Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LUISTERENDE GEMEENTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LUISTERENDE GEMEENTE

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Op horen komt het aan!

Wanneer tijdens de zondagse kerkdiensten de predikant begint te preken, wordt van de andere gemeenteleden verwacht, dat zij hun mond houden. Niettemin gaan zij dan bezig met misschien wel de belangrijkste activiteit (!) tijdens de dienst: het luisteren. Want op hóren komt het aan! Uit het werkelijk overvloedige materiaal een enkele greep:‘Hoor Israël’ (Dt. 6: 4) is niet voor niets de levenswet van het volk van Gods verbond. De HERE die scheppend spreekt, de mens die gelovig hoort, luistert en gehoorzaamt, die lijn loopt door heel de Schrift heen. Dat het daarbij dient te gaan om een gelovig horen, dat heel het leven betreft en omvat èn zich in liefde richt op de sprekende God, leert ons het vervolg van Dt. 6: 4 maar al te duidelijk.

Van Maria die aan de voeten van de Here Jezus gezeten, luisterde naar zijn woord, wordt gezegd dat zij het goede deel uitgekozen heeft, dat van haar niet zal worden weggenomen (Lk. 10: 39, 42).

Van Lydia lezen wij dat, terwijl zij toehoorde, de Here haar hart opende, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus werd gezegd (Hand. 16: 14).

De zeven gemeenten in Klein-Azië wordt - nadat zij de ontdekkende en bemoedigende woorden van de Here Jezus hebben gehoord - op het hart gebonden: Wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt (Openb. 2: 7, 11 enz).

Dat er verschil is tussen horen en horen, dat niet elk horen leidt tot het bedoelde luisteren, wordt heel duidelijk in de gelijkenis van de zaaier, ofwel van het vierderlei horen (Mk. 4; Mt. 13; Lk. 8). Het ware horen is tegelijk onderwerping aan het gehoorde. Het geschiedt eerst dan als het wordt tot gehoorzamen. De horende moet een horige worden (F.J. Pop).

Niet gerechtvaardigde wensen van de hoorders kunnen de werking van het Woord blokkeren, zodat het niet komt tot het beoogde doel ‘opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Tm. 3: 17). Men selecteert zich naar eigen begeerte (tal van) leraars, opdat die hun verwend gehoor zullen trakteren op een stukje intellectueel of sentimenteel of artistiek vuurwerk (2 Tm. 4: 3). Van onderrichten, weerleggen, verbeteren en opvoeden in de gerechtigheid (2 Tm. 3: 16) komt dan niet veel meer terecht.

Maar op het gelovige horen komt het aan. Zo leert men de Here - steeds meer - kennen en liefhebben; wordt men zich bewust van zijn wegen (Ps. 25); leert men hoe te wandelen in deze tijd tot zijn eer en naar zijn wil. Gelovig luisteren geeft deel aan het heil (Hand. 16: 14, 31 ; Rom. 10:17).

2. De werkelijkheid

Wie zijn oog richt op de luisterende gemeente kan - met recht - formuleringen uit onze formulieren en belijdenisgeschriften bezigen. De luisterende gemeente bestaat uit mensen van wie geldt, dat zij in zonde ontvangen en geboren zijn, kinderen des toorns, die in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij zij wedergeboren worden. Met evenveel recht is te zeggen: ouderen en jongelui behoren tot het verbond van God, aan beiden is de verlossing van de zonden door het bloed van Christus en de Heilige Geest die het geloof werkt, beloofd (HC zondag 27). Of: het gaat om die heilige vergadering van waarlijk gelovige christenen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen door zijn bloed, geheiligd en vergezeld door de Heilige Geest (NBG art. 27). Ook van de gevarieerdheid van wat er met en in de levens van de hoorders gebeurt als reactie op de gehoorde Woord, hebben de belijdenisgeschriften weet, vgl. b.v. HC zondag 31 en DL op vele plaatsen. Die gevarieerdheid in luisteren viel mij (nog weer eens) op, toen ik op een en ander wat scherper lette, nadat ik het schrijven van dit artikel op mij had genomen. Enkele voorbeelden:

- Ik had gepreekt over Lk. 5: 32 en tijdens die preek had ik de deur van Gods Koninkrijk wagenwijd open gehouden, ook voor de grootste zondaren. Later belde mij iemand op die het daar ontzettend moeilijk mee had. Preekt u nu ook eens over de slachtoffers? Zij bleek er zelf een te zijn.

- Tijdens een preek over de arbeiders in de wijngaard maakte ik de opmerking, dat die gelijkenis uit Mt. 20 niet was bedoeld als richtlijn voor de CAO-onderhandelingen en dat er terecht zou worden geprotesteerd als een werkgever nu zo met zijn werknemers zou omgaan. Misschien zit er toch een hint in, ging ik verder: denk ook om hen die niet kunnen werken, WW-ers en WAO-ers. Na de preek bedankte een broeder mij hartelijk voor déze preek: een WAO-er!

- Waar heeft de dominee vanmorgen over gepreekt, vroeg ik een meisje, ‘k Weet er niet zo veel meer van, zei ze, maar in elk geval: Je mag en moet met al je problemen naar God toe gaan. ’t Meisje was zelf zo’n echte probleemjager!

- Bij mijzelf merkte ik op, dat ik tijdens mijn ‘stille tijd’ werd getroffen door een opmerking in een meditatie: …..De Trooster getuigt zelf en in eigen autonomie; op grond daarvan mag ons getuigenis assistentie zijn - niet meer en niet minder! ’t Was net in zo’n periode dat ik weer eens dacht, dat alles in de gemeente zo ongeveer van mij afhing.

Deze voorbeelden zou ik met vele andere kunnen aanvullen. Duidelijk blijkt, dat wij (al) luisterend onszelf meebrengen. Wat wij opvangen, wat wij horen èn wat wij niet horen, wat ons treft en wat ons bijblijft, het heeft alles te maken met wie wij zijn, wat wij meemaakten, vroeger en kort geleden, leder die regelmatig preekt, zal weten te vertellen hoe mensen vaak op dezelfde preek totaal verschillend reageren; soms hebben gehoord wat totaal niet is gezegd noch bedoeld; menigmaal ook niet hoorden waar het uiteindelijk om ging! Blijkbaar is er zo iets als een antenne die zich richt, waarbij dat richten wordt bepaald door wie je bent. Het maakt groot verschil

- of de zondagse diensten de enige gelegenheid in de week vormen waar wordt geluisterd naar Gods Woord of dat je iemand bent die dagelijks verlangt luisterend te leven;

- of je tot zaterdagavond laat bezig was met bezoek aan disco, drankgelegenheid, film of TV-kijken, of dat je heel de week en zeker zaterdagsavonds heenleefde naar de zegen van de zondag;

- of je bij het noemen van de Vadernaam van God inwendig verkilt vanwege eigen negatieve jeugdervaringen, of dat je bij die naam juist warmte en geborgenheid ervaart;

- of je in de week die voorafging, negatieve uitslagen van doktersonderzoek hebt moeten incasseren, of dat je dochter kwam vertellen dat zij en haar man hun eerste verwachten;

- of je jong bent en nog niet zo gewend op de weg van de Here of dat je al jaren als Henoch wandelt met God;

- of je een meer dan toereikend inkomen hebt en hoopvolle vooruitzichten, of dat je van een uitkering moet leven, of met het vooruitzicht van het verliezen van je baan;

- of je zo’n open instelling hebt dat je het heerlijk vindt als er in de preek eens iets wordt gezegd, dat je nog nooit eerder hoorde, waarop je nog eens diep moet doordenken om het te kunnen plaatsen, of dat je in zo’n situatie wel eens schrikt en gealarmeerd bent (zelf hoorde ik jarenlang zondags aan tafel bidden om oude èn nieuwe dingen uit de schat van Gods Woord).

Dat alles neem je mee, als je zondags behoort tot die luisterende gemeente. Het bepaalt mede wat je hoort als je luistert!

3 Anno 1993 Ook hebben wij te beseffen dat de luisterende gemeente bestaat uit mensen die allemaal mensen van 1993 zijn. Ook in hun luisteren zijn zij - de een wellicht wat meer dan de ander - gestempeld en bepaald door het levens- en denkklimaat van onze tijd. In 1992 verscheen er van de hand van dr. J. van der Graaf een boekje met als titel ‘Gebeurt er nog iets?’ Ondertitel: ‘Over prediking en hoorcrisis’. Hij geeft in dat boekje een aantal m.i. rake typeringen van de mens-van-nu:

- Wij delen allen op de een of andere manier in de sterk toegenomen welvaart en luxe, waardoor onze mogelijkheden op allerlei terrein schier onbeperkt zijn. Op medisch en technisch gebied, t.a.v. ontspanning en vakanties zijn de mogelijkheden plenty en worden zij ook volop genóten. En dat heeft geestelijke consequenties. Soberheid en onthechting staan als deugden niet hoog genoteerd. Lauwheid t.a.v. je levenstoewijding aan de Here en zijn dienst zijn ‘zomaar’ het gevolg van het rijk-zijn en aan niets gebrek hebben (Openb. 3: 15vv). Van deze aarde genieten, meenemen wat je mee kunt nemen….. en ‘zomaar’ verstikt de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom het Woord (Mt. 13: 22). Welvaart heeft onmiskenbaar een bedwelmende en verblindende invloed. Hoe moeilijk kan een rijke…..

- Kenmerkend is ook de toegenomen mondigheid. De meesten studeren langer dan vroeger; het opleidingsniveau werd hoger. De informatie die men via de media ontvangt, versterkt het besef dat wij allemaal over veel dingen heel wat weten. Het leven is op tal van vlakken gedemocratiseerd, zodat ieder mens op elke plek waar hij zich bevindt medezeggenschap en medeïnspraak heeft, ledereen op zijne wijs, staat hoog in het vaandel, ook t.a.v. de manier waarop iemand zijn leven wil inrichten. Om dan zondags te luisteren naar die ene die het zegt namens de Enige die het voor het zeggen heeft, elk bedenksel als krijgsgevangene te brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus (2 Kor. 10: 5), is een hele omschakeling!

- Snelheid en gejaagdheid zijn kenmerkend voor onze tijd. Nieuws van ver weg is dezelfde dag al bij ons. Een geweldige hoeveelheid informatie wordt dagelijks over ons uitgestort. De meest ingewikkelde problemen worden in een item van hooguit tien minuten voor ons neergezet. Bijgeleverde beelden versterken het visueel-ingesteld-zijn. En dan stil worden, een half uur of langer luisteren en proberen het gehoorde in je op te nemen…..

- Het is niet te sterk gezegd om de ons omringende cultuur - waarvan wij zelf ook deel uitmaken! - God-loos te noemen, d.w.z. God komt in het verhaal van de meesten eigenlijk niet meer voor. Werken in een omgeving waarin collega’s ook de Here kennen, is uitzondering. Aan leven en werken en beslissen wordt op geen enkele manier meer richting gegeven door Gods heilzame geboden. Een en ander dreigt ons en onze kinderen te beïnvloeden (vgl. 1 Kor. 15: 33). De wereld waarin de luisterende gemeente zondags binnentreedt - God de Here komt sprekend tot ons, Tien Woorden wijzen de richting van het leven - wat is die anders!

- Om nog één ding te noemen: Er heerst - nu de grote systemen van socialisme, communisme en liberalisme zijn gevallen - grote onzekerheid t.a.v. de vragen naar zin en doel van het leven en wantrouwen tegenover de boodschap, dat er één Waarheid is omtrent God en mensen en toekomst van mens en wereld. Joh. 14:6 klinkt voor velen van zéér ver weg. Het lijkt mij dat Van der Graaf geen te grote woorden gebruikt, wanneer hij spreekt over een hoorcrisis. Te meer mag het ons verwonderen, wanneer er op de vraag: gebeurt er nog iets? geantwoord mag worden met: Ja!

4. In allerlei variatie

De luisterende gemeente bestaat uit mensen die allen in meerdere of mindere mate zijn gestempeld door de onder 3. genoemde levenssfeer. Daarnaast wordt hun luisteren mede bepaald door hun levensomstandigheden (zie onder 2.). Ook is het mogelijk verschillende typen schapen, c.q. gelovigen te onderscheiden. Te denken is aan

- het zgn. arrivé-type. Men gaat er in een vlakke vanzelfsprekendheid van uit, dat men deelt in het heil. Men kent weinig hoogten en diepten, er is geen verwondering en verootmoediging, weinig of geen verlangen om door de Heilige Geest te worden binnengeleid in het geheim van het Christus mogen toebehoren.

- het zgn. activistische type. Het gaat om degene die praktisch alleen luistert naar wat er in de prediking wordt aangereikt aan mogelijkheden om in actie te komen, tot daadwerkelijk christen-zijn.

- het zgn. onverschillige type. Eigenlijk laat het heil in Jezus Christus hen koud. De heerlijkste beloften verwarmen niet, de vreselijkste bedreigingen verschrikken niet. Dit type luisteraar is wel te onderscheiden van hen die er verdriet van hebben, dat het Woord van God hen zo dikwijls koud lijkt te laten. Is de reden van hun onverschilligheid mogelijk dat zij de tegenwoordige wereld hebben liefgekregen (2 Tim. 4: 10)?

- het zgn. lijdelijke type. Zij schuiven elk appel op hun verantwoordelijkheid van zich af, omdat zij vinden dat zij het heil, resp. het beloofde niet kunnen aannemen of mogen aannemen.

- het zgn. twijfelende en aangevochten type, waarbij niet zozeer is te denken aan hen die wel eens perioden kennen van twijfel en aanvechting - welke levende gelovige kent die niet?! - maar veel meer aan hen die almaar blijven twijfelen of je wel zeker kunt zijn van de waarheid van het evangelie en van het zelf persoonlijk gelovig mogen weten van Gods vaderlijke zorg voor eigen leven en van het ondanks alle zonden en tekort toch Jezus Christus mogen toebehoren.

Bij dit alles mag niet worden vergeten, dat bovengenoemde (en andere) typen zelden of nooit ‘puur en onvermengd’ zullen voorkomen, maar altijd in een even unieke ‘melange’ als er unieke mensen zijn. Evenmin mag worden voorbijgezien, dat er gelukkig altijd nog velen zijn die zich zondag in zondag uit tot luisteren (willen) zetten in de houding, die nogal eens onder woorden wordt gebracht in aansluiting aan de schriftlezing, als de dienaar zegt: Zalig zij die Gods Woord horen en het in hun hart bewaren, resp. en die het ook gelovig en gehoorzaam doen. Bedoeld zijn zij die zich verlangend als aan de voeten van de Here Jezus zittend, tot luisteren zetten.

5. Uitzicht

Wat mag nu ons uitzicht zijn? Als de luisterende gemeente bestaat uit zoveel verschillende typen mensen, in zo verschillende levensomstandigheden, als er vanuit het tegenwoordige levensklimaat zo veel stoorzenders zijn die (proberen te) verhinderen, dat het Woord doorkomt, welke verwachting mag je dan nog hebben dat het Woord van God bij de luisterende gemeente aankomt en overkomt, dat het komt tot vruchtdra-gen? Zijn er wellicht ook dingen te bedenken waardoor prediker en hoorders dat gebeuren in gunstige zin kunnen beïnvloeden?

Ervan uitgaande, dat het niet overdreven is in onze tijd te spreken van een ‘hoorcrisis’, is het in de eerste plaats van het allergrootste belang dat wij samen, predikers en hoorders, onze verwachting stellen op de drieënige God. Ik vind het bijzonder bemoedigend, dat wij de luisterende gemeente en het luisteren van de gemeente mogen zien in het licht van de activiteit van de sprekende God zelf. Met hetzelfde scheppende woord, waardoor Hij licht deed opgaan in de duisternis van de oertijd, beweegt Hij ook het hart - de mens in zijn diepste wezen en daarom ook de mens helemaal - tot geloof en maakt Hij hem een nieuwe, luisterende mens (2 Kor. 4: 6).

Verder mogen wij geloven dat - terwijl er wordt gepreekt en geluisterd - de hemelse Hogepriester voor ons bidt (Rom. 8: 34). Hij weet, wat wij aan verzoekingen meemaken (Hebr. 2: 18; 4: 15). Verder overwege men, dat het het eigen werk van de Geest is - uitgestort op àlle vlees, d.w.z. op alle mogelijke soorten van mensen! - om tot luisteren te brengen. Daarbij levert Hij geen confectiewerk, maar maatwerk!

Een tweede opmerking in de richting van hen die geroepen zijn om te preken. Zij dienen iets te hebben van Hem die zei: Ik weet waar gij woont (Openb. 2: 13). Als de luisterende gemeente permanent het gevoel heeft: hij kent onze situatie niet, hij weet niets van mijn moeiten, zorgen en vragen, hij geeft steeds antwoorden op vragen die de onze niet (meer) zijn, hij spreekt vanuit een andere wereld dan de mijne, dan zijn dat evenzo vele belemmeringen voor de doorwerking van het Woord.

Maar waar wordt aangevoeld ‘hij weet waar ik woon’, hij laat het licht van het Woord schijnen op plaatsen die ik herken, ik weet mij herkend in mijn omstandigheden, dan is dat van onschatbare waarde.

Het is onmisbaar dat de prediker de gemeenteleden kent in hun situatie. Trouw pastoraat is daartoe onontbeerlijk. Belangstelling in mensen die hun verhaal willen vertellen. Trouwens, is het voor hem die als eerste - in de regel enkele dagen eerder dan de rest van de gemeente - het Woord beluistert, nu echt zo moeilijk om de ander nabij te komen? Hij is toch evenzeer mens van deze tijd met alles wat dat impliceert aan vreugden, vragen en aanvechtingen?! Dat mag de luisterende gemeente ook merken. Die verwacht niet, dat hij volmaakt is, super, wel dat hij echt is, integer. En daarvoor heeft zij een fijn gevoel.

Heel belangrijk lijkt mij verder de leden van de gemeente voor te houden - in de gezinnen, via de catechese, in prediking en pastoraat - dat het onmisbaar is zelf ook tijd vrij te maken om stil te zijn met en voor de Here, zich dagelijks te oefenen in luisterend leven. Die paar uur op die ene dag in de week is beslist onvoldoende. Diep doorgedacht kun je zulks toch ook niet meer met goed fatsoen ‘leven met en voor de Here’ noemen. De luisterende gemeente klan de predikant ook stimuleren, via reacties, door facetten van het leven onder zijn aandacht te brengen, met verzoek daar (ook) over te willen preken.

Verder is de gemeente in Haarlem-Noord ervan op de hoogte, dat ik vooral op de vrijdag de preek voorbereid. Zij kan mij dan helpen door mij niet te storen, maar in gebed te steunen (Ef. 6: 19).

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1993

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

DE LUISTERENDE GEMEENTE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1993

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's