Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEMENTO MORI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEMENTO MORI

J. de Decker: Aan mijnen sterfdag.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vooral in de zomer kan de wereld zo schoon zijn! Wanneer ons werk voor kortere of langere tijd mag stil liggen en we ons een wijle kunnen overgeven aan de weldaad van rust, wat kan er dan een sprake uitgaan van het bos, de zee en de welige gaarden! Dan kan er iets worden verstaan van hetgeen de psalmist zegt:

Dat zich de hemelen verblijden, verheugd zij d' aarcl' aan alle zijden, verheugd de volheid van cle zee! Het veld spring' op met al het vee, en 't woud moet juichend God belijden.

Dan zouden we willen blijven waar we zijn: met een gezond lichaam blijvend het leven genieten. Geen wonder! We zijn niet geschapen om te sterven, maar om op te klimmen tot iets hogers, dat (o, rampzalige val) door onze moedwil niet is bereikt.

Dwars door het schone en vredige zien we de sporen van cle dood bij mens en plant en dier. We horen de stem des doods in de angstschreeuw van een achtervolgd dier, dat vluchten moet voor zijn belager; de schoonste bloemen verwelken en de rouwklagers, ook op cle mooiste zomerdagen, gaan door de straten om.

Jeremias de Decker, die leefde van 1609 tot 1666, en waarvan we eens een gedeelte hebben geciteerd over het lijden van Christus, heeft een sonnet geschreven „Aan mijnen sterfdag."

In dat gedicht voelt hij, clat hij eenmaal afscheid zal moeten nemen van het leven; van cle zon, van de ruime wereld, clie schone tempel, clie hij zo vaak heeft bezongen, om God de eer te geven. En hij weet ook hoe het komt, clat cle dood hem zal overvallen: het is het nawee van de duur verboden fruiten, de verboden vruchten uit het Paradijs.

Dag, die mij eens van zon versteken zult en dag, Dag, die mij binnen 't graf, dag, die mij eeuwig buiten De ruime wereld zult, dien schonen tempel, sluiten, Dien tempel, daar ik God in toe te zingen plag

Verwondering en prijs, zo dik ik hem bezag, — Dag, clie mij in den loop zult van mijn dagen stuiten En 't nawee proeven doen der duur verboden fruiten, Dag, zeg ik, dien ik vlien, maar niet ontvlieden mag —

De dood is zeker, maar de tijd en wijze van de dood is onzeker. Dat weet cle dichter ook: hij drukt het uit „op wollen voeten", dus niet te horen, onverwachts. En deze zekerheid doet hem verzuchten, clat er twee zaken zijn, die hem*smarten: het leven in de zonde (vast kleven aan mijn gebreken) en het leven alsof er nog vele jaren zullen volgen, dus de dag des doods verre stellen.

Hoe spoedt gij herwaarts aan, doch als op wollen voeten: Gij zult, gij zult misschien mij in clit jaar ontmoeten, Misschien in deze maand, in deze week misschien.

En kleef ik, dwaze, nog zo vast aan mijn gebreken, En leef ik nog zo los alsof ik nog veel weken, Nog vele maanden zou, nog vele jaren zien?

Als we het hele gedicht nu nog eens rustig over lezen, dan is het eigenaardig, dat De Decker met een vraag eindigt. Aan wie stelt hij clie vraag? Wel, aan de dag van zijn dood. Zoals David zijn ziel soms aansprak, zo spreekt cle dichter hier cle dag aan, waarop hij zal sterven.

Maar nog meer: het is een klacht. Het is of cle dichter wil zeggen: hoe is het toch mogelijk, dat ik, die zo goed weet en gevoel, clat cle dag des doods aanstaande is, nog zo aan mijn gebreken kan vast zitten en dat ik leef, alsof er nog een lang leven te wachten staat. Het is begrijpelijk, wil hij zeggen en door cle regels heen, horen we hem verzuchten: wat is de mens toch een dwaas schepsel, door de dood maar ver weg te stellen en maar te doen alsof we hier een blijvende stad hebben.

Als we deze dingen bedenken, dan kan het niet anders, of het spreekt ons aan en dat is de bedoeling van De Decker geweest.

INDEX.

Lof der Geldzucht

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1955

Daniel | 8 Pagina's

MEMENTO MORI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1955

Daniel | 8 Pagina's