op zijn plaats als wij onszelf hebben leren kennen in het licht van God, en meteen daarbij: als we God hebben leren kennen zoals Hij ook genadig met ons te maken wil hebben. Dan hebben we het over een relatie; over geloof. Dan hebben we het dus over God die Vader is. Zo valt ons denken over de schepping pas op zijn plaats.

Dat blijft lastig. Het gevaar dreigt immers, dat we er vooral negatief mee willen opereren, om iemand in zijn twijfel en aanvechting vast te zetten. Laten we het liever positief doen: Wetend dat God als Schepper voortdurend uit is geweest op die bijzondere relatie met de mens. De mens als kroon op Gods schepping is gemaakt naar Zijn beeld en gelijkenis. Hij krijgt verantwoordelijkheid: In Gods naam beheerder zijn van de schepping! (zie Genesis 1:26–31).

Wonderlijk hoe de HERE God door zijn Woord mensen deelgenoot maakt van zijn gedachten bij en na de schepping? Gods Geest laat ons door de Schrift met God meedenken in zijn scheppingswerk. Het zijn ménsen die het weten moeten! We volgen Gods overwegingen als Hij de mens als man en vrouw schept: ‘Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.’ (Gen. 2:18) Zo persoonlijk was God betrokken bij het leven en welzijn van de mens! Het deed Hem ook veel dat de mens ongehoorzaam geworden was. Toen ‘berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart.’ (Gen. 6:6) Onwaarschijnlijk, maar veelzeggend sterk gezegd!

De intensiteit van de relatie tussen God en mens vanaf het begin, en van de breuk tussen God en ons daarna, klinkt mee in dat woord Vader van onze belijdenis. Daarbij moet immers ook aan de Zoon worden gedacht. God gaf als Vader de Zoon. Wat daarin meeklinkt is scherp en diep. God, de Vader van de Zoon, gaf de enige Zoon, voor afkerige kinderen, omdat Hij voor hen opnieuw Vader wil zijn. Denk aan de intense woorden van de profeet Hosea over deze bewogenheid van God. Zie het hele Nieuwe Testament open gaan. Om Christus wil is daar Gods heilige Geest die verloren mensen tot Gods kinderen maakt die ‘Abba, Vader’ leren zeggen. (Rom. 8:15; Gal. 4:6). Zo mogen we de verbinding tussen Vader en Schepper leren hanteren. In geloof.

Beseffend hoe God Zelf er op uit is zo intiem bij ons bekend te zijn. Het woord Schepper mag een heel persoonlijke klank krijgen in ons spreken in de kerk. De Schepper belijden we als Vader, en de Vader als Schepper.

Het belijden van de Schepper omvat nogal wat

Het element van de relatie mag ook bij de verder te noemen facetten van de belijdenis van God als Schepper mee klinken. Spreken over God als Schepper is iets anders dan het leren van een scheppingstheorie.

Ik noem nog een paar dingen van belang:

De heerschappij

In de bijbel is de soevereiniteit van God, zijn boven alle goden en machten verheven majesteit, op elke bladzij herkenbaar. Als het in het Oude Testament bijvoorbeeld over het koningschap van de HERE gaat, dan is de openbaring van God als Schepper van hemel en aarde medebepalend voor de inhoud van het koningschap. Dr. Stefan Paas spreekt in dit verband van “architectonische metaforen”.1 De notie van de schepping hoort tot de pijlers van het gebouw van Gods openbaring. Niet voor niets heeft ook Herman Bavinck gesproken van de “alles beheersende plaats” van de schepping in de Schrift.2

Hierbij weet de mens als schepsel zich klein en afhankelijk. De beelden van het leem en de pottenbakker passen daarbij (Jes. 29:16; 45:9; Rom. 9:20). Wat zal een mens twisten met zijn Maker..? In de kring van verbond en kerk klinkt dat nog een toon dieper. Daar is het recht van God aan de orde waarmee Hij aanspraak maakt op de dienst van mensen. Maar hoe vertrouwelijk stelt de HERE dat recht aan de orde! In Jeremia 10:12 wordt de grootheid van de HERE als Schepper tegenover de afgoden gesteld, maar dan wel in het perspectief dat Hij “Jakobs deel” is! (Jer. 10:16) Zo wordt het verbond verbonden met de schepping. In Jesaja 42:5–7 wordt het prachtig zichtbaar: God de Schepper die zijn Knecht verlossend stelt tot een verbond voor zijn volk en tegelijk tot een licht voor de natiën. Het hele evangelie gaat erbij open! (vgl. Jes. 45:11–12, 18–19). Het gaat om Gods heerschappij, maar het summum van heerschappij van de Scheppervan hemel en aarde ligt in zijn verlossend handelen. Het klinkt al door in het gebod van de sabbat. God eist van ons zijn deel van ons leven. Juist als Schepper heeft Hij er recht op! (Ex. 20:11 ‘Want in zes dagen heeft Hij…’). Maar wanneer wij Hem zijn dag geven in het dienen van Hem, mogen we ook delen in en ingaan in zijn rust! (Hebr. 4!) Hoe nabij is de heerschappij van de Schepper ons gekomen in de Here Jezus, het Woord dat was van den beginne (Joh.1:1–3; 1 Joh.1:1–3). Als Hij zijn werk heeft volbracht, proclameert Hij zijn heerschappij, met de autoriteit die Hij heeft van de Eigenaar, de Schepper:‘Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde’(Matt. 28:18). We moeten dat niet aanhalen zonder wat er in Jezus’ woorden bij hoort: ‘En zie, Ik ben met u…’(Matt. 28:20). In Hem, in Wie schepping en verlossing bij elkaar komen, komt het oude loflied op de Schepper geheel tot zijn recht. ‘Hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde.’ (Ps. 8:10)

Dat er bij de heerschappij van God in de gebrokenheid van deze wereld ook vragen te stellen zijn, soms moeilijke vragen, zal in een afzonderlijk artikel over de belijdenis van de voorzienigheid van God nog aandacht krijgen. Toch is ook daarvoor de toonzetting hier wel gegeven.

De eenheid van het leven

Wanneer de Schepper voor ons Dezelfde is als de Verlosser; en wanneer de Geest van God ons door de Zoon “Vader” leert zeggen tegen onze Schepper, krijgen we zicht op wat leven is. Het evangelie van Jezus Christus haalt ons niet weg uit deze wereld. Bij waarachtig christen-zijn hoort geen verachting van de wereld. ‘Wat God geschapen heeft is goed, en niets daarvan is verwerpelijk, als het met dankzegging wordt aanvaard.’ (1 Tim. 4:4) We leren de zonde te haten, maar niet de schepping. Niet voor niets staat ook nu nog in de bijbel dat God alles goed heeft geschapen. Dat de zonde in de wereld gekomen is, en alles heeft aangetast, betekent niet dat we niet meer van “goed” kunnen weten! Wanneer de Here Jezus zijn discipelen ‘het zout der aarde’ en ‘het licht der wereld’ noemt (Matt. 5:13–14), wil dat zeggen dat een christen op een zinvolle manier in de samenleving dienen kan. Bijbelse noties als gerechtigheid, rust, dienst en rentmeesterschap kunnen juist samen met de belijdenis van de Schepper ook in de samenleving betekenis krijgen. Een christen weet van het “nog niet” van de verlossing, maar juist hij weet ook van het “reeds”. En dat heeft maatschappelijke consequenties. Hij zal daarom geen vluchtgedrag tonen in de wereld, maar verantwoordelijkheid willen dragen, zolang hij daarbij zijn God en Heiland ook als Schepper mag belijden!

Geschiedenis en toekomst

Wie de HERE als de Schepper dient, weet dat alles een begin heeft gehad. Maar dan weet hij ook van de geschiedenis. De eeuwige God staat bóven de tijd. Wij zijn er aan onderworpen, wij zijn eindig. De schepping kreeg de maat van de tijd mee. Maar wie de HERE kent, kan ook zingen: ‘Mijn tijden zijn in uw hand.’ (Ps. 31:16). God heeft alles gemaakt met een bestemming. De geschiedenis deint niet willekeurig op de oceaan van de eeuwigheid, maar gaat ergens heen. Christenen moeten maar niet spreken van hun onsterfelijke ziel. Alleen God heeft onsterfelijkheid (1 Tim. 6:16). God heeft de mens echter wel geroepen naar een eeuwige bestemming.

Dat God zich door tijden van schuld en lijden en schade met de schepping en met de mens bemoeit, is het diepste wat van de geschiedenis gezegd kan worden. De Schepper zond zijn eigen Zoon om vlees te worden, om te sterven. De dood, de allernega-tiefste uiting van de tijd, is door Hem overwinnend gedragen, en wie in Hem zijn, hebben een eeuwige toekomst.

De schepping zal zijn doel bereiken. De Eeuwige die de Schepper is, zorgt daar in genade voor.

Prof. dr. J.W. Maris (1941) is hoogleraar in de dogmatische vakken aan onze Theologische Universiteit.

1. S. Paas, Schepping en oordeel. Een onderzoek naar scheppingsvoorstellingen bij enkele profeten uit de achtste eeuw voor Christus, Heerenveen 1998, 75v, 80–83.

2. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek II, Kampen 19766, 372.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

IK GELOOF IN GOD DE VADER, SCHEPPER…

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's