Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ACTUALITEIT VAN ONZE BELIJDENISGESCHRIFTEN NU

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ACTUALITEIT VAN ONZE BELIJDENISGESCHRIFTEN NU

49 minuten leestijd Arcering uitzetten

of: Kunnen wij met de oude belijdenisgeschriften als kerk ook vandaag nog uit de voeten?

I

Het is een actuele zaak om op een ouderlingenconferentie in 1982 te spreken over de actualiteit van onze belijdenisgeschriften nú en zo de vraag onder ogen te zien en te be-antwoorden: kunnen wij met de oude belijdenisgeschriften als kerk ook vandaag nog uit de voeten?

Het organiserende comité blijkt een fijne neus te hebben voor datgene wat actueel is en wat leeft in de kerken inzonderheid bij haar ambtsdragers.

Persoonlijk ben ik dankbaar ook dit onderwerp 1 ) te mogen inleiden omdat de belijde-nisstand van de kerken me reeds jarenlang bezighoudt en uit de praktijk blijkt hoe be-langrijk het is dat de belijdenis functioneert en hoe kwalijk het is voor de welstand van het kerkelijke leven, wanneer de belijdenisgeschriften niet meer zijn dan een monument uit het verleden. Er zijn drie redenen die de actualiteit duidelijk maken:

1. Allereerst is er een crisis rond de belijdenis; misschien kunnen we beter zeggen: de belijdenis is in de crisis 2). Dat is niet de eerste keer in de geschiedenis en dat zal ook de laatste keer niet zijn. Die crisis kon niet uitblijven gezien het feit dat de Schrift zelf in de crisis is. Als men luide propageert dat de Bijbel voor ons vandaag geen blijvend gezag meer kan hebben omdat ze ontstaan is in een heel andere tijd en onder heel andere omstandigheden èn wij vandaag verder zijn dan Paulus en geschie denis en ervaring 3) ons zoveel meer geleerd hebben dan kunnen de belijdenisge schriften helemaal niet overeind blijven staan: we hebben ze nooit met goddelijke geschriften gelijk gesteld 4) en ze nooit geïnspireerd genoemd en ze zijn ook al ruim vier eeuwen oud. Hoe zou een geschrift uit die tijd voor ons geslacht ons geloof kunnen verwoorden in deze tijd? En wie wil vandaag gebonden zijn aan hetgeen de kerk vier eeuwen geleden met de beste bedoelingen heeft geformuleerd of heeft overgenomen en geijkt 5) ?

Bovendien is in de „eeuw van de oecumene” de eenheid belangrijker dan de waar-heid. Dat betekent onwillekeurig een relativering van de belijdenis 6).

2. Dat brengt tegelijk mee de devaluatie van de belijdenisgeschriften. Ze zijn duidelijk in waarde verminderd. O zeker - we zetten soms met grote zwier onze handtekening onder het ondertekeningsformulier waarin wij oprecht en in goede consciëntie ver klaren dat wij van harte gevoelen en geloven dat al de artikelen en stukken van de leer, in de Drie formulieren van enigheid begrepen, in alles met Gods Woord over-eenkomen 7). Maar of we het geloven in de praktijk? In al de gemeenten die ik dien-de, hoorde ik vaak een keer per jaar in deze bijna 42 jaar dezelfde opmerking - het was na het gesprek met de belijdeniscatechisanten - „het zou niet verkeerd zijn als we die catechisatie ook gevolgd hadden, het frist je eigen kennis weer op als je dat hoort en: wat hebben wij veel gemist!”

De Catechismus is op de catechisatie om te leren afgeschaft. Hellenbroek begon daar al mee 8) en sindsdien is dat procès doorgegaan, al wordt zeker in een bepaalde serie wel geprobeerd de belijdenis te laten spreken 9) en het vervreemdingsproces van de belijdenis tegen te gaan. De Geloofsbelijdenis - de NGB - is nog minder be-kend en de Dordtse Leerregels, hoorde ik eens een ouderling zeggen, zijn voor mij arabisch en als een predikant het waagt ze in de prediking aan de orde te stellen - hetgeen gebeurd is en gebeurt - dan tekent zich een scheidslijn af in de gemeente: de rekkelijken vinden het maar niets en de preciezen zijn dankbaar voor deze kost.

Bovendien is de Catechismuspreek op retour als ik goed signaleer. De frequentie wordt minder - niet alleen in vacante gemeenten, maar ook door bijzondere dien-sten waarvoor de Catechismuspreek het veld moet ruimen. Maar ook de behandeling is anders - het is geen ontvouwing meer in vele gevallen van de doctrina 10) van de belijdenis, geput uit Gods Woord doch veel meer bediening des Woords naar aanlei-ding van de Catechismus.

Zo vreet het devaluatieproces door.

3. En dan zijn er de vragen m.b.t. de belijdenisgeschriften. Vergis ik me als ik poneer dat ze luider klinken dan ooit? Ach neen, niet in het openbaar, maar zo in allerlei gesprekken die worden gevoerd. Het is nog al wat om te ondertekenen dat de Drie formulieren in alles met Gods Woord overeenstemmen! Staan er geen onverteerbare zinnen in die erg onduidelijk zijn? Weet u wat het betekent wanneer gezegd wordt dat de godheid „wel buiten zijn aangenomen mensheid is maar toch ook in haar is en persoonlijk met haar verenigd blijft” 11)? Staat u - als u tenminste CDA stemt -nog achter antwoord 80 en durft u tegen uw partijgenoot te zeggen dat hij zich schuldig maakt aan een vervloekte afgoderij 12)? Legt u eens uit dat de erfzonde ook zelfs door de doop niet volkomen teniet gedaan of geheel uitgeroeid wordt 13). Over de Dordtse Leerregels sprak ik nog niet eens. Ik maak me sterk dat het gros van de ambtsdragers niet weet wat er in staat en waar ze over gaan - ik hoop dat ik me schromelijk vergis.

Kortom - de belijdenisgeschriften zijn in zekere zin produkt van hun tijd; ze hebben soms een polemische spits die ons niet aanspreekt, en ze bestrijden leringen, die wij niet kennen en niet relevant vinden - wij die geconfronteerd worden met mondiale eilende. Is het redelijk elkaar vandaag tot op de letter te binden aan die oude belijde-nisgeschriften?

Genoeg - de actualiteit van het onderwerp heb ik u aangetoond.

II

Tot dusverre schetste ik de situatie rond de belijdenis. Maar we moeten er dieper op in-gaan. Er zijn maar niet alleen vragen over de belijdenis, er is ook wel degelijk verzet tegen en kritiek op de belijdenisgeschriften. De actualiteit van de belijdenisgeschriften en daarin hun gezag en betekenis zijn èn worden aangevochten.

Allereerst in het verleden: er is niets nieuws onder de zon. Het is frappant op te mer-ken dat dezelfde bezwaren die nu tegen de belijdenis worden ingebracht en tegen het hebben van een belijdenis vrij spoedig na het ontstaan van de gereformeerde en andere belijdenisgeschriften reeds opklonken.

Allereerst waren er de doopsgezinden en de remonstranten, die overigens nog weer ver-schillende gevoelens hadden.

De doopsgezinden wilden van geen geschreven confessies weten, die zij ijzeren veters en ketenen noemden 14). Drie argumenten hadden zij daarvoor: de majesteit, waardig-heid en autoriteit van de Heilige Schrift wordt door zulke formuleringen grotelijks te-kort gedaan; ze zijn schadelijk voor de vrijheid der kerken en ze zetten de deur open voor scheidingen en scheuringen.

De remonstranten erkenden wel de noodzaak van belijdenisgeschriften, maar ze wilden van bindend gezag van die geschriften niet weten. Ze functioneren als vuurbakens, livreien, uitgehangen blazoenen 15). Ze wijzen in een bepaalde tijd de weg in het don-ker, meer ook niet. Geen binding aan deze geschriften; geef ze ook geen autoriteit; houd ze niet voor palen of heiningen binnen welke de zaligmakende kennis Gods beslo-ten zou zijn - we komen terecht bij de tyrannie van de formules.

In diezelfde geest sprak de vader van de Groninger richting, de grote tegenstander van Hendrik de Cock, nl. Hofstede de Groot: de formulieren zijn niet anders dan belijde-nissen, uitdrukkingen van het geloof op een bepaald ogenblik, maar niet bedoeld als verbintenissen voor het nageslacht 16).

In feite was dat ook het standpunt van Da Costa hoeveel bezwaren hij ook had tegen de Groninger richting. „Met de kenmerkende leer van deze geschriften ben ik het vol-komen eens. Maar onvoorwaardelijke ondertekening ener geloofsverklaring door toch altijd feilbare mensen en onder bepaalde omstandigheden van tijd en kennis in ’t licht gebracht, is iets geheel anders”. „Als akte van verbintenis mogen zij voor een tijd bij en onmiddellijk na het ogenblik eener sterke worsteling wettig zijn gebruikt geworden; hare kracht als zoodanig verflauwt later uit de aard der zaak zelve”. Het is dezelfde re-denering die in de u gezonden circulaire van 25 februari werd gereleveerd: In de belij-denisgeschriften zijn onmiskenbaar de essenties van ons christelijk geloof vervat, maar staan er ook niet begrippen, omschrijvingen en aanduidingen in waaraan men onmoge-lijk altijd durende geldigheid kan toekennen? Zijn de belijdenisgeschriften in zekere zin geen produkt van hun tijd en is het daarom redelijk elkaar er vandaag tot op de letter aan te binden? Deze vragen zouden Da Costa uit het hart zijn gegrepen. We zouden ook kunnen zeggen: Da Costa maakt school. Groen van Prinsterer heeft zich tegen hem verzet op krachtige wijze en heeft dit standpunt afgewezen, terwijl hij toch zelf ook wel bedenkingen had tegen onderdelen van de belijdenis 17).

In de vorige eeuw zijn vele bezwaren ingebracht tegen de gereformeerde belijdenisgeschriften. De ethische theologie had bijzonder veel kritiek op de gereformeerde belijdenis. Prof. Doedes besteedde ruim 1000 bladzijden om de Geloofsbelijdenis en de Cate-chismus uiteen te rafelen! Dat is karakterisitiek geweest voor de ethische theologie, die zovelen heeft aangesproken. De gereformeerde theologie kwam daardoor al meer in het isolement. De ethische theologie is geïntegreerd in de middenorthodoxie en ook deze middenmodaliteit staat kritisch tegen over de gereformeerde belijdenis.

Dit wordt nog gestimuleerd door de invloed van Karl Barth en zijn theologie op dit punt. Hij noemde een kerkelijke confessie een formulering en proclamatie van het aan de kerk in bepaalde omtrekken gegeven inzicht in de, door de Schrift getuigenis geven-de openbaring 18). Polman voorspelde aan deze beschouwingen van Barth een goede ingang 19). En hij heeft gelijk gehad. Want in deze beschouwing wordt het autoriteits-element in het kerkelijk belijden erkend terwijl toch de absolute aanvaarding en onder-werping buiten de deur blijft. Zijn ideeën werken door zoals we telkensweer kunnen constateren.

We zijn bij het heden aangekomen en constateren dat de actuaiiteit en de betekenis van de belijdenisgeschriften vandaag feitelijk in alle kerken wordt aangevochten onder invloed van de secularisatie, die sterke nadruk legt op de mondige mens. Ook de seculari-satie heeft diepe wortels. De wijsgeer uit Koningsbergen, Immanuël Kant, heeft de secularisatie zeer bevorderd en de mondigheid geproclameerd. Geen enkele kerkelijke vergadering heeft het recht om een predikant, door middel van een door hem af te leg-gen verklaring aan een onveranderlijke belijdenis te binden 20). Kants ideeën zijn naar Nederland geëmigreerd en hebben daar in de vorige eeuw gerede ingang gevonden en dringen in deze eeuw steeds meer door.

Het gezag van de belijdenis en de onderwerping daaraan strookt niet met de autonomie van de mens, ook niet met die van de moderne kerkmens en ambtsdrager. Als men reeds moeite heeft met het gezag van de Heilige Schrift dan helemaal met dat van de belijdenis. En als men nog buigt voor het gezag van de Heilige Schrift en dat niet dispu-tabel stelt dan kan men zich te gereder distantiëren van de belijdenisgeschriften. Die zijn immers mensenwerk. Laten we elkaar geen zwaardere lasten opleggen dan we reeds hebben en elkaar niet onnodig binden aan menselijke vindingen.

De consequenties vindt u in concrete bezwaren die ingebracht worden tegen de belijdenis als zodanig en tegen bepaalde passages in het bijzonder.

In 1962 verscheen het boek van ds. H. Volten-geref.studentenpredikantteWageningen - onder de titel „Rondom het belijden der kerk” waarin een standpunt werd verdedigd dat de veranderende houding tegenover de belijdenis duidelijk maakte. Hij constateer-de vervreemding van de belijdenis, gaf uiting aan kritiek op de belijdenis en wees de feilen van de belijdenis aan 21). Hij wilde meer ruimte en minder binding en pleitte vanuit een mondial motief voor een nieuw, voortgaand belijden. De drie formulieren laten ons in deze tijd in de kou staan. Het Evangelie is voor alle tijden, de drie formulieren zijn het niet. Moderne vragen moeten in het licht van het Evangelie worden be-antwoord. Dat Jezus de Heer is moet tegenover alle bedreiging en angst en zinloosheid krachtiger worden beleden 22).

Maar een zware aanval werd geopend op de gereformeerde belijdenisgeschriften in 1969 door prof.dr. C. Augustijn in zijn Cahier voor de gemeente „Kerk en belijdenis”. De gereformeerde belijdenisgeschriften hebben hun tijd gehad. Volgens Augustijn is het de vraag of de oude drie belijdenisgeschriften inderdaad ook ons geloof nog tot uit-drukking brengen, al is het dan maar in geest en hoofdzaak. Hij vindt het een ernstig manco dat deze geschriften niet aangeven welke de consequenties van ons belijden in de wereld van vandaag zijn.

In dit verband komt hij tot de bewering: Eén uitspraak van de Geref. Kerken, waarin bepaald wordt dat de overheid, de kerken en haar leden een bepaald percentage van hun inkomsten behoren te besteden aan ontwikkelingshulp, is vandaag meer waard dan elke binding aan een oude of een nieuwe belijdenis 23).

Deze visie van Augustijn is door velen overgenomen. In de Geref. Kerken is deze visie als bevrijdend ervaren en er zijn velen die zich van de gereformeerde belijdenis in de praktijk niets meer aantrekken. De opvattingen van Herman Wiersinga zijn in strijd met de gereformeerde belijdenis. De gereformeerde synode heeft dat uitgesproken, maar hij gaat rustig zijn gang en ondermijnt de gereformeerde belijdenis dagelijks.

Zelfs A.M. Lindeboom, die scherpe kritische notities maakte over het kerkelijk leven in de Geref. Kerken 24), meent sterk te staan door te beginnen met te zeggen dat hij kri-tiek heeft op de belijdenisgeschriften. Hij somt allerlei tekortkomingen op die hij heeft geconstateerd; er worden sommige zaken te breed en andere helemaal niet behandeld. Hij betwijfelt of het wel helemaal juist is wanneer in antw. 114 wordt gezegd dat zelfs de allerheiligsten maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid hebben. Hij maakt deze opmerkingen om aan te tonen dat zij die op traditionele manier willen blijven ge-loven allerminst conservatief zijn doch wel degelijk ook progressief 25). Dat is een hoge tol, die hier wordt betaald m.i.

En in onze eigen kerken? Wordt daar de belijdenis aangevochten? Een gravamen tegen de belijdenis is door niemand ingediend en voor zover mij bekend niet in behandeling bij een kerkelijke vergadering. Vermoedelijk zullen predikanten wel eens kritische opmerkingen maken bij bepaalde formuleringen van de Catechismus. Maar daar blijft het waarschijnlijk bij. Of de belijdenisgeschriften alom worden gewaardeerd en of ze func-tioneren? En of ook onder ons geen begeerte is naar meerdere ruimte - men kan het af en toe vermoeden.

In onze kerkelijke pers is tot dusver van geen publikatie uit de kring van onze kerken gezegd dat ze afweek van de belijdenis. Ook in de kerkelijke pers van andere kerken is deze opmerking niet gemaakt. Dat betekent in ieder geval dat geen ambtsdrager publiek heeft verklaard: ik ben het met de belijdenis niet eens.

Wel is in één van onze bladen bezwaar gemaakt tegen de formulering van Zondag 10 antw. 27 „dat alle dingen uit Gods vaderlijke hand ons toekomen” en werd voorgesteld dat Gods vaderlijke hand bij alle dingen aanwezig is 26).

Uit een en ander moge u duidelijk zijn dat de vraag klemt: kunnen wij nog met die oude belijdenisgeschriften uit de voeten en moeten we ons niet anders gaan opstellen m.b.t. de gereformeerde belijdenisgeschriften dan we tot dusver hebben gedaan?

III

Voor ik deze vragen beantwoord wil ik eerst op verschillende bezwaren ingaan die tegen onderdelen van de belijdenisgeschriften worden ingebracht.

De zondagen 5 en 6 hebben het zwaar te verduren in verschillende boeken over de Catechismus 27), ook in verschillende preken over dit onderwerp, ook in onze kerken. Men vindt de methode scholastisch en wat erger is: het lijkt er op alsof de mens zelf handig de weg der verlossing kan uitdenken en buiten de Bijbel om, al redenerend het God op een briefje kan geven aan welke eisen de Middelaar moet voldoen om dan daar-na de Bijbel open te sl aan en triomfantelijk te zeggen: heb ik het u niet gezegd? 28).

Maar vergeet niet dat in deze zondagen de christen van antw. 1 aan het woord is; m.a.w. dit antwoord mag daarvan niet worden losgemaakt evenmin als van het laatste van zondag 6 waar gesproken wordt over het heilig Evangelie; dan is duidelijk dat deze eisen ook uit het Evangelie worden afgelezen en dat de vragen zo gesteld worden dat dit didactisch, psychologisch en geestelijk veel voordelen heeft: er wordt plaats ge-maakt voor Christus. Dat is van betekenis en tegelijk een aanwijzing voor de prediking. Zondag 10 heeft het al niet minder zwaar te verduren, niet het minst sinds Maarten ’t Hart een karikatuur heeft getekend van een gereformeerde ouderling in zijn roman „Een vlucht regenwulpen”. Afgedacht hiervan - kunnen wij nu al weer bijna veertig jaar levend na Auschwitz nog spreken over Gods vaderlijke hand waaruit alles ons toe-komt? Heeft God in de dingen van ons persoonlijk leven en in de ontwikkelingen op groter schaal op deze planeet wel zo de hand als de belijdenis van Gods voorzienigheid ons in artikel 13 NGB wil doen geloven? Hebben wij - zo wordt gevraagd - in deze tijd van dieper inzicht in de werkelijkheid en van meer gevoel voor het verband tussen oor-zaak en gevolg niet geleerd ons over de „rol” van God in al het gebeuren op aarde voor-zichtiger uit te drukken dan de belijdenis doet?

Een paar opmerkingen:

1. Zondag 10 is de belijdenis van een christen; geen dogma dat de voorzienigheid theoretisch uiteenzet voor een ongelovige of buitenkerkelijke.

2. In zondag 10 en ook in artikel 13 wordt niet gesproken over de schakel van de men-selijke verantwoordelijkheid, wilt u de rol van de mens - al wordt in artikel 13 wel gesproken over het onrechtvaardig handelen van de duivelen en de goddelozen.

3. Het gaat in zondag 10 en artikel 13 heel duidelijk over Gods regering. Hij neemt het kwaad zo ter hand dat Hij machtig is om met een kromme stok nog rechte slagen te doen. Als God niet alles zou regeren doen we tekort aan Zijn almacht en dat is door en door onschriftuurlijk.

4. Het traditionele belijden van de kerk is het waard om ook in het heden goed uitge-legd en doorgegeven te worden 29).

Dan is gevraagd: is het juist wat staat in artikel 33 NGB dat onze goede God, acht heb-bende op onze grovigheid en zwakheid ons de sacramenten heeft verordend? „omdat Hij met onze bevattelijkheid en zwakheid rekening houdt” (1971). Ligt het uitgangs-punt voor de instelling van de sacramenten inderdaad daarin? Zonder enige twijfel, al mag Van der Leeuw dit een fatale pedagogische verklaring noemen 30). Calvijn heeft reeds gezegd - en zijn visie klinkt door in artikel 33 - dat de barmhartige God zich in zijn onmetelijke goedheid aan ons begrip aanpast „zodat Hij er geen bezwaar tegen heeft ons, die aards zijn, die, daar we altijd over de grond kruipen en aan het vlees hangen, niets geestelijks bedenken, ja zelfs niet in ons opnemen, ook door die aardse ele-menten tot Hem te leiden en in het vlees zelf een spiegel der geestelijke goederen voor te stellen” 31).

Tenslotte - om niet meer te noemen - de Dordtse Leerregels, het jongste, het diep geestelijke belijdenisgeschrift vol aanwijzingen voor de prediking, de pastorale bearbeiding van de gemeente, vol geestelijke leiding, staat op de tocht daar waar Gods vrije genade niet meer verstaan wordt in de praktijk, Gods verkiezing als een koud en hard besluit wordt uitgelegd en de mens een constituerende plaats krijgt in de zaligheid.

Er zou veel meer kunnen worden gezegd en op veel andere bezwaren zou ik kunnen ingaan, maar dat zou in het kader van dit onderwerp te veel tijd nemen.

Wel moeten we samenvattend zeggen: veel van deze bezwaren hangen samen met het moderne levensgevoel, dat ook de kerken infecteert. Men neemt z’n uitgangspunt in de tijd en gaat dan naar de belijdenisgeschriften toe waar men niet meer mee uit de weg kan, maar ten diepste ook niet meer met Gods Woord. En de kritiek, die alom gemaakt wordt op de gereformeerde belijdenis, in de nieuwere theologie, in de Geref. Kerken, sijpelt door en gaat aanspreken. Maar door een combinatie van verschillende factoren - de secularisatie; verminderde kennis van de gereformeerde geloofsleer; nieuwere theologische opvattingen - verliest men de echt gereformeerde visie, gekenmerkt door de belijdenis van Gods souvereiniteit, de verdorvenheid van de mens, Gods vrije genade, de volstrekte afhankelijkheid van de Heilige Geest. Waar deze belijdenis niet meer func-tioneert en deze elementen niet ontkend maar ook niet meer voluit gehonoreerd worden, daar wordt de band aan de gereformeerde belijdenis zwakker en gaat men loswe-ken van die belijdenis en krijgt men steeds meer moeite met de oude belijdenisgeschrif-ten.

IV

Na het afwijzen van de bezwaren op onderdelen haast ik me te zeggen dat de gereformeerde belijdenisgeschriften vandaag nog zeer actueel zijn en niet verdienen afgeschaft te worden. Een kerk die dat zou gaan doen, zou haar eigen karakter prijs geven en zich-zelf bloot stellen aan allerlei wind van leer.

Dat zeggen we ondanks het feit dat velen de huidige situatie zo fundamenteel verschil-lend zien met die uit de zestiende eeuw dat zij met het reformatorisch belijden geen raad meer weten. Zij beschouwen de belijdenisgeschriften als louter nog een historisch document. Maar W. Aalders heeft gezegd: „Wie de geest van de tijd zelf heeft geproefd en doorleefd en er door het Evangelie aan ontrukt en van bevrijd is, doet een wonder-lijke ontdekking. De belijdenis van de Hervorming betekent voor hem de schok der herkenning. De leugen van ongeloof en bijgeloof in de moderne wereld is in wezen geen andere dan die van de zestiende eeuw met haar „vrije wil”, haar „goede werken” en haar „natuur en genade”, maar dezelfde leugen in nog nadrukkelijker, bewuster en consequenter gestalte. Daar ligt de actualiteit van het reformatorisch belijden in het huidige tijdsgewricht 32).

Het zal er om gaan dat de kerk vandaag de wezenlijke eenheid van haar geloofsstrijd met die uit de tijd van de Reformatie duidelijk ziet. De geestelijke malaise van deze tijd bestaat in het feit dat velen in de benauwenissen en gevaren van deze tijd de brandende actualiteit van het reformatorische belijden nog niet hebben ontdekt. Aalders schreef het ontdekkende woord: „de gemeente is misschien nog wel in meerdere of mindere mate confessioneel gebonden, maar dat is louter traditionele en conservatieve gebon-denheid” 33). Geldt dat ook van ons en voor ons? Ik vreesmetgrote vreze!

De gereformeerde belijdenis is inderdaad brandend actueel.

Ik doe een greep en moet me helaas weer beperken:

In de gereformeerde belijdenis Staat niet de mens, maar Staat God in het middelpunt. Theonomie en geen autonomie typeert deze belijdenis en doortrekt alle drie belijdenisgeschriften. Daarom proclameert die belijdenis Gods waarheid en is Gods Woord de grond en maatstaf van ons geloof. Dat gaat dwars in tegen de geest van de tijd en de theologie, die stellen: de waarheid is geen gegeven, maar een gebeuren, dat nooit tot stilstand komt. Velen willen vandaag een verbinding tussen Schrift en ervaring om zo modern mogelijk in deze tijd zich op te stellen. Dan schrijft men de gereformeerde belijdenisgeschriften af als oude koek uit een heel andere ervaringswereld. Maar men ver-geet dat dit ervaringsproces uiteindelijk geen halt houdt bij de belijdenis, maar ook het Schriftgeloof aantast. Wie de gereformeerde belijdenis loslaat zal vroeg of laat de Schrift ook loslaten als gezaghebbend Woord van God. Het is niet waar dat we sinds de Aufklärung leven in een volstrekt nieuw denkklimaat en dat daarom het klassiek-gere-formeerd belijden slaat op een verouderde vraagstelling. Sinds de zondeval is er het conflict tussen het theonome en autonome denken. Het reformatorisch belijden heeft aan dit theonome karakter van het christelijk geloof een authentieke gestalte gegeven 34). Daar ligt de blijvende actualiteit van de gereformeerde belijdenisgeschriften.

Te denken is in dit verband aan de belijdenis van de Schrift in de artikelen 3 - 7 NGB, aan de centrale betekenis die aan het Evangelie wordt gegeven in de Catechismus, aan de belijdenis van de verkiezing als daad van de souvereine, genadige Drieënige God. Dit theonome karakter stileert het leven dat gereformeerd wil heten.

Deze actualiteit blijkt niet minder uit de existentiële geloofsvisie, die in deze belijdenisgeschriften te vinden is. Existentieel - de mens is er met zijn hele existentie, zijn hele bestaan bij betrokken. Hier worden geen leerstukken als stukken leer, taai en hard en onverteerbaar, geëtateerd. Maar hier klopt het leven van de Geest; hier straalt Gods liefde; hier is Gods genade een levende realiteit en Christus geen naam maar de grond, de kracht en het uitzicht van het leven. Hier is sprake van geloofsbelijdenissen, waarin men niet gelooft in zijn belijdenis, maar waarin men zijn geloof belijdt. Dat is een heel verschil !

De Catechismus moet hier het eerst worden genoemd. Machtig is de klassieke inzet waarin de belijdenis een lied is, en onovertroffen tot dusver die andere top in dit scho-ne landschap: antw. 60: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Hier Staat een mens, een zondaar, een zondige gelovige voor de eeuwige en heilige God; hier zegt de mens wie hij is, maar nog veel meer wie God is en het antwoord toont de scharnier, waarop de deur opendraait: nochtans! Brandend actueel: zeer existentieel!

Terecht spreken we over de religie van de belijdenis 35). Dat betekent dat niet de leer, maar het leven het feitelijke geheim is van de belijdenis. Beter gezegd: de leer is een stuk leven omdat beleden wordt in rapport met het hart. Daarom kunnen we spreken over de eeuwige jeugd van de Heidelberger 36).

De Nederlandse Geloofsbelijdenis, met een ander doel 37) opgesteld dan de Heidelberger en dus in een andere toon gesteld, is niet minder actueel, zij het weer anders. Onge-twijfeld zijn er in de Heidelberger en in de NGB allerlei controversen op te merken 38). Maar het gaat niet aan om die reden de gereformeerde belijdenisgeschriften af te schrij-ven. De bestreden richtingen mogen vandaag andere namen hebben en zich anders pre-senteren maar in wezen is er niet zo veel verschil: de oude dwalingen in een nieuw kleed. Wie door het kleed heenkijkt kan de actualiteit van de gereformeerde belijdenis ook vandaag hartelijk onderschrijven.

En dan de Dordtse Leerregeis, die vol zijn van deze existentiële geloofsvisie en een kijk hebben op de verdorvenheid van het menselijke hart, die modern aandoet. Wat een rijke zekerheid wordt hier geboden, beleden en aangeprezen! Hoe flonkert hier het goud van Gods souvereine genade en hoe kostbaar is de schat van Christus’ bruid 39) !

Nog een derde motief om deze actualiteit aan te tonen: de voluit katholieke aanpak van fundamentele leerstukken. Van Ruler poneerde eens de Stelling in de Hogeschool van Apeldoom: „De gereformeerde theologie heeft de Reformatie het verst doorge-voerd en moet daarom de meest oecumenische vorm van Christendom zijn. Zij heeft aan alles gedacht; zij heeft alles aangeraakt; zij heeft dan ook alles bewaard: gemeente èn ambt; prediking en sacrament; kerk èn Staat; mystiek en ethiek; enkelheid en ge-meenschappelijkheid” 40). Dat alles is in de gereformeerde belijdenis duidelijk op te merken. Die gereformeerde belijdenis is bijzonder evenwichtig, niet eenzijdig, niet sektarisch - daarom heeft ze het ook al zoveel eeuwen uitgehouden; daarom zit er ook een zekere ruimte in deze belijdenis omdat niet alles gedetailleerd is geformuleerd. Deze brede allure, deze katholieke aanpak onderstreept de actualiteit van deze belijdenis.

V

Als we overtuigd zijn van deze actualiteit zullen we ook ruimte moeten geven en schep-pen voor het functioneren van deze actualiteit. Anders gezegd: wat betekent het praktisch wanneer we de actualiteit van de belijdenisgeschriften propageren?

Een viertal zaken vragen hier onze aandacht:

1. Allereerst wijzen we met nadruk het confessionalisme af. Dat betekent overschat-ting van de belijdenis alsof met de gereformeerde belijdenis het laatste woord is gezegd en de Schrift haar vormgeving in de belijdenis heeft gevonden. De belijdenis gaat dan de Schrift vervangen zoals een uittreksel een studieboek bij sommige exa-minandi vervangt. Feitelijk leggen we dan de belijdenis over de Bijbel heen 41).

Terecht zegt Van Genderen: De belijdenis is uit de Schrift geput, maar daarmee is de Schrift niet uitgeput 42).

De belijdenis blijft mensenwerk. Als wij vandaag een belijdenis zouden kunnen ont-werpen zouden we uiteraard andere zinnen maken en andere woorden gebruiken. We zouden het tegen de achtergrond van onze tijd anders doen - of het beter zou zijn zou de vraag zijn. Dat sluit kritiek op de belijdenis niet uit. Antw. 41 HC is b.v. wat mager uitgevallen 43). Bepaalde zaken zouden vandaag breder beleden worden b.v. het Koninkrijk Gods. Sommige zinnen zouden we korter maken b.v. in de Avondmaalszondagen. We zweren niet bij de belijdenis. lemand kan niet alleen veroordeeld worden omdat hij bezwaar heeft tegen de belijdenis. De Bijbel heeft het laatste woord. De Dordtse synode heeft zeer nadrukkelijk aan de belijdenisgeschrif-ten niet hetzelfde gezag toegekend als aan de Heilige Schrift 44). Schrift en belijdenis worden wel dikwijls in één adem genoemd, maar ze worden daarmee niet op één lijn gesteld. Schrift schrijven we met een hoofdletter en belijdenis met een kleine letter. Wie confessionalisme mijdt onderstreept de actualiteit.

2. Maar we willen en moeten ook waken tegen relativeren van de belijdenis - een drei-gend gevaar. Dan ziet men de belijdenis alleen als een interessant document uit de 16e eeuw, voor die tijd functioneel, maar nu geantiqueerd. Of men zet vraagtekens achter hele stukken uit de belijdenis en men houdt het zgn.met de Bijbel alleen 45). In een tijd waarin het groepsdenken vorderingen maakt en een brede evangelische beweging ons gemakkelijk losweekt van het gereformeerd belijden omdat dat te strak, te scherp, te exclusief zou zijn, is de verleiding groot om allerlei vraagtekens te zetten achter de belijdenis b.v. op het punt van het geloof, de noodzakelijkheid van de wedergeboorte, de kerk - om maar iets te noemen - en niet te vergeten de plaats van de Heilige Geest. Afgedacht hiervan - het hebben van een belijdenis als zodanig wordt gerelativeerd. Er zijn belangrijker zaken om je druk over te maken wordt dan gezegd. Maar zo wordt de actualiteit dubieus.

3. Nauw verwant hiermee is het indifferentisme t.a.v. de belijdenis in het algemeen. Men maakt zich niet druk meer om de leer, het gaat om het leven; niet het keurig geformuleerde woord, maar de spontane daad is vandaag de kracht van de kerk. We treffen dit indifferentisme, beredeneerd of op een willekeurig moment gespuid, hoe langer hoe meer aan. Het zit in de lucht. Onze jongeren worden met deze bacil op vele scholen geïnfecteerd. Als we er aan toe zouden geven en de belijdenis afschaf-fen of haar in het beste geval als een museumstuk behandelen, betekent dit dat we open komen te staan voor alle wind van leer en geen reden meer hebben om de dwaalleer af te wijzen. Het is duidelijk dat indifferentisme t.a.v. de belijdenis in het algemeen geen waardering kan inhouden voor de actualiteit.

4. Als we staan voor de betekenis en de actuele kracht van de gereformeerde belijdenis dan zullen we afdwalingen schriftuurlijk moeten bestrijden. De belijdenis is hulp-middel om de Schrift te laten spreken. Maar juist in het aan- en afwijzen van allerlei dwalingen b.v. op het punt van de algemene verzoening, de betekenis van de verzoe-ning door voldoening, geeft de belijdenis ons aanwijzing hoe de Schrift spreekt: we staan op de reformatorische schouders van het voorgeslacht. Juist in het onderschei-den van de geesten blijkt de actualiteit van de gereformeerde belijdenis.

VI

Met grote kracht moet in deze tijd, juist in deze tijd van vaagheid en onbelijndheid, van autonomie en vrijheidsdrang, ook op kerkelijk gebied, de actualiteit en de betekenis van de gereformeerde belijdenis, concreet van de Drie Formulieren van Enigheid worden gehandhaafd.

Om die Stelling te funderen wil ik eerst nog eens duidelijk aangeven waarom we de be-lijdenisgeschriften niet alleen hebben, maar ook werkelijk nodig hebben.

We hebben toch de Bijbel, horen we vaak. Is dat niet genoeg? Moeten we ons daar niet aan houden? Maar hoe leest u de Bijbel? Kunt u een korte samenvatting geven van de Bijbel? En als u die geeft is die samenvatting dan gelijk aan die van uw collega? Welke samenvatting is dan de juiste, de geloofwaardigste, de betrouwbaarste?

In de Bijbel zelf, in het Nieuwe Testament is een begin van belijdenisvorming op te merken. Jezus is Heer - Rom. 10: 9 - is de minimale samenvatting van het christelijk geloof. Maar dit hield een maximale beslissing in voor het geloven en belijden van de christelijke gemeente. Schriftgedeelten als Rom. 1 : 3, 4; 1 Kor. 15 : 3-5 en Fil. 2: 6-11 bereiden de belijdenisvorming voor. Alleen 1 Tim. 3:16 maakt de indruk van een belijdenis 46).

Het geloof dringt tot belijden. Terecht schreef Lekkerkerker: „de kerk ging voort van het eenvoudige Kurios Jesous naar het drievoudige belijden van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en van het drievoudig naar het twaalfvoudig, en van het twaalfvoudig Apostolicum naar een verdere ontplooiing in de belijdenisgeschriften van de Reformatie” 47).

Wat drong haar tot belijden? Haar geloof - dat is het motief. Hart en mond - geloven en belijden - richten zich op de opgestane Christus.

De kerk is pilaar en vastheid der waarheid. Ze heeft die waarheid te belijden, te verkon-digen, te handhaven. In Hebr. 3 : 1 en 4 :14 is respectievelijk sprake van „onze belijde-nis” en dat is geen privé-aangelegenheid en „de belijdenis vast houden”.

De wereld heeft er recht op te weten wat de kerk is en belijdt.

Generaties wisselen, maar de kerk blijft - wat geloofde de kerk van vorige generaties? Of is het geloof in elke tijd weer anders? En moet elketijd haar geloof weer formule-ren? Maar hoevelen Valien dan tussen de wal en het schip? Wat een siechte, onbarmhar-tige moeder zou de kerk dan zijn, die haar kinderen van elke tijd niet zegt: dit is de weg; dit is de samenvatting, zeker de menselijke, de onvolkomen samenvatting van het veelzijdige Woord van God.

En dwaalleer sluipt de kerk binnen of komt uit hart en hoofd van vaak knappe leden of ambtsdragers op. Men voelf. het is anders, maar hóe is het anders en waarin is het anders? Gegeven het feit dat er niets nieuws onder de zon is, zal de belijdenis in vele gevallen een wapen in handen geven ter bestrijding.

Een kerk zonder belijdenis Staat open voor alle wind van leer en wordt onderworpen aan de tirannie van bovendrijvende richtingen en meningen 48). Dat Iigt onze tijd wel en dat ligt ook de moderne kerkmens wel. Arme kerk die zich hiertoe laat verleiden. De kerk is bijna vanaf het begin een belijdeniskerk geweest. Ze dient dat te blijven tot het einde wil ze haar karakter als kerk niet prijsgeven.

Het waren de eeuwen door altijd weer allerlei vrijgeesten die van een belijdenis af wil-den en de ruimte begeerden voor hun opvattingen, die anders waren dan verwoord in de belijdenisgeschriften. Dat is voor vandaag een baken in zee. Allen die vandaag van de belijdenisgeschriften af willen, dienen wel te overwegen dat ze daarmee de vijand van de kerk en de Koning der kerk in de kaart speien.

Individualisme en subjeetivisme willen van een belijdenis liever niet weten.

Wie op de anti-autoritaire toer is en gezag een vies woord gaat vinden, ook de kerk wil democratiseren, vindt de belijdenisgeschriften langzamerhand verouderd. Het gezag van de belijdenisgeschriften wordt ondermijnd van binnenuit en van buitenaf.

Maar de kerk ontzinkt aan haar roeping en ze wijst niet de vaste koers door de bran-ding van de tijd.

We handhaven de actualiteit van de belijdenis mits die belijdenis niet een museumstuk, een dooddoener, een leermonument is zonder meer. Een belijdeniskerk dient tegelijk een belijdende kerk te zijn. En ze kan belijdende kerk zijn als ze belijdeniskerk is, die weet wat ze heeft te belijden. Dan zijn de belijdenisgeschriften niet alleen documenten uit het verleden, maar dan gaat het om onze belijdenis, waar wij achter staan.

Met Bavinck zeggen we: Het is ook voor ons nog de zuiverste uitdrukking van het ge-loof, de duidelijkste uiteenzetting van de waarheid Gods, de schoonste uitdrukking van de schatten des heils, welke ons door God in Christus geschonken zijn 49).

Het moge u duidelijk zijn dat voor een gereformeerd mens de Drie Formulieren in alles met Gods Woord overeenkomen. Wie hier gaat weifelen, verliest het fundament waarop hij meent te staan. Uiteraard is Gods Woord rijker en voller dan de belijdenisgeschriften. Ze zijn een onvolkomen, zij het betrouwbare samenvatting van Gods Woord.

We kunnen noch mogen achter de belijdenisgeschriften teruggrijpen. De Reformatie, waaraan wij de Drie Formulieren hebben te danken, betekende een ongewone uitbrei-ding, verrijking en verdieping van het echt christelijke, zoals dat overgeleverd was. De Reformatie betekende terugkeer tot en leven uit Gods Woord.

Wie dat aan de kant gaat zetten verarmt zichzelf en de kerk, vervaagt het geloof, laat de boodschap uiteindelijk verzanden.

Betekent dit dat we geen nieuwe belijdenisgeschriften nodig hebben? Die tijd zou kunnen komen. We zweren niet bij de belijdenisgeschriften als het laatste woord. Maar een verdeelde en een geestarme kerk, zoals de kerken zich vandaag presenteren, zal niet in Staat zijn het reformatorische belijdenisniveau te halen en zal niet de geestkracht hebben om een belijdenis te vervaardigen die meer dan een eendagsvlieg is.

Ongetwijfeld zouden in een nieuwe belijdenis, waarin enerzijds nauwe aansluiting was aan de bestaande belijdenisgeschriften, zaken beleden kunnen worden, die in deze eeuw actueel zijn. Volten 50) heeft op drie zaken gewezen, die op de voorgrond zou-den moeten komen in een nieuwe belijdenis: de ontkerstening, de dienst die we in deze wereld te vervullen hebben en de wederkomst van Christus. Geen bezwaar, maar het moet kunnen. Liever geen nieuwe belijdenis dan een belijdenis die een grootste gemene deler is en wier compromiskarakter opvalt.

Het is duidelijk dat de belijdenisgeschriften gezag hebben. Geen goddelijk gezag maar kerkelijk gezag. In tegenstelling tot de Schrift is de belijdenis niet onfeilbaar en niet onveranderlijk; is ze niet noodzakelijk tot zaligheid maar noodzakelijk voor het kerkelijk leven.

Dat gezag handhaven we. We kunnen noch mogen toelaten dat er met de belijdenis ge-sjoemeld wordt, de belijdenis onder tafel wordt gewerkt of meningen worden verkon-digd op of onder de kansel, in woord en geschrift, die in strijd zijn met de gereformeer-de belijdenis.

Opzichters der gemeente - ziet en verstaat uw roeping.

We zijn gebonden aan de belijdenis.

De Dordtse synode die consoliderend heeft gewerkt voor het gereformeerde kerkelijke leven, heeft in haar ondertekeningsformulier de lijnen helder getrokken.

Dit formulier bevat een verklaring dat de leer van de Drie Formulieren in alles met Gods Woord overeenkomt, een belofte om deze leer getrouw voor te staan zonder daartegen openlijk of bedekt, direct of indirect iets te leren of te schrijven en om alle dwalingen die tegen deze leer strijden, te verwerpen en te helpen weren, een belofte om een eventueel bezwaar of afwijkend gevoelen eerst aan de kerkelijke vergaderingen kenbaar te maken en een belofte om bereid te zijn tot een nadere verklaring van gevoelen als die door een kerkelijke vergadering zou worden geëist om de eenheid en zuiver-heid der leer te behouden 51).

Achtergrond van dit ondertekeningsformulier is de roeping van de kerk om te waken over de leer. Alleen in de pastorale brieven staan 14 teksten waarin het gaat om de leer, de gezonde, de gezondmakende leer.

Het is niet wettisch en in strijd met de persoonlijke vrijheid om die ondertekening te eisen. Wie de belijdenis ondertekent, verbindt zich in volle vrijheid aan de waarheid die voor hem gezag heeft: gezag in geestelijke en in kerkrechtelijke zin. Terecht schreef prof. Van Genderen in 1955: „Als het goed is, doet hij dat ook gaarne omdat hij er zich er reeds aan verbunden acht” 52).

Gevraagd is: zijn de belijdenisgeschriften in zekere zin geen produkt van hun tijd en is het daarom redelijk elkaar er vandaag tot op de letter aan te binden? Het is zeker waar dat de belijdenis in een bepaalde tijd is opgesteld en de uitdrukkingswijze van een be-paalde tijd ademt. Hetzelfde bezwaar wordt trouwens vandaag ook ingebracht tegen de Bijbel zelf. Maar is die uitdrukkingswijze daarom verkeerd? Is dit niet de kracht ge-weest van de kerk in de Reformatietijd dat zij op heldere, krachtige wijze de Schrift heeft nagesproken? Wie bezwaren heeft tegen bepaalde uitdrukkingen kan zich tot de kerkelijke vergaderingen wenden, die dit welwillend zullen onderzoeken. Maar wie een binding voorstaat niet naar de letter maar in geest en hoofdzaak zet de deur open voor leervrijheid zoals de geschiedenis van de Hervormde Kerk in de vorige eeuw duidelijk leert 53).

Overigens moet de belijdenis niet als een wetboek worden gehanteerd, maar als een hulpmiddel om Gods Woord te beter te verstaan en te handhaven.

Maakt een deviatie - een afwijking - in ons denken t.a.v. de belijdenis, als het niet om de meest fundamentele geloofswaarheden gaat, ons direct tot een ketter en als ambts-drager schorsingswaardig?

Een afwijking in ons denken is niet te controleren, niet te corrigeren en niet te censure-ren. Het wordt anders wanneer die afwijking gepropageerd wordt. Wie maakt uit dat het niet om de meest fundamentele geloofswaarheden gaat? Alles hangt in de regel met alles samen. Wie de kinderdoop verwerpt, verwerpt veel: hij of zij heeft een andere vi-sie op verbond, kerk, ambt en sacrament. Daarom is het in strijd met het ondertekeningsformulier om afwijkingen van de belijdenis te propageren, uit te dragen in de gemeente en als ambtsdrager b.v. te verbreiden. Wie tolereert, relativeert de belijdenis.

We zullen deze binding serieus moeten nemen - niet vanwege de belijdenis, maar van-wege Gods Woord, de gezonde leer die van enorme betekenis is voor het kerkelijke leven en de leiding die aan het geloofsleven dient te worden gegeven. Er is veel misver-stand, donkerheid en duisternis omdat men Gods Woord niet weet te hanteren en men de belijdenis niet kent, die ons wegwijs maakt in Gods Woord.

Hoe belangrijk is voor de handhaving van betekenis en actualiteit van de belijdenis de levende en levendige catechismusprediking, wat mij betreft afgewisseld met de behan-deling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregeis.

De geregelde catechismusprediking werkt vormend en bouwend. Als hiermee geslabakt wordt gaan we het kerkelijke leven van binnenuit uithollen. Ambtsdragers hebben hier op toe te zien. De leer is leven. De leer is geen verstandswerk, maar de leer is ontvou-wing van Gods heilsplan en uitstalling van Gods heilswerk. Waar dat gebeurt behoeft men geen afkeer te hebben van de catechismuspreek. Catechismusprediking kan zeer actueel en existentieel worden gebracht 54). Heil de prediker die dat ziet en doet, èn heil de gemeente die zo wordt opgevoed. Zeg mij hoe u over de catechismuspreek denkt en ik zal u zeggen waar u kerkelijk staat.

Hoe belangrijk is in dit verband goed catechisatieonderwijs - onderwijs in de neen niet goddelijke waarheden, een rationalistische omschrijving uit de pen van een bevindelijke oude schrijver - maar in de gezonde gereformeerde leer, de leer naar Schrift en belijdenis. Catechisatie is iets anders dan een cursus in dogmatiek, maar het is ook iets anders dan een bijbelkring al moet de Bijbel zeker open op de catechisatie.

In vroeger jaren bleef de Bijbel dicht en ging het catechisatieboekje open; nu beleven we het omgekeerde: op verschillende catechisaties wil men alleen de Bijbel open hebben en de catechisatieboekjes dichtdoen. Maar dan krijgt de Bijbelbespreking de per-soonlijke kleur van de dominee en wordt de kerk van morgen niet onderwezen in de leer naar Schrift en belijdenis. Er zijn in dat opzicht ontwikkelingen die zich geruisloos voltrekken, soms achter de rug van de kerkeraad om, die met zorg vervullen omdat een geslacht dat ontwent en ontzinkt aan de gereformeerde belijdenis straks niet meer weet wat gereformeerd is en toch lid is van een kerk van gereformeerde belijdenis, misschien straks ambtsdrager. Maar dan hollen we opnieuw het kerkelijke leven van binnenuit uit.

Staan we als ambtsdragers achter de gereformeerde belijdenis? We hebben het gezegd met onze handtekening toen we die onder het ondertekeningsformulier hebben gezet op de eerste kerkeraadsvergadering na onze bevestiging.

Is het waar dat in de praktijk veel ambtsdragers dit formulier ondertekenen zonder exact te weten waaraan men precies zijn naam verbindt? Is - aldus de vraag - de kennis van en het inzicht in de betijdenisgeschriften niet minimaal en is er anderzijds niet een vanzelfsprekende, traditioneel bepaalde hantering van deze geschriften?

Ik geloof dat we drie dingen moeten toestemmen:

1. de kennis van de belijdenisgeschriften is bij de doorsnee ambtsdrager niet groot;

2. de ondertekening wordt lang niet door alle ambtsdragers begrepen;

3. de belijdenisgeschriften worden vaak traditioneel gehanteerd.

Maar dat is geen reden om die ondertekening af te schaffen of een vraagteken te zetten achter de belijdenisgeschriften en te menen dat we daar vandaag niet meer mee uit de weg kunnen. Dat zou betekenen dat we ons gaan aanpassen aan de situatie. We krijgen dan niet alleen situatie-ethiek, maar ook situatie-kerkrecht en dat is radicaal in strijd met het a b c van het kerkrecht.

Het zal nodig zijn, mannen broeders, dat we de belijdenisgeschriften kennen, opnieuw of beter leren kennen en dat we daarin worden gevormd. Ik prijs de ouderling, die toen hij in het ambt kwam en catechisaties bezocht en ook op de belijdeniscatechisatie kwam, het boekje dat daar werd gebruikt, aanschafte en het ging bestuderen. Dat is een goede stap. Zou er regionaal of classicaal niet iets meer te doen zijn en zou de gereformeerde leer naar de belijdenisgeschriften niet doorgenomen kunnen worden op saillante punten?

We hebben het druk; ons ambtswerk vraagt veel tijd; ons gezin heeft ook recht op ons. Maar we zullen toch ook geen ambtsdragers kunnen zijn, die geroepen zijn om toezicht te houden op leer en leven van de predikanten en de ware godsdienst in stand te hou-den en te zorgen dat de ware leer voortgang heeft 55), als we zelf de ware leer niet kennen en die uitdrukking een loze klank voor ons is.

De belijdenisgeschriften zullen weer nieuwe glans voor ons krijgen als we werkelijk wat meer gevormd worden in de gereformeerde leer en wanneer ons gewezen wordt op de harmonische, vaak trinitarische en pneumatologische opbouw van deze belijdenisgeschriften. Onbekend maakt onbemind. Maar hoe meer we deze klassieke geschriften leren kennen hoe meer we ze zullen gaan waarderen. We kunnen er dan werkelijk mee uit de voeten en we zullen zien dat ze wel oud, maar nog niet verouderd zijn dank zij de schok der herkenning.

VII

Het is een goede zaak dat deze vraag aan de orde is gesteld door uw comité. Deze vraag Staat niet op zichzelf en het antwoord op deze vraag in de titel van dit referaat gesteld, heeft te maken met minstens vier andere zaken, die brandend actueel zijn voor ons ker-kelijk leven vandaag.

We leven in de laatste jaren van de twintigste eeuw - een eeuw van enorme veranderin-gen; een eeuw van twee wereldoorlogen; een eeuw waarin we een grote omwenteling mee maken. We lopen allen gevaar als kerk om mee om te wentelen, om meegezogen te worden en ons eigen karakter als kerk prijs te geven.

Ook in de theologie en in de kerken is er verbazend veel veranderd. In ons eigen vader-land is er inzonderheid na de tweede wereldoorlog theologisch en kerkelijk veel in be-weging 56). We hebben geleefd in de schaduw van de Ned. Hervormde en de Gereformeerde Kerken. Deze kerken zijn „samen op weg”. Zoals het nu lijkt zullen de Geref. Kerken in deze vorm hun honderdjarig bestaan in 1992 57) niet halen.

Wij staan voor de vraag: zullen we ook aan het eind van de twintigste eeuw nog gere-formeerd blijven? Dat betekent: zullen we de gereformeerde belijdenis handhaven en dan ook werkelijk handhaven z? dat we er allen voor staan en dat ze functioneert of zullen we alleen in naam nog maar gereformeerd zijn? Wie niet overtuigd is van de be-tekenis en de actualiteit van de gereformeerde belijdenisgeschriften, wie hier gaat twij-felen en zich langzaam wil losmaken van zijn gereformeerd verleden, haalt een streep door zijn gereformeerd zijn en gaat evangelisch worden - een breed, een slap, een oppervlakkig begrip, dat, naar de geschiedenis leert, spoedig vervaagt en verwatert.

Er was een tijd voor de eerste en tussen de beide wereldoorlogen dat de Geref. Kerken een bolwerk van de gereformeerde belijdenis waren. Die tijd is voorbij. Het gereformeerd karakter van de Gereformeerde kerken is meer naam dan werkelijkheid. We zullen nu eens niet achter de Geref. Kerken moeten aankomen maar zeer bewust ons af-wenden van deze kerken om werkelijk gereformeerd te blijven. De gereformeerde ge-zindte wordt gekenmerkt door het onvoorwaardelijk buigen onder Gods Woord en de handhaving van de gereformeerde belijdenis 58).

De vraag wordt nog klemmender: we zijn ambtsdragers in de Chr. Geref. Kerken. We-ten we waarom we christelijk gereformeerd zijn en het nog zijn? Onze vaderen - wij zijn praktisch de vierde generatie na 1892 - hebben terwille van de belijdenis neen ge-zegd tegen de Vereniging. Ze hebben in alle eenvoud aangevoeld: de belijdenis wordt ingeruild voor een theologisch-filosofisch systeem. Er worden voorstellingen gegeven over doop en wedergeboorte die niet op de belijdenis zijn gegrond, ja daarmee in strijd zijn. Dat is het blijvende bezwaar dat ons vandaag na negentig jaar nog moet aanspre-ken. Als wij nu vandaag de gereformeerde belijdenis als een museumstuk gaan behande-len en daar niet meer mee uit de voeten kunnen, plegen we verraad aan het verleden omdat het bestaansrecht van onze kerken niet alleen historisch, maar ook confessio-neel bepaald is.

Maar we zijn ook niet eerlijk in het heden. Als we christelijk gereformeerd heten dan moeten we het ook willen zijn en dat betekent dat we de belijdenis onderschrijven, handhaven en doen funetioneren. Willen we dat niet meer, vinden kerkeraden dat een te grote of een dwaze, niet relevante opgave in deze tijd, dan dienen we dat eerlijk te zeggen en de consequenties te trekken. Maar we kunnen niet Christelijke Gereformeer-de Kerk heten en het in werkelijkheid niet zijn vanwege de vervreemding van de belijdenis, vanwege het laten doorsijpelen van allerlei opvattingen die de belijdenis uithol-len en die het gereformeerd karakter van de kerk verduisteren: b.v. de infiltratie van de algemene verzoening, het laten voortwoekeren van het remonstrantisme waarbij de mens het moet doen en kan doen, de gearriveerde levenshouding die kerkelijk wordt geijkt, een gemeenteschouwing in de praktijk die negeert wat de belijdenis belijdt over de gemeente.

Dat kan uitkomen in opmerkingen in de consistorie na de preek: u behoeft de eis van bekering hier niet zo te stellen - dat is voor ons niet zo relevant meer; er zijn vandaag andere vragen.

Of in het besluit van een kerkeraad om de voorbereidingspreek af te schaffen, omdat de hele gemeente gewoon is Avondmaal te vieren. Elke preek is een voorbereidings-preek !

Dit zijn zaken die in ons kerkelijk leven vandaag actueel zijn en die we steeds meer en weer voor ogen moeten hebben op de vergaderingen van onze kerkeraad en de classis. Onze classes fungeren te weinig als toezichthoudende vergaderingen op de functione-ring van de belijdenis in de plaatselijke kerken.

Ons kerkelijk leven staat meer dan ooit bloot aan allerlei invloeden - dat brengt onze middenpositie mee en dat brengt deze verwarrende tijd mee: denk aan het groepsden-ken,de pinksterinvloeden etc.

Mannen broeders - nu gereformeerd zijn in de zin van de belijdenis en nu niettoegeven om welke reden dan ook. We staan voor de gereformeerde belijdenis niet omdat die belijdenis het hoogste en het laatste is, maar omdat die belijdenis een klare samenvatting geeft van Gods Woord en ons de weg wijst tot het verstaan van het Woord Gods. Het gaat inderdaad om de doctrina, de gezonde leer.

Het ging een man als Calvijn - zoals Van Genderen in zijn laatste Apeldoornse Studie magnifiek heeft aangetoond - om de juiste, zuivere, gezonde, geestelijke, heilige en he-melse leer 59). De doctrina is de ziel van de kerk 60). Waar de leer verdwijnt, verdwijnt ook de kerk. Maar waar de zuivere leer is, daar is ook de kerk, Dat is het diepe motief geweest van de Reformatie 61). Dat moet vandaag ons diepste motief zijn om christe-lijk gereformeerd te zijn en te blijven.

Dat geeft tegelijk ook uitzicht op de eenheid onder de gereformeerde belijders.

Die eenheid kan er nl. alleen komen op basis van Schrift en belijdenis. Eenheid zonder overeenstemming in belijdenis kan geen werkelijke kerkelijke eenheid zijn. We gaan de deur openen voor een vrijheid, die vroeg of laat in losbandigheid ontaardt. De geschiedenis laat ons dat duidelijk zien. Een kerk, die werkelijk kerk wil zijn en de stormen van de tijd en de aanvallen van de tijdgeest wil weerstaan, moet een belijdenis hebben die haar geloof verwoordt en waardoor zij haar geloof belijdt.

Het klinkt in veler oren vals als we beweren: de Drie Formulieren van Enigheid kunnen alleen een goede basis zijn voor eenheid. Zijn het geen Formulieren van Onenigheid? Is tien keer gereformeerd 62) geen aanfluiting voor de eenheid van de gereformeerde belijders? Die opmerking is te begrijpen. Maar die onenigheid is niet te danken aan die formulieren als zodanig; wel aan het individualisme dat ons Nederlands geestesleven ook buiten de kerken kenmerkt, maar juist in de kerken schrijnend openbaar komt.

De gereformeerde belijdenisgeschriften zijn klassiek katholiek reformatorisch vanwege de zeer evenwichtige weergave van de leer van de Heilige Schrift. We zullen elkaar als gelovigen uit alle kerken daarin moeten gaan herkennen.

Het is niet waar wat gezegd is: de leer scheidt, de dienst verenigt. De blijvend vereni-gende dienst kan alleen op de leer zijn gegrond.

Als we in alle kerken van gereformeerde belijdenis de belijdenis zouden verstaan, zou-den we tot de ontdekking komen dat er meer is dat verbindt dan wat scheidt 63). We moeten elkaar op de gereformeerde belijdenis aanspreken. Het gaat daarbij niet om onze kerken. Het is niet het belangrijkste of onze kerken het jaar 1992 of 2000 halen. Als Gods Waarheid maar beleden en gehandhaafd blijft. En die Waarheid wordt schoon beleden in de gereformeerde belijdenisgeschriften. Maar dan is kennis van die belijdenisgeschriften ook nodig. We bevorderen de eenheid van de gereformeerde belijders meer wanneer we thuis zijn in de belijdenis en van daaruit spreken dan wanneer we de belijdenis dicht laten en denken eenheid te bewerken op een nagel-formule - een formule die op de nagel van onze duim kan worden geschreven, bij wijze van spreken.

Laten we ook niet achterblijven bij andere kerken. In de Geref. Kerken (vrijgemaakt) zit een grote kennis van de gereformeerde belijdenis; deze kerken hebben confessionele kracht, al betreur ik het dat ze de belijdenis op het punt van de kerk zo eenzijdig han-teren.

Tenslotte zijn de vragen, die vandaag aan de orde zijn gesteld, bijzonder belangrijk voor de vraag: welke eisen moeten aan de prediking worden gesteld?

Als we de gereformeerde belijdenisgeschriften aan de kant schuiven en die niet meer kennen, zullen we ook niet meer weten welke eisen aan de preek moeten worden gesteld.

De prediking is niet alleen en zelfs niet allereerst een zaak voor de predikers, maar van de ouderlingen. De prediking wordt gehouden onder uw verantwoordelijkheid. Als er geen ouderlingen waren, zou er niet gepreekt kunnen worden 64). U geeft de opdracht; u hebt toe te zien op de prediking; u hebt te waken voor de geestelijke welstand van de gemeente, die mede bepaald wordt door de prediking.

Maar dan moet u ook weten wat preken is en wat u van een preek moogt verwachten. Daartoe dient u de gereformeerde belijdenis te kennen en u dient de prediking, waar-voor u verantwoordelijk bent, op haar confessioneel gehalte te toetsen. Al weer, dat Staat niet in tegenstelling tot haar schriftuurlijkheid, maar om te weten of de prediking werkelijk schriftuurlijk is dient u de belijdenis te hanteren die u wegwijs maakt in de leer der Schriften.

Het zou de moeite waard zijn als kerkeraad eens te spreken over de vraag welke aanwij-zingen de gereformeerde belijdenis geeft voor de prediking. Die zijn werkelijk talrijk als we goed lezen en luisteren.

Aan de preek kun je horen of de prediker gereformeerd is, dat is christelijk in de volle en diepste zin van het woord.

Wat behoort tot de gereformeerde setting van de preek?

U moet in de preek kunnen horen dat de prediker zakelijk de drie stukken - eilende, verlossing en dankbaarheid - aan de orde stelt. Wie alleen van eilende hoort weet: dit is een mysticistische prediking; wie alleen van verlossing hoort constateert een intellectu-alistische prediking en wie alleen een dankbaarheidsprediking meemaakt herkent optimisme en perfectionisme. Maar gereformeerd zijn ze geen van drieën.

Kremer heeft op de betekenis van de confessie voor de prediking gewezen in zijn in-augurele rede 65). Hij had vooral het oog op de verscheidenheid in het geestelijk leven in de gemeente. De Dordtse Leerregeis geven hiervoor prachtige aanwijzingen 66). Als u die verscheidenheid zou missen in de prediking van uw predikant, zoudt u dan niet eens kunnen voorstellen om over de Dordtse Leerregels en de prediking te spreken met elkaar zonder daarbij uw predikant direct te kritiseren. Het zou hem en u ten goede kunnen komen.

Een gereformeerde preek is te herkennen aan de plaats die men geeft aan het plaatsbe-kledend karakter van Jezus’ lijden; aan de noodzaak van wedergeboorte en bekering ook in het midden van de gemeente; en niet minder aan het werk van de Heilige Geest. Het is echt gereformeerd - naar de belijdenis, wijl gegrond op de Schrift - om te stellen: zalig worden is van a tot z Gods werk - zowel in de verwerving als in de toepassing van de zaligheid - en het is genade om genade als genade te beleven !

Maar dat ziet u pas goed als u de gereformeerde belijdenis kent, die u des te beter het Woord Gods doet verstaan.

Kunnen we nog met die oude klassieke geschriften uit de 16e eeuw uit de weg? Vol-mondig zeg ik ja: mits goed verstaan, goed gehanteerd, goed gelezen, goed verklaard zoals dat geëist moet worden bij het lezen van elk geschrift uit vroeger eeuwen, de Bij-bel induis. Er is een nauw verband tussen Schrift en belijdenis. Hoe beter wij de Schrift verstaan hoe beter wij de belijdenis zullen verstaan. Het is een wisselwerking. Ook: hoe slechter wij met de belijdenis uit de voeten kunnen, des te meer moeite zullen we hebben met Gods Woord zelf.

Ondermijning van het Schriftgezag heeft tot logisch gevolg devaluatie van de belijdenis en verminderde waardering.

En losweking van de belijdenis is vaak een stap in de richting van losweking van de Schrift en het openen van de deur voor Schriftkritiek.

Broeders - blijft de belijdenis trouw; kent haar en laat ze functioneren.

Op de Dordtse synode beloofden onze vaderen plechtig bij deze rechtzinnige, godzalige en eenvoudige confessie des geloofs standvastig te volharden, onvervalst over te leveren aan de nakomelingen en te bewaren tot de komst van Jezus Christus.

In de continuiteit van die kerk en die vaderen staan wij.

Dat betekent dat ook wij een belijdenis- en een belijdende kerk hebben te zijn.

Wees dan getrouw en bewaar wat u werd toevertrouwd uit het verleden in het heden met het oog op de toekomst.

De rijkdom van de leer der kerk is eens prachtig onder woorden gebracht door Willem de Merode.

Dit zijn de stenen, scherpgerand
En rechtgehoekt, die blok naast blok
Gestapeid zijn, tot hecht de wand
En hoog zich het gebouw voltrok.

De leer, die afweert en beschut,
De sterkte, waar geen voeg of naad
Verwijd kan worden of benut
Door wie als vijand buiten staat.

Een vreemdeling komt binnen en maakt kennis met de gereformeerde leer; het valt mee:

De stalen mannen die hij zag
Grimmig bij schietgat en kasteel
Zijn het dezelfden die Gods lach
Hier dragen als nun kinderdeel ?

Hier heerst Gods Zoon, hier is Hijzelf,
Hier fluistert in het hart de Geest.
Hij voelt zich worden als ’t geweif
Waaraan muziek kaatst van een feest.

Waarlangs het licht glanst van een dis,
Zijn tijd is om, maar wendend schier
Zegt hij: ik weet dat God hier is!
En allen dringen: blijf dan hier.

Blijf dan hier, broeders!

Blijf bij Gods Waarheid naar Schrift en belijdenis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1982

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

DE ACTUALITEIT VAN ONZE BELIJDENISGESCHRIFTEN NU

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1982

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's