Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zondag 37 De eed en de Naam van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondag 37 De eed en de Naam van God

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CATECHISMUS

Zuurdesem

Het Koninkrijk Gods manifesteert zich in deze wereld. Staat haaks op de wereld waar de Vader der leugen heerst. Het Koninkrijk Gods laat deze wereld niet met rust. Het is als een zuurdeeg, verborgen in een hoeveelheid meel, om dit meel helemaal te doorzuren.

De kerk neemt in de wereld een aparte positie in, maar zij dient zich niet apart van de wereld op te stellen. De dankbare christen begeeft zich met een wereldoverwinnend geloof in deze wereld, temidden van een krom en verleugend geslacht. De kerk draagt haar geloof uit, richting overheid, neemt als het goed is gelovig deel aan het staatkundige, poUtieke en maatschappeUjke leven. Zij geeft gestalte aan de heiligmaking en de heiliging van het héle leven in de vreze des Heeren. Vandaar dat gevraagd wordt naar het godzalig eedzweren. (vr. 101)

De noodzaak van de eed

De Catechismus brengt de eed in verband met de Naam van God. Gesteld wordt dat een rechte eed niet minder is dan het aanroepen van God. (antw. 102)

God is HEERE, hetgeen zeggen wil de Getrouwe, de Waarachtige. De God der waarheid. „De HEERE God had het er voor over om Zijn Naam als een heilzaam hout te werpen in 't bitter water van leugen en ontrouw". (G. H. Abma)

De prediking van de eed is verkondiging van het Evangelie. Van Wet èn EvangeUe. Het gaat hier om een „geestelijke" benadering van actuele zaken. Vandaar de vraag. De eed dient niet om onze woorden kracht bij te zetten.

In het woordje , , godzaliglijk" met betrekking tot de eed ligt een stille wenk om niet erop-los te zweren. God heeft meer te maken met de eed dan wij denken; en onze „grapjes", zo in de trant van „bij alles wat mij heilig is" of , , m'n hoofd er af als het niet waar is", zou Hij wel eens serieuzer kunnen nemen dan ons hef is.

Eigen woorden opvijzelen, met aanroeping van God als Getuige, haalt Gods Naam omlaag. Dan misbruiken wij Gods Naam om onze onwaarachtigheid in te dekken.

In het woordje , , godzaliglijk" ligt ook een belijdenis, n.l. dat de HEERE zeggenschap heeft over het hele leven. Een belijdenis voornamelijk tegenover de Wederdopers, die vonden dat een christen de wereld moest mijden. Zij ontkenden het gezag van de overheid, wezen de eed resoluut af, verzetten zich tegen de rechtspraak en onthielden zich van miUtaire dienst. Immers de overheid vraagt bij elke ambtsaanvaarding de eed op de Grondwet, de justitie maakt gebruik van de eed bij iedere ge-' tuigenverklaring, en in het leger worden offi-i eieren beëdigd.

Onze gereformeerde vaderen zijn daarente-' gen nooit opgekomen over wereldmijding, maar voor wereldwijding. Toewijding van de brede samenleving aan God. De heiligmaking beslaat het mensenleven in al zijn verbanden, Dit maakt de eed noodzakelijk. Vanwege de onbetrouwbaarheid van mensenwoorden ir het algemeen. Dat is de armoede van de eed, Maar anderzijds om trouw en waarheid daardoor te bevestigen. Ziehier de rijkdom van dey eed. (antw. 101)

Twee indringende motieven voor het , , god" zalig eedzweren". De eed verankert onze menselijke woorden, getuigenissen en beloften in niemand minder dan in de God der waarheid.

Door ons in onze woorden te binden aaiii God, binden we ons tegelijk en solide aan] mensen. Trouw en waarheid zijn pijlers waarop de heiligmaking steunt. En niet alleen als het gaat om de ambtseed, de burgerlijke eed, of de eed voor de rechtbank, maar ook anderszins d.w.z. op één of andere manier; als de nood dit vordert.

In het onderUnge verkeer kan het gebeuren, dat de mensen in uiterste nood zich stellen voor Gods Aangezicht. Zo zegt Augustinus| dat wij alleen zullen zweren „door grote nood gedrongen" en , , met grote vreze". Ja ook inl grote schaamte, over het feit dat wij zo onb& trouwbaar zijn en ons er op wijst dat de eedl noodzakelijk is, omdat de wereld in het boze| ligt. Calvijn noemt als voorbeeld beschuldi ging van trouweloosheid, aantasting van je] goede naam, door verhalen die elke grond van bewijs missen. Vooral als daardoor Godsj naam in opspraak komt en de naam der kerk bezoedeld wordt. Dan mag de persoon in kwestie zich alleen maar op God Zelf beroepen! en mag je op vrome wijze zweren. Een leugenachtig christen verzaakt zijn roeping tot heiligmaking. Van de eerste christenen werd gezegd; „Al wat zij zeggen is vaster dan een eed", ö de heiligmaking maakt God Zijn kinderen tot kinderen die niet liegen zullen.

De grond van de eed

Het godzalig eedzweren is in Gods Woord gegrond. Nu wil het geval dat ook de tegenstanders van de eed, de Wederdopers dus, zich op Gods Woord beriepen. Op Jezus woord in de bergrede: , Zweert ganselijk niet" (Matth. 5 : 34); en op Jacobus 5 : 12: Doch voor alle dingen mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch enige andere eed; maar uw ja zij ja en uw neen, neen, opdat ge in geen oordeel valt”.

Daartegenover noemen de gereformeerde vaderen Gods Woord als grond van de eed, waarbij te denken valt aan formules van eedzwering, b.v, „Zo doe mij God en zo doe Hij daartoe"; , , Zo waarachtig als de HEERE leeft": „Ik roep God aan tot Getuige": , , Ik bezweer u bij de HEERE". Vele malen heeft de Heere God Zijn Woord bekrachtigd met een eed: , , Voorwaar, voorwaar", Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere”.

Toen het ging om de eer Gods en des naasten zaligheid en de overheid en de nood het eiste, heeft Christus onder ede bevestigd, dat Hij was de Christus, de Zoon van de levende God. (Matth. 27 : 63—66)

Als tweede grond voor de rechte eedzwering worden de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament genoemd, die in hun heilige levenspraktijk de eed niet schroomden, maar recht gebruikten. Jacob zwoer bij de Vreze van zijn vader Izak, dat is bij God.

Boaz laat zijn huwelijk met Ruth onder ede bevestigen. Obadja laat Elia zweren dat hij niet plotsehng zal verdwijnen. En Paulus roept God als Getuige aan om het EvangeUe kracht bij te zetten.

God Zelf de Heilige en Waarachtige , , zweert" dat Hij geen behagen schept in de dood der goddelozen, en daar Hij niemand meerder heeft om bij te zweren, zweert Hij bij Zichzelf, dat Zijn verbond met Abraham eeuwig vast Ugt. Om te betuigen dat de eed het einde is van alle tegenspraak. Let wel, om godzalig een eed te zweren, dient men op z'n minst enig besef te hebben van het wonder dat God ons eeuwig behoud onder ede stelt. Hier klinkt het lied der dankbaarheid: „'t Is trouw al wat Hij ooit beval”.

Het doel der eedzwering

Wie zweert, godzalig zweert althans, heeft Gods eer en het heil van de naaste op het oog. Door ons op Gods Naam te beroepen eren wij Hem, weten wij dat Zijn Woord en eed waarachtig is en geen leugen. Wie gelooft in de God der waarheid. Die niet liegen kan, eert Hem naar Zijn Woord. Dit heeft gevolgen voor het hele leven, gewijd aan Gods eer. Want er staat geschreven: „De HEERE uw God zuU gij vrezen. Hem zult gij dienen, en Hem zult gij aanhangen, en bij Zijn Naam zweren. Hij is uw Lof en Hij is uw God”.

Dat is de vrucht der dankbaarheid nadat wij uit de leugen zijn verlost en van al onze leugenachtige zonden gewassen zijn "door Jezus’ bloed. Wie zweert kan niet zweren met leugens. Waar de laatste instantie van beroep, Gods Naam, Gods trouw, Gods waarheid verdwijnt onder de mensen, krijgt leugen en bedrog de ruimte, en viert het bederf van het beste hoogtij. We komen in een geestelijke chaos terecht, zoals die zich in onze tijd manifesteert in leugen, bedrog en corruptieschandalen, van laag tot hoog. De fundamenten van de samenleving worden omver gestoten. Jeremia geeft in zijn tempelprediking zeer concreet aan waarin de zonde van zijn tijd bestaat. In vertrouwen op valse woorden. Ook in een huichelachtige godsdienst. Als op meinedige wijze geroemd wordt: , , des HEEREN tempel zijn wij". Wij worden heden ten dage vergiftigd zelfs door een schijn van godsdienst, als liegen, doodslaan, overspel en op één en dezelfde lijn het valselijk zweren , , in" is, gewoon is. Als we zondags zingen hoe lief heb ik Uw wet, en voor de rest van de week niet trouw zijn in ambt en beroep, niet breken met de zonde en zorgen dat naar de buitenkant alles stipt Ujkt, maar naar de binnenkant corrupt blijkt.

Heiliging van het leven in dankbare gehoorzaamheid aan Gods liefdewet is zeker dat iemand geen bedrog pleegt in zijn eden. Waar de eed gerespecteerd wordt, wordt de samenleving niet uit haar voegen gerukt. Daar houdt een beëdigd kamerlid, vorst, staatsman zich aan de grondwettelijk vastgestelde wetten. Een beëdigd arts zet zich in voor het heil ( = heling) van zijn patiënten en beschermt het leven van moederschoot tot dood. Een beëdigd officier dient de veiligheid van het staatsbestel. Een beëdigd taxateur knoeit niet tot eigen voordeel en des kopers nadeel. Kortom in de praktijk hebben we de naaste lief als onszelf.

De beperking van de eed

Mag men ook bij de heiligen of bij enig ander schepsel een eed zweren? (vr. 102) Even krachtig als het „Ja" klinkt op de vraag naar het godzalig eedzweren, even stringent klinkt het resolute „Neen", wanneer iemand het waagt bij iets of iemand minder te zweren dan bij de HEERE onze God. De eedspraktijk in de dagen van Jezus, en in de tijd van Jacobus loog er niet om dat men de eed misbruikte als ontsnappingsclausule voor de strikte waarheid. En ook onder ons kan men vernemen, „de hemel mag mij straffen als het niet waar is". Maar wie bedenkt dan nog dat in de hemel Gods gerichtsstoel staat, waar God de mens beoordeelt niet naar zijn woorden, maar naar zijn wezen? Of nog ruwer: , , ik mag doodvallen als het niet waar is". Maar als u dan on- middellijk ter aarde zou storten en ontmaskerd kwam te liggen op de voetbank van Gods voeten, die al onze bezweringen en beweringen beoordeelt naar de maatstaf van het heiligdom? En wie het waagt te spreken „mijn hoofd er af als het niet waar is", vergete niet dat hij zelf geen haar wit of zwart kan maken. Zö gaat dat niet zegt Jezus. Daarom moeten uw woorden ja, ja zijn en neen, neen. Want een rechte eed is God aanroepen. Een beroep doen op God, Die alleen het hart kent en voor Wiens Aangezicht wij getuigenis van de waarheid geven, (antw. 102)

Er is één plaats in de wereld, waar Jezus' verbod om te zweren bij uitstek opgaat en waar alle grote woorden taboe zijn, en dat is de kerk. Want als nu ergens ons ja; ja hoort te zijn en ons nee; nee, dan déLkv. En als wij ergens op God en op elkaar aan kunnen dan dkéiTl En als Paulus zweert, dan bezweert hij de gemeente juist, dat christenen op elkaar aankunnen, en dat het werk van Gods kinderen in der waarheid zal zijn. Dit ja en dit nee, waar men zeker in de gemeente niet boven uit mag gaan, is niet minder dan een eed, het is méér! Zo krijgt wat ouders ten aanzien van hun kinderen beloofden bij de doop en wat de belijdende leden eens zeiden bij hun belijdenis, en wat man en vrouw antwoordden, toen ze trouwden, zo krijgt dat allemaal de kracht van een eed, en méér dan dat. En wanneer wij ons hieraan niet houden, dan krijgt dat alles de kracht van een meineed en méér dan dat. Op deze actuele en concrete manier ziet gij uw roeping broeders, namelijk uw heiligmaking te voleindigen in de vreze Gods.

De inhoud van de eed

Het slot van antwoord 102 legt er nadruk op dat het aanroepen van Gods Naam een eer is die Hem alleen en geen ander schepsel toekomt. Het mag een wonder heten dat God getuige wil zijn voor het doen van een zondaar. Althans voor het doen uit een oprecht hart. Hoe is het mogelijk dat Hij mij verlost heeft uit alle heerschappij van de Vader der leugen, dat ik nu zeggen mag:

„’k Zal Uw geboon, die ik oprecht bemin. Mijn hoogst vermaak, mijn zielsgenoegen achten.”

Indien iemand spreekt, waar dan ook en hoe dan ook, die spreke als de woorden Gods. En de grote Hartenkenner en Nierenproever is mijn barmhartige Getuige.

Zeker, in het licht van Gods eisen komen de zonden op ons af. Klemt de vraag: Wie is de man die rein van hart en hand is en geen bedrog pleegt in zijn eden? Dat is er ten diepste maar Eén. De God der waarheid Zelf. En Zijn Zoon Jezus Christus Zelf. En de Heilige Geest, die getuigt dat de Geest de waarheid is. Onze God zwoer om zo te zeggen tot Zijn schade Evenwel veranderde Hij niet. Want waar vinden wij de eed van trouw gestand gedaan? Op Golgotha! En waar zingt de eed van trouw en zwelt hij aan tot een lied der dankbaarheid? In Jesaja 54, als we in het klimaat van de uiterste ontferming ons bevinden. God heeft ons trouw gezworen, maar het heeft Hem Jezus gekost. Dieper dan de wateren van Noach peilen we de onpeilbare oceaan van Gods liefde in die dure eed; alzo heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal", Vanuit het wonder van Golgotha krijgt Gods trouw en waarheid inhoud en heft Christus Zijn doorboorde handen op. Hij is de getrouwe Getuige, Die Zich met een dure eed verbonden heeft aan God en het rijk. Op grond van Jezus' eden en bloed mag elke meinedige Petrus, die Christus afzwoer uit puur zelfbehoud, de diepste waarheid als onder ede spreken: „Heere Gij weet alle dingen. Gij weet dat ik U liefheb". En het is niet gelogen. Nu zweer ik en zal het met een blij gemoed al mijn Ievensjaren bevestigen, dat ik Uw Wet, door Uw genade bestendig zal bewaren. Dank zij de eed van mijn Heiland: Voorwaar, voorwaar. Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude. Waar of niet!­

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1992

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

Zondag 37 De eed en de Naam van God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1992

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's