Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. C. Bijl, Wat het geloof verwacht. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1989.157 blz. f 24,50. De verschijning van dit boek is in Ambtelijk Contact al eerder vermeld maar het verdient om zijn kwaliteiten nog wel een aanbeveling. Zoals de ondertitel zegt, gaat het over het Apostolicum volgens de Heidelbergse Catechismus, dus over de verklaring van de Twaalf Artikelen die in onze Catechismus gegeven wordt. Behalve de Zondagen 8 tot 22 komen ook de Zondagen 23 en 24 aan de orde. De auteur, predikant van de Geref. Kerk (Vrijgemaakt) te Zwolle en docent aan de Theologische Universiteit (Broederweg) te Kampen, schreef een goed boek. Zijn toelichtingen laten aan helderheid niets te wensen over. Het werk is ook actueel. Namen van theologen als Barth, Berkhof en Wiersinga komen hier en daar in de voetnoten voor, terwijl naar diverse commentaren verwezen wordt. De Vuurbaak leverde een goed verzorgde uitgave in een mooie band.

Dr. K.H. Miskotte, Uit de dagboeken 1930 - 1934. Verzameld werk 5a. Uitg. Kok, Kampen 1990. 665 blz.

Dit tweede deel van de uitgave van een keuze uit Miskottes dagboeken vangt aan op het moment dat hij als Hervormd predikant in zijn nieuwe gemeente Haarlem begint. Wat hij aan het papier heeft toevertrouwd, bestaat uit losse fragmenten van ervaringen en gedachten. Het is moeilijk uit te maken of hij aan de mogelijkheid van publikatie heeft gedacht. Dat dit nu gebeurt, hangt ongetwijfeld samen met zijn naam als theoloog en het gehalte van wat hij schrijft. Door de breedsprakerige stijl en de diepzinnige inhoud is het geen eenvoudige lectuur. Wij leren Miskotte kennen als iemand die zich bevond tussen zwaarmoedigheid en levenslust. Hij heeft zwaar getild aan de vruchteloosheid van deze wereld, terwijl hij tegelijkertijd het aardse leven in zijn schoonheid intens beminde. De omstandigheden en levensopvatting van de arbeiders in zijn wijk, de politieke situatie van zijn dagen en het beeld dat hij van zichzelf had, konden hem neerdrukken. Voortdurend was hij op zoek naar waarheid in zijn eigen levenshouding en woorden, en in de gesproken en geschreven woorden van anderen. Wat hij zocht vond hij maar zelden. De gevaren van het opkomend nationaal-socialisme in Duitsland heeft hij vanaf het begin doorzien. Men voelt zijn worsteling om het Woord van God zo te dienen dat het kritisch en bevrijdend kon spreken tot de mens in zijn wereld en zijn tijd. Voor wie iets van die strijd herkent, bevat het boek veel boeiende passages. Maar als geheel is het toch ook vermoeiend. 100 pagina’s verklarende aantekeningen en uitgebreide registers van namen en trefwoorden vergroten de toegankelijkheid.

Annie Verdelman, Evangelisatie….. kwestie van relatie!? Uitgave van de Elisabethbode. Ruurlo 1991. 62 blz. f 3,50.

Bij veel kerken, en ik denk dat onze kerken daar geen uitzondering op zijn, is evangelisatiewerk moeilijk van de grond te krijgen. Natuurlijk worden er evangelisatiediensten gehouden (diensten met belangstellenden) en zijn er commissies die zich met evangelisatie bezighouden. Of het allemaal van harte gaat en werkelijk bij de gemeente leeft is soms twijfelachtig. Dit enthousiast geschreven boekje laat ons nog eens weer zien waartoe evangelisatie dient en hoe het in de praktijk gebracht kan worden.

Het boekje is gericht op alle christenen die Jezus liefhebben. Op allen die Hern toebehoren en uit Hem en voor Hern willen leven en dat ook aan anderen duidelijk willen maken. Daarbij hoeft in eerste instantie niet gedacht te worden aan het staan op een kist in het centrum van dorp of stad om Gods Woord te prediken of aan het zingen in een drukke winkelstraat. Het gaat er vooral om wie wij zijn als mens voor God en voor de ander. In de relatie met de ander zullen we profetisch, priesterlijk en koninklijk-dienstbaar moeten zijn. De auteur erkent dat vaak wordt gezegd dat het zo moeilijk is om woorden te vinden. Christus heeft echter beloofd dat Zijn Geest ons de woorden te binnen zal brengen die Hij gesproken heeft; maar dan moeten die woorden wel in ons hart opgeslagen zijn. Evangelisatie is niet alleen een zaak van woorden. Er kan vaak heel praktisch gewerkt worden. Ze geeft daar vele voorbeelden van: lectuurverspreiding, cassettebandjes uitlenen met evangelisatiepreken, het opzetten van kinderwerk in uw wijk, campingwerk, het bezoeken van verpleegtehuizen en psychiatrische inrichtingen. In de contacten met de (ongelovige) medemens geeft ze aan dat er sprake moet zijn van navolging van Christus in onze houding. Het kennen van Christus en vernieuwd zijn naar Zijn evenbeeld heeft praktische consequenties voor onze houding jegens de medemens. Een houding van bescheidenheid, liefde, echtheid en (ver)trouw(en). Een goede wijze van gespreksvoering hoort daarbij. Daartoe geeft ze enige richtlijnen. Een boekje dat voor elk gemeentelid aanbevelenswaard is. Om de prijs hoeft u het niet te laten.

Drs. E.F. Vergunst en drs. G. Dekker-van der Kuil, Tussen Mij en U. Over doop en opvoeding. Uitg. J.J. Groen & Zoon, Leiden 1991. 63 blz. f 9,95.

In dit boekje staat het onderwijs van de Doop centraal. In het eerste gedeelte schrijft Vergunst over de betekenis van dit sacrament, door aan de hand van het Doopformulier de leer van de Heilige Doop uiteen te zetten. In het tweede gedeelte gaat mevr. Dekkervan der Kuil in op de verantwoordelijkheid van de ouders. Om hun een handreiking te bieden bij de godsdienstige opvoeding, schetst zij kort de ontwikkeling van het kind. Jammer is dat daar maar enkele bladzijden voor ingeruimd zijn. Vervolgens belicht zij de taak en de plaats van de ouders in deze opvoeding en wijst ze op verschillende hulpmiddelen (de kinderbijbel!) die bij de godsdienstige opvoeding voor handen zijn. Aan het eind van het boek is een korte literatuurlijst opgenomen. Het boekje is een goed geschenk van de kerkeraad aan de doopouders.

Drs. P. de Vries, Het onfeilbare Woord. Uitg. De Groot-Goudriaan, Kampen 1991. 320 blz. f 45,—.

Deze Studie over de interpretatie en het gezag van de Bijbel is geschreven vanuit de overtuiging dat het niet langer erkennen van de Schrift als het onfeilbare Woord van God een van de belangrijkste oorzaken is van het huidige verval van de christelijke kerk. De auteur gaat uitvoerig in op de gegevens van de Schrift zelf met haar inspiratie en gezag. Daarnaast schenkt hij aandacht aan de vraag hoe wij zeker kunnen weten dat de Bijbel het Woord van God is. Hij maakt ook duidelijk hoe wij hen die de Schrift niet als Gods Woord erkennen, haar gezag moeten betuigen. De laatste twee hoofdstukken zijn historisch van aard. De auteur gaat in op de Schriftbeschouwing van Calvijn, Owen, Spurgeon en Kohlbrugge en beantwoordt aan de hand van deze bronnen eveneens de vraag of er verschillen zijn tussen de Schriftvisie van de Reformatoren en latere gereformeerde theologen. Het slothoofdstuk behandelt de vraag naar het onderscheid tussen fundamentalisme en een reformatorische visie op de Schrift. Het boek is vooral gericht op predikanten, Studenten in theologie en leraren en scholieren op middelbare Scholen. Hij spreekt daarbij de hoop uit dat mensen terug mogen keren tot of bewaard blijven bij de belijdenis dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is.

J.L Koole, Jesaja II1 (457 blz.) f 102 — en II2 (359 blz.) f 85,—. Uitg. Kok, Kampen 1985 en 1990. In de serie Commentaar op het Oude Testament.

Deze commentaar verdient diep respect van de gebruiker. Het is een prestatie om op zo hoge leeftijd als welke prof. Koole heeft, deze 16 hoofdstukken van Jesaja (40-55) in meer dan 800 bladzijden te becommentariëren. De schrijver is voortdurend in discussie met andere exegeten, zo zelfs dat men deze commentaar als special istisch vakwerk moet typeren. Dat betekent een beperking in het gebruik. Wie er echter mee kan omgaan, zal er veel uit leren. Behalve exegese van vers tot vers is er telkens een toelichtende bespreking per pericoop. Hierin wordt de samenhang met het voorafgaande en het volgende aangeduid. Er is nog geen inleiding. Wel spreekt de auteur van deuteroen trito-Jesaja. Dat wil zeggen dat hij zeker drie schrijvers in het bijbelboek Jesaja aan het werk ziet. De veelheid van aangevoerd exegetisch materiaal maakt de bestudering soms tot een vermoeiende bezigheid. Anderzijds moet gezegd worden dat men hier wel zeer breed wordt georiënteerd.

Dr. F.G. Immink, Jezus Christus, Profeet, Priester, Koning. Uitg. Kok, Kampen 1990. 99 blz. f 21,50.

Een nieuw deel in de serie Bij - tijds geloven. Dit boek is geschreven door de rector van het Seminarie der Ned. Hervormde Kerk. Dr. Immink is godsdienstwijsgerig gepromoveerd. Hij betoont zich in dit boek een gereformeerd exegeet en dogmaticus. Het boek gaat over het werk van onze Middelaar. Men behoeft maar verzoening en opstanding te noemen (Wiersinga en Van Gennep) om te weten wat er zo al met het belijdenis van Jezus’ werk te maken heeft. Behalve deze namen komen nog andere theologen in kritische zin ter sprake (Berkhof), zonder dat de toon onaangenaam wordt. Op blz. 16-18 worden niet minder dan vijf voordelen opgesomd van de gedachte dat Jezus een drievoudig ambt heeft bekleed. Opvallend is dat de schrijver steeds verband legt tussen de unieke Persoon en Zijn (unieke) ambt. Calvijn wordt erbij betrokken. De eenheid in het werk van Christus tot verlossing van de hele mens (hoofd, hart en hand) wordt ermee uitgedrukt. Een kleine kritische opmerking. Op blz. 85 wordt de heerschappij van Christus over de gehele schepping getypeerd als op een directe wijze geoefend. In de kerk wordt duidelijk dat die heerschappij te maken heeft met persoonlijke bekering en vernieuwing. Voor mij is het de vraag of dit laatste niet ook direct genoemd moet worden. Het woord direct in de eerste zin lijkt me niet zo goed gekozen als tegenstelling van het daarna genoemde. Prachtig wordt elk van de drie ambten toegelicht. leder die belangstelling heeft, kan het boek volgen. Het is een verrijking voor de praktische èn de dogmatische kennis van het werk van Christus dit boek te lezen.

Jakob van Bruggen, Matteüs, Het evangelie voor Israël. Commentaar op het Nieuwe Testament. Derde serie. Uitg. Kok, Kampen 1990. 510 blz. f 72,—.

Betrekkelijk kort na de commentaar op Marcus verschijnt nu die op Matteüs, van de hand van de (vrijgemaakt) gereformeerde nieuwtestamenticus. Dat getuigt van grote ijver en doorzettingsvermogen. De literatuurlijst beslaat meer dan dertig bladzijden. De kwaliteit van de verklaring is van hoog niveau, wetenschappelijk en confessioneel. De verklaring is opgezet per samenhangend onderdeel (elf in totaal); daarbinnen per pericoop. Men kan in de pericoop elk vers gemakkelijk terugvinden. Soms is er middenin of aan het eind van de pericoop een kleine uitweiding (al of niet in kleine letter). We hebben voor deze opzet veel waardering. De samenhang komt zo goed uit, zonder dat de aandacht voor het vers zelf er onder lijdt. De auteur is dikwijls oorspronkelijk in zijn exegese, soms ook wat eigenzinnig. Men vindt soms wat men niet had verwacht; en men vindt soms ook niet, wat men wel had verwacht. Als voorbeeld van het laatste: de gerechtigheid uit 3: 15 zie ik niet enkel als de belofte van heil, zoals de profeten daarover hebben gesproken. Bij de verzoeking van Jezus in 4: 1-11 wordt prachtig gewezen op de aansluiting van Zijn verblijf in de woestijn bij de prediking van Johannes. Opvallend is ook de verwijzing naar exegeten uit vroeger tijd, zoals Chrysostomos en Eusebius in verband met 1: 19. Een voorbeeld van eigenaardigheid, die wat in eigenzinnigheid ontaardt, is de uitleg van de broeders in 25: 31-46. Het is mij te beperkt om daaronder alleen de apostelen te verstaan (ook in deze kring voor Van Bruggen breder dan de twaalf). Zo is er (veel) meer te noemen. Toch wil ik zeer positief eindigen. Elke predikant kan van deze commentaar veel leren. Eigenlijk een ”must” voor elke ds. Trouwens niet alleen voor hem. Wie intensief met de Schrift wil bezig zijn, kan hier zijn hart (en hoofd) ophalen.

J. Faber, Essays in Reformed Doctrine. Uitg. Interetic Publications Neerlandia, Alberta Canada 1990. 302 blz. f 49,50.

Deze bundel verzamelde opstellen is verschenen naar aanleiding van de emeritering van de auteur als hoogleraar in de dogmatische vakken, aan het (vrijgemaakt) Gereformeerde Theologische College in Hamilton. Hij is in Kampen gepromoveerd (1969) en in Nederland predikant geweest. De opstellen die bijeengebracht zijn, zijn verschenen tussen 1950 en 1988, waarvan meer dan de helft (namelijk elf) in de zestiger en zeventiger jaren. Een aantal verschijnt hier voor het eerst in het Engels (oorspronkelijke publikatie in het Nederlands). De auteur is met hart en ziel hoogleraar in de gereformeerde dogmatiek (geweest). Verschillende hoofdstukken gaan over de christologie, over de kerk, over de belijdenis en over thema’s uit Calvijns theologie. Opvallend is de kennis van de literatuur en de eerbied voor Schrift en belijdenis. Wel moet ik zeggen, dat ik het betreur dat de vroege opstellen niet zijn bijgewerkt tot op vandaag. Deze bundel is een goede kennismaking met de inzichten van de auteur. Zij vraagt tegelijk om meer. Daartoe willen we de auteur uitnodigen!

Dr. P. Schelling, Paranormale verschijnselen, Pastoraal-bijbelse overwegingen. Uitg. Kok, Kampen 1991. 148 blz. f 24,50.

De schrijver is evangelisatiepredikant in Den Haag. Hij is met het verschijnsel occultisme in aanraking gekomen en wil het graag in bijbels licht bespreken. Zijn grondstelling is dat de identificatie tussen het paranormale en de boze machten voortkomt uit het zwartwit denken (blz. 35). Dit betekent dat het paranormale niet behoort tot het zwarte (gat), maar een lichtere kleur en functie kan hebben. De vraag is of bepaalde praktijken afbreuk doen aan de liefde tot God en de mensen. Als dat het geval is, zijn ze fout. De beoordeling hangt niet af van wat ze in zichzelf zijn, maar hoe ze in ons leven functioneren. Merkwaardig is, dat de schrijver in de Bijbel (meestal) geen veroordeling leest, als ze door heidenen gebruikt worden. Israël mag er geen gebruik van maken. Soms krijg ik de indruk dat wij dat wel mogen doen, als ze ons maar niet van God aftrekken. De schrijver wil van een antithese tussen geloof en ongeloof niet weten. In het verlengde hiervan ligt een tamelijk positieve, functionalistische beoordeling van occultisme. Het wil ons voorkomen dat wat God Israël verbiedt, aan andere mensen ook niet is toegestaan. De bespreking van de bijbelse gegevens is sterk eenzijdig. Daarop volgt helaas geen samenvattend, evaluerend (oor)deel. Een boek dat mij niet kon bevredigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1992

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1992

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's