Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verbond in de kerkorde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond in de kerkorde

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het ontwerp-kerkorde van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland (VPKN) is het verwijt gemaakt dat 'in de nieuwe kerkorde de verbondsgedachte niet doorklinkt, zoals dat wel het geval was bij de hervormde kerkorde'. Ook door het hoofdbestuur is als een hoofdbezwaar tegen het ontwerp aangemerkt dat deze kerkorde 'een groot manco heeft als het gaat om het verbond'. Aanleiding genoeg om daar dieper op in te gaan.

Op weg naar 1951
Voor de Tweede Wereldoorlog is het thema 'kerk en verbond' diepgaand aan de orde geweest. (*)De bestudering van deze periode in onze kerkgeschiedenis kan helpen bij het bepalen van onze positie vandaag. Nog steeds geldt dat 'elke visie op kerk altijd nauw samenhangt met de visie die men heeft op het verbond' (K. Exalto).
Van het begin af zijn er binnen de Ger. Bond twee stromingen geweest en dat komt ook tot uiting in de verbondsopvatting.
– Prof. H. Visscher en anderen menen dat het verbond alleen gesloten was met de uitverkorenen. Het accent komt te liggen op de inwendige zijde van het verbond ofwel de onzichtbare kerk. Zij zoeken de gereformeerde belijders samen te brengen in eigen gemeenten, zonder de hervormde kerk helemaal te willen loslaten.
– Ds. M. Jongebreur en het hoofdbestuur destijds onderstreepte dat het verbond zichtbaar wordt in de kerk waar de bediening van het Woord, de sacramenten en de ambten zijn. De zichtbare gemeente is krachtens het genadeverbond plaatselijke openbaring van het lichaam van Christus, en op grond van dat verbond is er een kerkelijke band tussen de gereformeerde belijders en de andersdenkenden in de hervormde kerk.
Terugziende verstaan wij waarom prof. Visscher en ds. I. Kievit zo de nadruk hebben gelegd op de kritische onderscheiding van uit- en inwendig verbond. Zij hebben in het bijzonder willen waarschuwen voor het gevaar van verbondsautomatisme, de gedachte dat vanzelfsprekend alle gedoopten zalig worden. We hebben deze waarschuwing nog steeds ter harte te nemen. Toch is terecht de vraag gesteld 'of mede door die onderscheiding van uitwendig en inwendig verbond, de betekenis van het toch éne verbond der genade met zijn beloften èn eisen wel genoeg uit de verf is gekonien' (J. v. d. Velden). De positieve betekenis van het verbond voor de visie op de kerk mag niet uit het oog worden verloren. Het is terecht dat de Gereformeerde Bond en de Confessionele Vereniging in hun reacties op het ontwerp-kerkorde van de VPKN daarvoor aandacht hebben gevraagd.

Welke motieven?
Welke motieven kwamen rond 1930 naar voren in de bezinning op de positieve betekenis van het genadeverbond voor de kerk? Uitgangspunt is dat verbond en kerk zeer nauw met elkaar verbonden zijn. 'Het is met zijn kerk, dat God het verbond heeft opgericht. We dopen onze kinderen omdat we ze beschouwen als lidmaten zijner Gemeente'. In de confessionele visie vallen het verbond en de (zichtbare) kerk zelfs samen. 'Wie deel heeft aan het aloude, eeuwige en nieuwe Verbond of Testament Gods, die is lid van Gods Kerk, en wie lid is van de Christelijke Kerk, heeft deel aan Gods Verbond. Kerk en Verbond vallen samen.' Dit laatste gaat ons te ver, maar in elk geval is er een nauwe betrekking tussen kerk en verbond. Waartoe leidt dit uitgangspunt?
1. Denken vanuit het verbond maakt allereerst duidelijk dat de kerk niet rust in een daad van de mens (ònze geloofsbelijdenis of toetreding) maar in de daad van God, in Zijn verkiezing en genadeverbond. Het verbond wordt de daad van God, in Zijn verkiezing en genadeverbond. Het verbond wordt éénzijdig door God opgericht, het berust op vrije verkiezing, is louter genade. Het is geen verdrag tussen gelijkwaardige partijen: Ik zal Mijn verbond stellen, oprichten' (Gen. 17 : 2, 7). Kortom: de zin van het verbond is dat God de mens zoekt en niet omgekeerd de mens God. Daarom berust de kerk niet op onze vrije keuze maar op Gods genadige verkiezing. Hij brengt mensen samen. De zogenoemde 'vrije kerkidee': en gemeente van mensen die elkaar zoeken, wordt afgewezen. Het spreken over de gemeente begint bij Christus: Hij vergadert Zijn gemeente.


2. Maar evenzeer is met het verbond gegeven de noodzaak van geloof. Het verbond wordt eenzijdig opgericht, als daad van God, maar komt tweezijdig tot ontplooiing. 'Het verbond zegt tevens dat de gelovige omhelzing van zijn belofte, het geloof des evangelies, noodzakelijk is, wijl anders dit evangelie ons geen nut doet'. Daarom zegt het doopformulier dat in elk verbond twee partijen begrepen zijn. God is de Eerste, maar in het verbond worden wij geroepen tot de vrijwillige liefdevolle overgave en gehoorzaamheid aan God in het geloof. In de gelovige aanvaarding van het woord en de belofte Gods wordt de verbondsbetrekking wederkerig.
Woelderink meent zelfs dat hierin een verschil ligt met de Lutherse opvatting. Daarin zou een andere gemeenschap met Christus en in Christus met God mogelijk zijn dan door het geloof alleen. Voor de gereformeerden geldt in elk geval dat we alleen deel hebben aan Christus door de Geest, door het geloof.


3. Het accent op het genadeverbond leidt tot een ruim kerkbegrip. Immers de kerk begint niet pas bij mijn belijdenis, maar bij Gods getuigenis! Er behoren tot de kerk mensen die 'nog-niet-gelovigen' zijn. Ja, zelfs de hypocrieten die slechts uitwendig lid van de kerk zijn, behoren, naar het woord van Calvijn, 'enigermate tot de Kerk'. De kerk is de moeder der gelovigen, die telkens nieuwe gelovigen voortbrengt. Met name wordt in dit verband onderstreept dat ook de kinderen van de gemeente vanaf hun geboorte tot de kerk van Christus behoren. Immers God heeft Zijn verbond opggericht met Abraham en zijn zaad. Krachtens hun geboorte behoren de kinderen tot Israël en tot de gemeente.
De kerk is dus brederdan de kring van de gedoopten. De doop maakt hen niet tot leden van verbond en kerk, maar stempelt hen, maakt hen kenbaar als behorend tot het verbond van God en tot de kerk. Al voordat ze gedoopt ziijn, behoren ze Christus toe, zegt het doopformulier: als lidmaten van Christus behoren ze gedoopt te wezen.


4. Met het voorgaande hangt samen een ruime dooppraktijk. De kinderen van de gemeente behoren gedoopt te worden en ze mogen niet geweigerd worden. Zoals Abraham alle ingeborenen van zijn huis en alle heidense slaven moest besnijden (Gen. 17 : 12) moet ook het sacrament van de heilige doop ruim worden bediend. Immers 'door het sacrament van de doop worden we in de Kerk ontvangen en van alle andere volken en vreemde religies afgezonderd' (art. 34 N.G.B.). Meer dan eens wordt de brief van Calvijn aangehaald waarin hij schrijft dat ook kinderen van geëxcommuniceerden (die in de ban gedaan zijn) en kinderen van roomsen in de gemeente gedoopt moeten worden. Ook al zijn de vaders en grootvaders afvallig geworden, toch behoren hun kinderen 'tot het lichaam der Kerk' en mogen ze niet van het recht beroofd worden om het teken te ontvangen.


5. De nadruk op het genadeverbond betekent tegelijk een oproep tot trouw aan de kerk: we mogen en kunnen ons van de uitwendige kerk niet afscheiden dan alleen in het alleruiterste geval, nl. wanneer de beide voornaamste kenteken van de ware Kerk, Woord en Sacrament, ten enenmale worden gemist (Calvijn). Zolang er nog maar iets van de kerk zichtbaar is, kunnen we met de kerk niet breken. Zelfs toen er afgoderij en allerlei schandelijks in Israël werd geduld, hebben de profeten zich niet afgescheiden, omdat de wet nog in de tempel werd bewaard en omdat besnijdenis en Pascha nog werden onderhouden.
Zo houden we ook zicht op de eenheid van de Kerk. Een kerk die Woord en Sacramenten heeft en in ere houdt, moet voor een ware Kerk gehouden worden, 'daar het zeker is, dat zij altijd enige vrucht voorbrengt. Op deze wijze' aldus Calvijn, 'behouden wij de eenheid der algemene Kerk, die de duivelse geesten altijd getracht hebben te verscheuren'. Zo wordt op grond van het genadeverbond aandacht gevraagd voor de eenheid en eenwording der kerk: 'Wanneer God Zelf, in souvereine genade, mensen uit alle geslacht en volk en taal en natie vergadert in één Verbond en ze stempelt met één Doop, zou daar eenheid onmogelijk zijn, al is er nog zoveel, dat scheidt?'
Ook de eenheid der Kerk berust immers niet op de wil van de mens, op een onderling contract van plaatselijke kerken, op de belijdenis als akkoord van kerkelijke gemeenschap. De kerk wordt katholiek of algemeen genoemd 'omdat men geen twee of drie kerken kan verzinnen zonder Christus te delen hetgeen onmogelijk is' (Calvijn).


6. Tenslotte wordt onderstreept de betekenis van het verbond voor 'het wezen der kerk in het bijzonder naar haar institutaire zijde. Gewezen wordt op de ambten: ze hebben een bemiddelende functie, waardoor God Zich vertegenwoordigt in het midden van de gemeente en de gemeente zich vertegenwoordigt bij God. Verder op de samenkomst der gemeente in de eredienst. Het is van belang dat de gemeente daarin actief deelneemt, maar het middelpunt blijft toch altijd de dienst des Woords om daarin gezegend te worden vanuit het verbond dat van geen wankelen weet.
Tenslotte geeft het leven uit het verbond ook zicht op de ware tuchtoefening in de kerk. In de gmeente mag niet ieder zelf weten wat hij doet of gelooft. Ieder is verantwoordelijk voor het geheel: de tucht is een zaak van de gemeente, niet allereerst van de opzieners.

Tot zover een overzicht van de motieven die rond 1930 naar voren werden gebracht. Het laat zien van hoeveel gewicht de visie op het genadeverbond met betrekking tot de kerk is. Met het pleidooi om aandacht te schenken aan het verbond verkeren we in hart van de zaak!

De kerkorde van 1951
In de hervormde kerkorde, zoals die in 1951 van kracht is geworden, komt het genadeverbond één keer ter sprake, namelijk in art. II. Dat artikel luidt als volgt: 'Krachtens het genadeverbond behoren tot een Hervormde gemeente, die rondom Woord en sacramenten worden vergaderd' …lidmaten, doopleden en geboorteleden.
In het oorspronkelijke ontwerp kwamen de woorden 'krachtens het genadeverbond' niet voor en luidde te tekst: 'Krachtens de bediening van Woord en Sacramenten behoren tot een Hervormde Gemeente…'.
Door het aanvaarden van een motie van ds. J. J. Poldervaart is in 1948 de verwijzing naar het genadeverbond opgenomen. Hij verklaarde in de synode dat hij door de toevoeging van het genadeverbond 'het dynamische wilde leggen in het vergaderd worden rondom Woord en Sacrament'.
Prof. Van Ruler was geen voorstander van het amendement-Poldervaart: Woord en Sacramenten zijn het cement dat de gemeente samenhoudt. Alleen vanwege de kracht van het Woord, waarvan de Kerk de bediening draagt, kunnen de geboorteleden tot de kerk gerekend worden. Hij opereert in dit verband liever niet met het verbond. Op grond van wat de Heere God gezegd heeft, gebeurt er iets. De bediening schept het geloof, het geloof is de echo van het Woord. De geboorte van de kinderen uit hervormde ouders moeten benaderd worden uit wat God zegt en doet. De geboorte is op zichzelf niet belangrijk.
Uiteindelijk is het amendement door de synode toch aanvaard, met 30 tegen 15 stemmen.
De G.B. had al eerder bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke tekst: hoe kan men krachtens de bediening van het Woord tot een gemeente behoren? Men beschouwde de wijziging in 'krachtens het genadeverbond' wel als een verbetering, maar bleef bij de opvatting dat 'de geestelijke fundering in de kerkorde onnodig en ongewenst' is. De G.B. heeft er destijds dus voor gepleit het genadeverbond in de kerkorde in het geheel niet te noemen en stelde een meer feite­lijke omschrijving van de gemeente voor: 'tot een Hervormde Gemeente en mitsdien tot het verband der Ned. Herv. Kerk behoren… etc.'.

Het ontwerp gewogen
Om vast te stellen of de verbondsgedachte in de nieuwe kerkorde inderdaad ontbreekt, gaan we na welke motieven uit de bezinning van destijds in het ontwerp terug te vinden zijn.


1. Het ontwerp benadrukt dat de kerk allereerst kerk van het Woord is. Ze is geen produkt van mensenhanden: de kerk leeft van Gods genade in Jezus Christus (art. I-2) is betokken in Gods toewending tot de wereld (art. I-3), de gemeente wordt vergaderd 'krachtens Gods genade' (art. III-1). Deze laatste formulering verschilt niet wezenlijk van de hervormde omschrijving 'krachtens het genadeverbond'. Het ontwerp gaat niet uit van de 'vrije kerkidee': elke gemeente heeft een geografisch gebied, in principe behoort ieder tot de gemeente op wier grondgebied hij of zij woont.
Het is waar dat hier een punt van spanning ligt. Het uitgangspunt dat geen gemeente gedwongen wordt tot samengaan (een gedachte die we toejuichen), leidt ertoe dat er op één grondgebied meerdere gemeenten zijn, zodat toch iets van keuze komt.
Bovendien valt te verwachten dat de bestaande keuzemogelijkheden van de hervormde kerkorde (buitengewone wijkgemeente, deelgemeente, perforatie van gemeentegrenzen) in de VPKN zullen terugkeren. We komen in ons eigen kerkelijk leven, ondanks het principe van de gemeente die door Gods keuze wordt samengebracht, hoe langer hoe meer terecht bij de gemeente die we zelf hebben uitgezocht. Ook de kerkelijke verdeeldheid is daar een teken van. Het naast elkaar bestaan van meer reformatorische kerken op één grondgebied is niet door de kerkorde van de VPKN uitgevonden, maar bestaat al sinds vele tientallen jaren: in Vlaardingen tellen we zeven kerkgemeenschappen van calvinistische signatuur. De kerkorde van de VPKN probeert slechts enige orde te scheppen temidden van de verwarring van ons kerkelijk leven.
Samenvattend: Het ontwerp rust net als de hervormde kerkorde in het reformatorisch uitgangspunt, maar het kan in de praktische uitwerking niet voorbijgaan aan onze zondige praktijk van verdeeldheid, net zomin als de hervormde kerkorde.


2. De tweede grondgedachte met betrekking tot het verbond is dat van de mens ook een antwoord gevraagd wordt op Gods genade.
Het ontwerp heeft voor dit aspect ruime aandacht. 'Zij die de doop ontvangen worden geroepen tot verantwoordelijkheid in het midden van de gemeente door openbaar belijden van de Naam van Christus' (art. III-3). Zie ook de bepalingen met betrekking tot de catechese en de openbare geloofsbelijdenis (art. XI-4 en 7). Aan het Avondmaal gaat geloofsonderricht vooraf, het kan slechts worden gevierd door hen 'die Jezus Christus belijden en instemmen met de lofprijzing' (art. IX-2). De gedachte van een verantwoordelijke gemeente is duidelijk aanwezig in dit ontwerp. Nergens in het ontwerp wordt de gedachte gewekt dat we op een andere wijze dan door het geloof deel kunnen hebben aan Jezus Christus.
3. De kerk begint niet waar de mens zijn geloof belijdt, maar waar God ons roept in Zijn Woord. Al vaker is aangewezen hoezeer in dit ontwerp de kerk wordt getekend als 'kerk van het Woord'.
Het besef dat de kinderen der gemeente vanaf hun geboorte tot de kerk van Christus behoren, zou wat mij betreft best wat sterker mogen doorklinken, maar het is niet afwezig! 'Tot een gemeente behoren zij van wie de inlijving in de gemeenschap der Kerk is bekrachtigd door de heilige doop' (art. III-2). De inlijving als Gods werk gaat vooraf aan de doop door mensen bediend. God rekent hen pas als leden van de kerk als deze inlijving is bekrachtigd door de doop. De gedachte dat de kerk breder is dan de kring van de gedoopten, klinkt door in art. III-5 waar sprake is van een bijzondere band met ongedoopte kinderen van gemeenteleden en met anderen die zich verbonden weten met de gemeente. Deze open visie op de kerk wordt uitdrukkelijk gebaseerd op 'de trouw van de God van het verbond'.
4. Een ruime dooppraktijk, de trouw aan de kerk, de grote betekenis van de prediking van Gods onvoorwaardelijke beloften, dat alles zijn zaken van groot belang die echter niet door een kerkorde worden geregeld.
Dat geldt wel van de ambten. Op een andere plaats heb ik laten zien hoe sterk in het ontwerp de ambten rusten in het Woord. Ze worden niet aangeduid in termen van 'heilsbemiddeling', maar wel als 'dienst aan het Woord ten dienste van de gemeente'. En dat is iets heel anders dan 'in dienst van de gemeente'!
De tuchtoefening als een zaak van de gemeente als geheel vinden we terug in art. XII-2 over het opzicht. De grote betekenis van de eenheid der kerk juist voor wie denkt vanuit het verbond, keert niet alleen terug in art. XVI-1 over het oecumenisch perspectief, maar ligt ook ten grondslag aan de bepalingen over de verenigde classicale vergaderingen, waar de kerkeraden gehouden zijn op basis van de gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift (art. I-3) de onderlinge eenheid te zoeken.
Het geheel overziende ben ik van menig dat de stelling dat in het ontwerp de verbondsgedachte niet doorklinkt, niet kan worden staande gehouden. Overigens deel ik de overtuiging dat in ons kerkelijk leven, iii de prediking en in het kerkelijk denken, de betekenis van het verbond sterk wordt onderschat. Een nadere bestudering van dat thema zal ons nog veel kunnen leren.

P. van den Heuvel, Vlaardingen

(*) M. Jongebreur, Het kerkelijk vraagstuk. Maassluis 1924;
Ons kerkelijk standpunt, Verklaring van het hoofdbestuur van de Geref. Bond, Maassluis 1924;
P. J. Kromsigt, Het Kerkbegrip van Calvijn, in: Onder Eigen Vaandel (1927);
G. Oorthuys, Het genadeverbond en wie er toe behoren, Amsterdam 1928;
H. Visscher, Het verbond der genade in ons kerkelijk leven, Rotterdam 1929;
J. G. Woelderink, Het verbond (1931) en Verbond en kerk (z.j.) in: Verbond en bevinding, Amsterdam 1974;
G. Oorthuys en P. J. Kromsigt, Grondslag en Wezen der Kerk, Wageningen 1933;
I. Kievit, Tweeërlei kinderen des verbonds, Huizen z.j. (1936).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's

Het verbond in de kerkorde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juni 1994

De Waarheidsvriend | 20 Pagina's