Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bouwaktiviteit beoordeeld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bouwaktiviteit beoordeeld

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En indien iemand op dit fundament bouwt, goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen, eens ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop ge bouwd heeft, die zal loon ontvangen. Z iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur" , 1 Corinthe 3 : 12—15

hoe bouwen we?

Het fundament is gelegd. Niemand kan een ander meer leggen dan wat er al gelegd is namelijk Jezus Christus. Maar nu de verdere op-en uitbouw. Het is niet om het even hoe dat gebeurt. Een ieder zie toe hoe hij daarop bouwe. Daar gaat de apostel nu nog nader op in. „En indien iemand op dit fundament bouwt, goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen..." Hoe dienen we dat te verstaan en welke uitleg is de juiste?

Calvijn ziet in 'goud, zilver, kostelijke stenen' de leer die Christus waardig is en die bij zulk een fundament past. Maar door 'hout, hooi, stoppelen' wordt een leer bedoeld die met het fundament niet overeenkomt, een leer die de mensen in hun eigen hoofd smeden en voor Gods Woord in de hand steken. En Calvijn concludeert dan: „Want God wil, dat de gemeente door de zuivere prediking Zijns Woords onderwezen worde en niet door mensenverdichtselen."

Deze lijn van uitleg kiezen ook de Kanttekeningen op de Statenvertaling. Ook zij vatten de kwalificaties 'goud, zilver... etc.' op als aanduidingen betreffende de inhoud van de prediking. Begrijpelijk dat in een situatie van hervorming van de kerk, van een ernstig conflict juist terzake de rechte prediking deze uitleg het eerst op komt. Voor Calvijn lag daar de brandhaard van de botsing met Rome. De bouw op het fundament Christus verliep scheef, werd beheerst door 'mensenverdichtselen'. En dat is wat Paulus noemt 'hout, hooi en stoppelen'. Troost is het dan te lezen dat het eens verbrand zal worden.

Toch lijkt mij deze uitleg aanvechtbaar hoezeer verklaarbaar vanuit de historische contekst. Wie nauwlettend het verband in de gaten houdt, hoort nog in zijn oren de woorden van vers 10: een ieder zie toe hoe hij daarop bouwe. Het gaat om het bouwen namelijk op het al gelegde fundament Jezus Christus. Hoe doe je dat? Hoe doe je dat zo dat het in overeenstemming is met het fundament? Want het is niet om het even hoe je als bouwer bezig bent. In vers 15 komt de eindbeoordeling van het bouwen ter sprake. Dat zal door het vuur heen gaan. En daarom moeten we in de woorden 'goud eet...' veel eer een aanduiding lezen van de wijze waarop de bouwer bezig is.

Ik meen dat de exegese juist is die zegt dat de woorden goud etc. betrekking hebben „op de trouw, inspanning, zorgvuldigheid, deskundigheid en tijd door de bouwers aan dit werk besteed" (Pop). Paulus wil aangeven welk een verantwoordelijk werk de arbeid van de bouwers is. Werken aan de opbouw der gemeente is niet zomaar iets. Dat werk zal eens aan het licht komen. De dag - zal het verklaren, staat er. De dag breekt o aan dat het werk van elke bouwer aan de gemeente Gods beoordeeld zal worden. Nee, niet door een of andere kerkelijke commissie of groepering.

De dag, staat er. Dat kan niet anders dan Gods dag zijn, de dag van Jezus Christus. En nu is elke bouwer bezig met de hem door God verleende gaven en talenten. Ieder ook op de plaats waar God hem stelt en werk geeft te doen. Het ene werk valt veel meer in het oog dan het andere. Goud heeft meer schittering dan stoppelen en zilver maakt meer indruk dan hooi. Daar ligt de maatstaf niet. Eens ieders werk zal openbaar worden. Je komt ermee in het gericht van God. Dat geldt, volgens de Schrift, van ieder mens. Maar zeker ook van hen die bouwen op het fundament Christus. Wat zal het criterium zijn in die beoordeling van God? Zal het niet het fundament Christus zijn? Hebben we de gemeente, Gods bouwwerk, op Hem gegrond? Hebben we steeds in al ons bouwen verwezen naar Hem? Is ons bouwen doortrokken geweest van dit vaste fundament? Hebben we om zo te zeggen fundamenteel gearbeid? Gods wijsheid is het immers dat in Hem ons geschonken is volkomen verlossing. Niet in iets naast Hem of buiten Hem? En zijn we in die arbeid getrouw geweest, ook al waren we slechts met een heel klein aspect van het bouwen bezig? Ik denk aan het slot van één van Jezus' gelijkenissen: over weinig zijt gij getrouw geweest. Weinig, stoppelen, om zo te zeggen. Meer was het niet dat we mochten doen. Maar daarin zijn we getrouw geweest. Dat doet God op dè dag zeggen: over véél zal Ik u zetten.

vuur

God zal in vuur verschijnen, staat er. „De dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven... zo iemands werk zal verbrand worden..."

Calvijn ziet in dat vuur de Heilige Geest. Vanuit zijn uitleg van 'goud, etc.' verstaat hij dit dan zo dat het vuur, de Geest des Heeren, door zijn onderzoek beproeft welke leer is als goud, als stoppelen. Hoe dichter de leer Gods bij dit vuur gebracht wordt, des te klaarder is zij, daarentegen de leer die uit der mensen hoofd gekomen is, verdwijnt terstond gelijk stoppelen door het vuur verteerd worden.

Op de lijn van de uitleg die we kozen, verstaan we door 'vuur' God Zelf. Vuur wordt vaker in de Schrift gezien als God in Zijn heiligheid. Hij wordt een verterend vuur genoemd. Een gloed bij Wie niemand wonen kan. Het laatste oordeel zal de verschijning betekenen van Christus in Zijn heiligheid en heerlijkheid op de wolken des hemels. Elders noemt Paulus die komst van de Heere Jezus een verschijning „met vlammend vuur wraak doende over hen die God niet kennen..." (2 Thess. 1, 8). In dat vuur zal ook de houdbaarheid of onhoudbaarheid van het werk van Gods bouwlieden blijken: hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven. God zal ons eens de maat nemen, een eindoordeel uitspreken over ons werk in Zijn gemeente. We komen die gedachte ook in het Oude Testament wel tegen. Bij Ezechiël lezen we hoe God het bloed van de hand van de herders en leraars van het volk eens zal opeisen. Bouwer in Christus' gemeente is dan ook niet zomaar een baantje, een hobby, maar een verantwoordelijk werk.

Nogmaals: hoe zijn we daarin bezig? Dat mag best weer eens een ontdekkende vraag zijn nu allerwegen het zogeheten 'winterwerk' weer van start gaat. We kunnen alles correct georganiseerd hebben zodat het loopt als een trein, maar gaat die trein ook ergens naar toe? Of we kunnen misschien maar een beetje aanmodderen, maar bouwen we ook ergens op? Zijn we doelgericht bezig, is ons bezig zijn fundamenteel? Weet: het gaat naar de dag waarop ieders werk door vuur beoordeeld zal worden.

goedgekeurd, afgekeurd

„Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur."

Werk dat hij daarop gebouwd heeft. Het kan niet gaan om wat wij zouden hebben bereikt of om het resultaat dat we zouden hebben behaald. Niet dat het om het even is of ons werk vrucht draagt. Elders noemt de apostel als het door hem begeerde dat de gemeente mag groeien tot het peil van een volwassen man. Alles moet daarop gericht zijn, daarop ingesteld zijn. Maar een dienaar, een bouwer kan niet zelf over die wasdom beschikken. We lazen het al eerder: God is het die de wasdom gééft. Daarom gaat het hier niet om de vrucht, maar om het hart van de bouwer. Dat zal in de dag door vuur beproefd worden.

Waren we herders of huurlingen? Deden we het uit liefde tot Jezus of was eigenliefde de motor van ons bouwen? Zochten we de eer van God op joegen we eigenroem na? Ging het ons om het 'heil der zielen' of deden we 'betaald werk' in de kerk? Dat komt in het vuur: onze drijfveren, motieven, de echtheid van onze arbeid, de zuiverheid van onze bedoelingen. En zal dat alles de proef kunnen doorstaan, dan zullen we loon ontvangen. Het loon van een getrouwe dienstknecht immers.

Is het anders, wat dan? Zo iemands werk zal verbrand worden. Als Gods vuurproef onze werkelijke motieven onthult, terwijl misschien iedereen ons lof en eer toedacht en we ook zelf erg onder de indruk waren van onze ijver en inzet, gaat alles wat we deden het vuur in. Alles wat we deden levert ons dan geen voordeel op. Integendeel: die zal schade lijden. Schade kan opgevat worden als: diskwalificatie, afkeuring. We zullen geen roem van God ontvangen. We zullen

gedegradeerd worden. Terwijl we misschien in ons leven wel één van de meest gevierde en geroemde bouwers aan Gods Kerk genoemd werden. God oordeelt echt en recht: Hij zet ons helemaal achteraan, op de plaats die ons werkelijk toekomt.

En Hij kroont Zijn ware knechten. Ze waren hier soms nauwelijks in tel. Want veel gaven hadden ze niet, op sprckerstalent konden ze niet bogen, veel beroepen hadden ze nooit gehad, vele jaren stonden ze op een onbekend plekje op Gods bouwterrein. Maar de Heere kent hun bezig zijn en kroont met eer Zijn getrouwe knechten. Daar mochten we in de kerk weleens meer aan denken. Want we zijn vaak net als de wereld: we eren wat imponeert, maar verachten wat onaanzienlijk is. Het mag de getrouwe bouwer troosten in moedeloosheid: God kent mijn hart, weegt mijn motieven en Hij zal oordelen in Zijn dag.

toch behouden

Het werk van de ontrouwe bouwer wordt verbrand, hij lijdt als bouwer schade. Maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur. Zelf mag hij, ondanks onoprechtheid, toch behouden worden. Maar dan wel op het nippertje. Op deze tekstwoorden is in het verleden in de kerk de leer van het vagevuur mede gegrond. In deze leer zit de gedachte dat er na de dood een loutering komt van hen wier handel en wandel niet geheel correct waren maar toch ook weer niet van dien aard dat ze er om verloren zouden moeten gaan. Wie de tekst eerlijk leest, moet zeggen dat hier totaal geen sprake is van een situatie 'na de dood'. Bovendien betekenen de woorden 'als door vuur' niet een loutering, maar zien op een redding ternauwernood (Pop). We kennen iets dergelijks in een visioen van Zacharia: is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt.? Zo'n bouwer komt geblakerd door het oordeelsvuur de heerlijkheid Gods binnen. Op aarde bewierookt en verafgood wellicht, door God op zijn werkelijke waarde getoetst.

Toch behouden. Laat het geen rustkussen zijn voor hen die bouwen op een eigen manier. Met de gedachte van: het komt uit-eindelijk toch wel goed. Integendeel, de ware bouwer weet zich doortrokken van de liefdegloed van Christus en voor Zijn gemeente. Wat kennen we dan gedurig die zelfbeschuldiging: hoe lauw ben ik soms bezig terwijl de liefde voor het huis des Heeren Hem heeft verteerd, Hoe traag ben ik, terwijl de ijver Hem voortdreef. Laten we met alle zelfbeschuldiging en zelfkritiek uitkomen bij Hem Die het Fundament is, maar tevens de Kunstenaar (Architect) en Bouwmeester bij uitnemendheid,

C.a.d, IJ,

J, M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bouwaktiviteit beoordeeld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's