Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAn het Zendingsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAn het Zendingsveld

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(49.)

Judson. Kleine uitspruitsels.

Wellicht van het harde werken was Judson ziek geworden en op aandrang van zijn vrouw moest hij maar eens een zeereis maken naar Madras: de frisse zeelucht zou hem weer op krachten doen komen en mogelijk zou hij ginds wel een inlands prediker vinden, die de Birmaanse taal vloeiend sprak, en zodoende van veel steun kon zijn bij het zendingswei'k. Inplaats van te beteren op zee, werd Judson zó erg, dat gevreesd werd voor zijn leven. Pas in Madras op de vaste wal, fleurde hij weer wat op.

Ondertussen was het in Rangoon niet best gegaan. De cholera woedde er vreselijk en Hough, de Amerikaanse drukker, was weggegaan. Hij probeerde aan de vervolging, die zijn deel zou worden, te ontkomen. Toen na lange tijd Judson terugkwam, vond hij zijn vrouw alleen. De trouwe Amerikaan was er niet meer, en, wat erger was, de drukpers had hij meegenomen. Wat moesten ze nu beginnen ? Ze besloten om een soort rusthuis (Zayat) te bouwen aan de kant van de weg, om van daaruit het Evangelie te brengen aan de gaande en komende man.

Gelukkig kwam er hulp uit Amerika: twee zendelingen, Coleman en Wheelock, met hun vrouwen waren in Rangoon gekomen om Judson bij te staan. De Zayat was nu spoedig gebouwd, en nu kon het preken beginnen. In het eerst was er grote belangstelling. De nieuwsgierige mensen verdrongen zich en ze hoorden in hun taal het Evangelie van Mattheüs lezen. Helaas, het Woord deed geen nut. De zendelingen werden nageroepen met scheldwoorden. Langzamerhand nam het aantal luisteraars af. Wat is het zwaar, te moeten constateren op de rotsen te ploegen! Daar kwam nog bij, dat er geruchten liepen van ernstige ziekte van de koning van Birma. Dat was erg, want de erfgenamen van de troon zouden, na het overlijden van de vorst, onderling vechten om het recht van opvolging. Er zou gemoord en gebrand worden. Het dienstmeisje van Ann wou al gaan vluchten. Adoniram had Boeddha toornig gemaakt en de koning wou dit leven verlaten. Door het preken van de leraar was de toorn van de „Gezegende" ontstoken. Zware tijden waren aanstaande.

Onder de weinige luisteraars bij de Zayat kwam geregeld een stille, jonge man, die met aandacht de prediking en de voorlezing van het Evangelie beluisterde. Op zekere dag stopte deze jonge man, Maung Naw, een gedroogd palmblad in Adonirams handen. Verwonderd nam de zendeling het blad aan. De andere helpers kwamen dichterbij staan en daar zagen ze, dat op het palmblad gekrabbeld stond: : , , Ik, Maung Naw, nader uw voeten, als een man vol zonden, maar ik bid meneer, dat een geschikte dag zal worden gevonden en dat ik gedoopt mag w T orden, want ik geloof in uw God."

Judson was zo wijs om niet dadelijk tot het dopen over te gaan. Hij zou graag willen zien of het oprecht was gemeend. Daarom kreeg Maung Naw een proeftijd van een maand, waarin blijken moest, dat hij zijn leven wou richten naar het gebod van Christus. Heel veel hing af van die eerste doopsbediening. De belijdenis van Maung Naw zou de dood tengevolge kunnen hebben, wanneer de koning er van hoorde.

Na de proeftijd werd besloten het sacrament te bedienen. In de kleine Lotusvijver in de buurt van de afgodstempel, waarin een marmeren beeld van Boeddha stond, werd de eerste Birmaan gedoopt in de Naam van een drieënig God. Enkele dagen later volgden er nog twee, die het teken des Doops ontvingen. Een armelijk begin, maar het was de eerste vrucht op al de noeste arbeid.

Niet lang daarna, in 1819, togen Coleman en Adoniram op weg naar Ava. Ze zouden de koning van Birma gaan bezoeken. Het was vooral door Ann, Judsons vrouw, dat ze die reis ondernamen. Zij vond het verstandig eens persoonlijk met de gevreesde man te gaan spreken. De andere zendeling, Wheelock, was met zijn vrouw op reis gegaan naar Amerika op een Franse boot. Toen hij in Rangoon kwam, was hij ziek en inplaats van te beteren, was de ziekte erger geworden.

Judson werd dus vergezeld van Coleman. 't Was een ' f erre reis. Ruim een maand lang moesten ze de rivier opvaren door zeer dichte wouden en onafzienbare vlakten. Vervolgens moesten ze nog vier mijlen te voet afleggen, om tenslotte de residentiestad Ava te bereiken. Na veel plichtplegingen werden ze door de koning ontvangen. Precies moest de „Heer van de Witte Olifanten" weten wie ze waren en toen mochten ze het verzoekschrift overhandigen.

Evenals Nehemia bad, toen hij de wijn de koning aanbood, zo bad Judson in stilte tot God in de hemel. Toen de eerste regel gelezen werd, keek de koning dreigend in de richting van de mannen, 't Was ook geen kleinigheid wat hij hoorde: „Er is een eeuwig God...!" Een prachtig geschenk werd hem aangeboden. Het was een grote Bijbel in zes delen, prachtig gebonden in bladgoud. Maar naar de mooie boeken keek de vorst niet eens. Hij draaide de mannen de rug toe. Wat moesten zij doen? Er zat niets anders op, dan de lange weg terug te gaan. Er was geen verhoring van 's koningswege. De poorten van Birma zouden voor het Evangelie gesloten blijven.

Mismoedig gingen de mannen naar huis.

„O God, " smeekte Adoniram, „wijs mij de weg. Moeten ze gemarteld worden en in stukken gescheurd, die Uw Naam belijden? Is dat de weg, die ze gaan moeten? " Welk antwoord zou God geven? Kwam er maar een antwoord! Anders zou 't beste maar zijn om Rangoon te verlaten en op een andere plaats te beginnen.

Maar er kwam een helder antwoord. En wel van de zijde van de dorpelingen. „Heer, " zeiden ze tot Judson, „blijf nog wat langer hier, totdat we sterk zijn geworden in het geloof en we alleen zullen kunnen staan. We zijn nog maar kinderen, die niet goed nog weten hoe te leven. Verlaat ons nog niet."

Dit gaf voor Judson de doorslag. Hij en zijn vrouw zouden blijven. Coleman en zijn echtgenote zouden doorgezonden worden naar Chittagong.

Tot grote blijdschap van de zendeling sloot zich ook een monnik aan bij de kleine groep belijders. Vroeger was deze monnik een bijna-Christen geworden. Toen

had hij getuigd: „Ik ben nog geen Christen, maar ik zou meer willen horen. Als de koning gestorven is, kom ik wellicht terug."

Nu was hij terug gekomen, ofschoon de koning nog leefde, en sprak: „Ik heb afgedaan met mijn twijfel, heer leraar; ik ben bereid tot de koning zelf te gaan en te zeggen dat ik eert Christen ben."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1950

Daniel | 12 Pagina's

VAn het Zendingsveld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1950

Daniel | 12 Pagina's