Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

50.

„Ik ben blijde mijn broeder”, zo sprak de Pelgrim, „dat gij die booswicht zo dapper hebt weerstand geboden, want gelijk gij terecht hebt opgemerkt, hij heeft een verkeerde naam. Hij is zo vermetel om ons opde straat overal te volgen en te trachten ons voor de mensen tot schande te maken, en ons te bewegen dat wij ons schamen over het goede. Indien hij niet zo onbeschaamd was, zou hij niet durven handelen zoals hij doet. Maar laten wij hem blijven weerstaan, wantinweerwil van al zijn pochen, geeft hij alleen aan de zotten hun deel. De wijzen zullen eer beerven, zegt Salomo, maar elk der zotten neemt schande op zich”.

Getrouw mocht in de waarheid staande blijven, met het zwaard des Geestes de overwinning behalen. „ Ik houd het u voor”, zo sprak hij, "dat wij tegen hem hulp moeten zoeken bij Hem, Die wil dat wij op aarde pal zullen staan voor de waarheid”.

Wie zich overgeeft aan het geredeneer van Schaamte, zakt in het drijfzand van ijdele woorden weg. Het is een man, die de raad weet te verduisteren met woorden zonder wetenschap. Door het gezag van zijn verregaande brutaliteit in het spreken, weet hij het de reizigers naar Sion dikwijls erg moeilijk te maken. Alleen door de majesteit van het Woord is het mogelijk hem te ontmaskeren en zo heeft Getrouw op hem de overwinning behaald.

„Daarin hebt gij gelijk, broeder Getrouw”, zo sprak de Pelgrim hem hartelijk toe. En tegelijkertijd verlangt hij nog meer van hem te mogen horen. Op de vraag: „Hadt ge nog andere ontmoetingen in de vallei?” antwoordt Getrouw: „Neen, het overige van de weg had ik enkel zonneschijn, en ook in de Vallei van de schaduw des doods”. En dat was heerlijk voor hem.

De Heere beproeft Zijn volk wel en soms zwaar, zelfs heel zwaar, rnaar nooit boven vermogen. Hij beproeft tot wasdom van het geestelijk leven. Gezuiverd in het vuur der beproeving komt het beeld des Heeren, het werk van Zijn genade met des te meer klaarheid tot openbaring.

Met vreugde mocht Getrouw een eind weegs gaan in het licht vande Zon der gerechtigheid. Vriendelijk zag de Heere op hem neer. Het hart van deze reiziger naar Sion werd er door verkwikt. Ja, vervuld met vrede en blijdschap in de Heere.

„Dat was heerlijk voor u, broeder Getrouw”. „Maar mijn ervaring was geheel verschillend”, merkt de Pelgrim op. „Een geruime tijd had ik een ontzettende strijd te voerenmet de snode vijand Apollyon, en wel van het ogenblik af, dat ik de vallei betrad. Ik hield het er voor, dat hij mij zou doden, vooral toen hij mij eenmaal onder de voet had en mij dreigde te vermorzelen of in stukken te scheuren. Terwijl ik mij ter neder wierp, vloog het zwaard mij uit de hand en toen meende hij, dat hij mij geheel en al in zijn macht had; doch ik riep tot de Heere, en Hij verhoorde mij en voerde mij uit mijn angsten. Toen trad ik de Vallei van de schaduw des doods binnen en gedurende de helft van de weg was alles duisternis voor mij. Meer dan eens vreesde ik om te komen, doch eindelijk brak de dag aan en ging de zon op en toen mocht ik het overige gedeelte van de weg rustig en ongestoord afleggen”.

Mij dunkt dat het gesprek van deze reizigers naar Sion ook wel aangenaam en leerzaam geweest zal zijn. De geestelijke gangen waaruit zij spraken zijn wel oud, al enkele eeuwen oud en toch nog niet verouderd. Dat leeft en spreekt nog in het leven van Gods kinderen. Die zaken zijn bij de reizigers naar het land des Heeren nog echt aktueel. Het is de bevinding der heiligen.

Daarna zag ik in mijn droom, toen zij verder gingen, hoe Getrouw toevallig op zij kijkende, een man zag, wiens naam was Mondchristen, die op enige afstand naast hen ging, want de weg was hier wat breder. Hij was lang van gestalte, maar op een afstand was zijn voorkomen beter dan van nabij gezien.

Getrouw sprak hem aldus aan: "Wel vrfend, waarheen gaat de reis? Begeeft gij u ook naar de Hemelstad?”

„Juist, daar ga ik heen”, antwoordt Mondchristen. „Dat verblijdt mij”, zei Getrouw. „Ik hoop”, zo ging hij verder, „dat wij de verdere reis gezamenlijk kunnen afleggen”. Gaarne wilde Mondchristen zich bij dit gezelschap aansluiten. En Getrouw nam hem daarin op met dit woord: „Komt aan, laten wij tezamen gaan, en laat ons de tijd korten met te spreken over de dingen die ons van nut kunnen zijn”.

Mondchristen: „Ik vind het heerlijk om met u of met wie ook over het goede te spreken. Het verheugt mij mensen te ontmoeten, die daar lust in hebben, want om de waarheid te zeggen, er zijn slechts weinigen die gaarne daarmee hun tijd doorbrengen als zij op reis zijn.

Veel liever spreken zij over dingen, die hun geen nut doen, en dat heeft mij menigmaal droefheid veroorzaakt”.

Getrouw: „Dat is inderdaad een smartelijke ervaring; want daarover kunnen de mensen op aarde beter spreken dan over Goddelijke en hemelse dingen”.

Mondchristen: „Wat gij zegt bevalt mij zeer goed, want uw woorden komen uit het hart, en daarbij, wat is zo aangenaam, zo nuttig als het spreken over de Goddelijke dingen? Wat is liefelijker dan dit alles? Heeft een mens lust in dingen die wonderbaar zijn, spreekt hij gaarne over de geschiedenis of over de verborgen eigenschappen der zzaken; indt hij het aangenaam te spreken over wonderen en tekenen, waar zal hij zoveel schoons en heerlijks vinden als in de Heilige Schrift?” Getrouw: „Dat is waar, maar onsvoornaamste doel moet zijn door zulke gesprekken onderricht te worden”.

Mondchristen: "Dat wilde ik juist zeggen, want het is zeer nuttig over zulke dingen te spreken; daardoorverkrijgtmenkennis, zowel van de ijdelheid der aardse dingen als voor het nut der hemelse. Dit betreft echter slechts algemene waarheden, maar wat de mens bijzonder aangaat, zouden we kunnen spreken over de noodzakelijkheid der wedergeboorte, de ongenoegzaamheid der goede werken, de onmisbaarheid van de gerechtigheid van Christus, enz. Daarenboven leert men door over deze dingen te spreken, wat het is zich te bekeren, te geloven, te bidden, te lijden en eveneens welke heerlijke beloften en vertroostingen het Evangelie bevat. Ook wordt men zodoende in staat gesteld valse meningen te bestrijden, de waarheid te handhaven ende onkundigen te onderrichten”.

Getrouw: „Dat alles is waar en ik ben blij deze dingen uit uw mond te vernemen”. Mondchristen: „Helaas, het veronachtzamen van zulke gesprekken is de oorzaak dat zo weinigen de noodzakelijkheid des geloofs inzien, en het onmisbare van het genadewerk in de ziel om het eeuwige leven te kunnen beerven, zodat zij uit onkunde het leven zoeken in de werken der wet, door welke een mens niet kan gerechtvaardigd worden enhet Koninkrijk der hemelen ingaan”.

Getrouw: „Maar met uw verlof, de zaligmakende kennis is een gave Gods, en niemand kan deze verkrijgen door eigen inspanningof alleen door er over te praten”,

Mondchristen: „Dat alles weet ik zeer goed, want niemand kan iets aannemen tenzij het hem van boven gegeven zij; alles is uit genade en niet door de werken. Ik zou zo wel honderd teksten kunnen aanvoeren om u dat te bewijzen”.

„Welnu”, hernam Getrouw, „over welke zaak zullen wij dan nu eens tezamen spreken?” Mondchristen: "Waarover gij maar wilt; ik ben bereid om te spreken over hemelse of aardse dingen, over zedelijke of evangelische waarheden, over gewijde of ongewijde, verleden of toekomende dingen, zowel buitenals binnenlandse aangelegenheden, over belangrijke of meer bijkomstige zaken, indien het ons maar tot nut en stichting zij”. Inderdaad, Mondchristen weet heel wat te presteren, heeft naar zijn overtuiging al die zaken onder de knie. Hij kan elk uur van de dag er over spreken. Maar zou hij de beleving daarvan geleerd hebben in zijn hart door de dierbare werkingen van de Heilige Geest? Ja, uw vraag heeft een allesbeslissende inhoud. Maar mag ik u op uw vraag het antwoord schuldig blijven? Een ander die veel meer kennis daarvan heeft dan ik, hoopt u er op te antwoorden.

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 februari 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's