Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN- SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN- SCHAPPELIJKE SCHETSEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het Proces tegen Jezus van Nazareth".

VI.

Het Twestle Proces voor Pilatus.

Wij keeren na het Barabbas-intermezzO' terug naar het verloop van 'het geding tegen den Heiland voor den stadhouder.

Het was ook slechts een pbase in het eerste pi-oces. Na de mislukte poging van Pilatus om Barabbas veroordeeld te Imjgen heeft hij het vonnis van het eerste proces laten voltrekken. (Joh. 19:1—3). En daarna de voltrekking ervan officieel geconstateerd voor het gansche volk. (Joh. 19: 4, 5).

En nu neemt dan een aanvang, wat Pickl noiemt, het tweede proces. Het - schema hiervan hebben wij reeds gegeven. Wij begimien dan nu aan de

I. Technische voorbespreking. Joh. 19:6. De Joden of liever de leiders van het volk, begeeren toch den Icruisdood, wanneer Pilatus den Heiland aan hen laat zien. Zij nemen dus geen genoegen met den afloop van het eerste proces. Maar de stadhouder kan geen schuld in Hem vinden en weigert daarom aan hun verzoek gehoor te geven. Het is onmogelijk voor hem, op grond van zijn onderzoek in dit stadium hun eisch in te willigen.

Gelijk aan hel begin de Joden den Heiland formeel aan het romeinsche gericht overleveirden, levert nu Pilatus Jezus formeel weer over aan de Joden. De eenige mogelijkheid om den Nazarener toch aan het kruis te krijgen, is om Hem weer te brengen voor hun eigen rechtbank, Hem dan te vonnissen. Dat - adviseert de stadhouder nu in deze uitspraak: „Neemt gij lieden liem en kruist Hem; want i k vind in Hem geen schuld". Volgens Pilatus is de eenige mogelijkheid om Jezus te kruisigen gelegen in - dezen juridischen gang van zaken:

a. Christus „terugnemen"; b. Hem onderzoeken; e. Hem ter - dood veroordeelen; d. dit vonnis aan Pilatus voorleggen; e. Hij zal dat dan bekrachtigen; f. En dan laten voltrekken.

De Joden nu bewandelen - den door Pilatus geboden weg. Echter behoeven zij niet meer een proces te vo-eren voor hun eigen rechtbank. Het proces i s al gevoerd en het vonnis i s al gewezen. Zij h-eb-ben nu alleen maar dit vonnis door den stadliouder te laten bekrachtigen.

Want Jezus heeft zich niet alleen als Messias bekendgemaakt, inhoud van hun politieke aanlacht in het eerste proces voor Pilatus; maar Hij heeft zich - ook aan - een zwaar religieus vergrijp schuldig gemaakt, n.l. aan go-dslastertng. Ziedaar hun materiaal voor een tweede proces voor den sladlioud-er.

II. De aanklacht der J-o-den. Joh. 19:7- De Joden gaan dus op den voorslag van Pilatus in en zeggen erbij, dat zij dat ook doen mede op grond van het feit, dat de keiz-er hun daarvoor toestemming verleend heeft. Zij aanvaarden absoluut de verantwoordelijkheid voor Ohristus' dood. Al hebben zij - dan niet het reclit om den kruisdood toe te passen, toch beeft Jezus iets gedaan dat naar hun - wet de do-odstraf v-erdient. In deze aanklacht der Joden zien wij nu hoe d-e Heiland het proces laat verloop-en naar Zijn wil Hij kan zich verheugen met beving, gelijk wij al zeiden. Nu de Joden niet anders m-eer kurm-en, nu komen zij eindelijk met de o-fficiëele verklaring: hij is schuldig aan godslastering, 't Gaat niet bij Jezus Christus om staatkundige vragen in de eerste plaats; het gaat in laatster instantie offl de eer - en de openbaring van den levenden God, Wiens Zoon Hij pretendeert te zijn.

III. De aangeklaagde verhoord. Joh. W VS 8—11. De stadhouder begeeft zich 'terstond in hel rechthuis om den aangeklaagde te verho-oren over deze aanklacht. Of Jezus inderdaad Zoon Gods wilde zijn in den zin, di-en de Joden, naar hun wet, aan dezen naam toeschreven. Hij onderoekt dus of de beklaagde toegeeft of loochent het feit, dat Hij Zoon Gods is in de door de Joden

verkl aarde g o d s 1 a s t e r 1 ij k e beteekenis van het woord.

Vanwaar zijt gij? Zijt ge dan Zoon Gods in den zin der aanklacht?

Weet ge niet, dat ik macht heb u te knüsi|gen en macht heb u los te laten?

Moet ik soms uit uw zwijgen op mijn vraag concludeer en dat ge mijn ambtelijke bevoegdheden veracht? Gevoelt ge u. soms zóó ver verheven als Zoon Gods, boven mij en het ronieinsahe gezag, dat ik de eer heb te vertegenwoordigen, dat ge mij en den keizer zelfs geen antwoord meer waardig keurt?

En dan zegt Jezus Zijn laatste woord tot dezen rechter: „Gij zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van boven gegeven ware; daarom, die Mij aan u heeft overgeleverd heeft grooter zonde". (Joh. 19:11).

Wanneer dus niet waar was wat Kajafas Jezus ten laste gelegd had, wanneer er niets godslasterlijks in Christus' aanspraken gelegen had, dan had de Heiland nu gelegenheid dit aan Pilatus/ duidelijk te maken; en was Zijn vrijlating eenj quaestie van tijd geweest. Of Hij had kunnen zeggen: Zeker, Ik noem Mij wel Zoon Gods; maar dat doen alle JodenI Dat is niets bijzonders! En er ligt ook van Mijn kant niets bijzonders in, wanneer Ik ook dezen naam nxijzelf geef. De exegese die de Joden van dezen naam geven is volkomen onjuist.

Maar dat zegt de Heiland nu juist niet! Hiij trekt Zijn woorden niet terug. Hij handhaaft Zijn aanspraken. Hij wil met Zijn leven instaan voor deze belijdenis: Ik ben Zoon Gods in die voor Joden godslasterlijke beteekenis van het woord. En Ik gevoel geen verachting voor uw ambtelijke bevoegdheden. Dat moogt ge uit Mijn zwijgen allerminst opmaken. Immers, ge hebt macht over Mij. Ik erken dat tenvoUe! En Ik gevoel Mij niet verheven boven uw ambtelijke aanspraken. En ik erken die volkomen. Ik onderwerp Mij daaraan. Alleen maar, die macht is u ook gegeven! En dan nog wel van boven. Niet van den keizer; maar van nog hooger instantie!

Ge moogt dus deze conclusie uit Mijn antwoord trekken: „deze bevoegdheid moest u van boven gegeven worden, omdat Ik van boven ben".

Ik ben dns niet aan alle andere menschen gelijk die van beneden zijn en dus vanzelfsprekend aan iiw bevoegdheden onderworpen zijn.

Zoo heeft de stadhouder een antwoord op zijn vragen gekregen. Ilij heeft nu voldoende licht om een uitspraak te kunnen doen. Hij weet nu: Jezus Christus is van boven. Hij wil Zoon Gods heeten in de beteekenis, die de Joden in hun aanklacht er aan toekennen. Jezus bekent het Hem ten laste gelegde.

I'V. Resultaat van het onderzoek meeedeeld. Joh. 19:12a. Volgens Pilatus en de alemeene romeinsche rechtsgebruiken is het hier een zuiver religieus e quaes tie, waarmee hij niets van doen wil hebben. Dat zijn geen zaken voor den romeinschen rechterstoel.

't Is hem nu wel duidelijk geworden, dat het Jezus van Nazareth óók met Zijn aanspraak op den naam Zoon Gods, tocli niet begoinnen is om opstanden te proclameeren, en verzetacties te voeren tegen het romeinsche gezag. Want dat gezag erkent en aanvaardt Jezus juist. Er is dus voor hem geen enkele reden om het Joodsche doodvonnis te bekrachtigen.

„Van toen af" of beter vertaald: , , op dien grond" is er geen reden om Hem te dooden, maar oim Hem los te laten. Deze beklaagde verdient den rebellendood aan het kruis niet.

Pilatus is van twee dingen zeker door de verklaring uit Jezus' eigen mond: Jezus is Zoon vani God, van boven; in den zin der aanklacht. En tevens onderwerpt Hij zich aan de romeinsche macht, die Hij tevens ook zoo hoog mogelijk aanslaat: van boven gegeven. Door den God der Joden verleend. Ach! dat alle Joden gelijk Christus zoo zijn ambtelijke bevoegdheden erkenden!

Wij zijn hier op het keerpunt in het tweede proces gekomen. Want het zal er nu op aankomen, hoe de Joden zullen reageeren op deze uitspraak van den stadhouder. En inderdaad, zij, die Jezus aan Pilatus hebben overgeleverd, hebben grooter zonde. Wiant deze hadden, veel meer dan Pilatus, gelegenheden en mogelijkheden om te erkennen, dat Jezus van boven was.

D. K. Wl

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's

POPULAIR-WETEN- SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's