Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. te T. vraagt hoe Hebreen 7 : 3 verklaart moet worden, waar van Melchizedek gezegd wordt: „Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch beginsel der dagen, noch einde des levens hebbende; maar de Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft hij priester in eeuwigheid".

Antwoord: Deze tekst bevat zeer veel geheimen, die alle heen wijzen naar Christus, die geen priester is naar de ordening van Aaron, maar naar de ordening van Melchizedek. Deze Melchizedek, zegt Paulus in vers 1, was koning van Salem en priester des allerhoogsten Gods, die Abraham tegemoet ging als hij wederkeerde van het slaan der koningen en hem zegende, zie hiertoe Genesis 14 : 18—20 maar eens na.

Deze bijzonder beweldadigde des Heeren had echter wel degelijk een vader en een moeder, en was ook geboren, derhalve had hij beginsel der dagen en mogelijk ook kinderen, dus dan ook een geslachtsrekening en is ook gestorven, en had alzo ook een einde des levens. Hoe dan deze woorden van Paulus moeten worden verstaan? Wel de apostel beschrijft in de Hebreënbrief het grote heilgeheim, dat in Christus is, de geheel enige en volkomen Priester, en wijst daarbij er op hoe dat priesterschap van Christus ver verheven was boven dat van Aaron, wat door het volk des Ouden Testaments zeer hoog vereerd werd. Heel de schaduwachtige priesterdienst wees echter heen naar Christus. Het priesterschap van Christus was immers oneindig meer, dan dat der Aaronitische priesters. Hij was waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig mens, zij daarentegen zondige mensen. Zij worden door de dood verhinderd te blijven, doch Hij heeft een onvergankelijk priesterschap, zie Hebr. 7 : 24, zij offerden stieren en bokken, Christus heeft Zichzelf aan Zijn Vader geofferd.

Zij konden door hun offeranden de zonden niet wegnemen, noch de consciëntie zuiveren van dode werken, maar Christus is de volkomen verzoening voor al de zonden Zijns volks. Hij heeft met één offerande in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden, Hebr. 10 : 1—14. Niet alleen is Hij dus als Priester ver verheven boven al de priesters van Aaron, maar ook de ordening van Zijn priesterschap overtreft alleszins die van Aaron, daar Hij Priester is naar de ordening van „Melchizedek".

Dit was reeds door de psalmdichter bezongen, toen hij getuigde: „De Heere heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in der eeuwigheid, naar dé ordening van Melchizedek", Ps. 110 : 4.

De geheimvolle woorden van Paulus in Hebr. 7 : 3, betreffende Melchizedek, zien dan ook niet op hem als mens, doch op zijn ordening tot priester, waarin hij ook het schaduwbeeld was van Christus. Als priester was hij geheel onderscheiden van het priesterlijk geslacht van Aaron, dat in Abrahams lendenen reeds besloten was. Want noch in vaders, noch in moeders lijn telde Melchizedek enige priester: hij was alléén priester. Niet zoals de priesters uit Aaron, die bij opvolging werden aangewezen om priester te zijn, doch hij was priester bij de absolute soevereiniteit Gods.

Gelijk de Heere Abraham uit het Ur der Chaldeën afgezonderd en geroepen heeft om Hem te volgen, zo heeft Hij deze Melchizedek uit de wereld geroepen en afgezonderd, opdat hij zonder aanmerking van zijn geslacht, naar Zijn soeverein welbehagen Hem ten priester zou zijn.

Daar nu Gods soevereiniteit Melchizedek ordende tot priester des allerhoogsten Gods, zo is diens priesterschap eeuwig, terwijl dat van Aaron tijdelijk was en wegstierf. Hierdoor komt duidelijk uit, dat de ordening van Melchizedek een geheel andere en meerdere was, dan die van Aaron, daar deze alzo een enig en eeuwigdurend priesterschap inhield, zonder voorganger of opvolger. Hierop zien dan ook de woorden van Paulus, betreffende Melchizedek, dat hij was zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch be­ginsel der dagen, noch einde des levens hebbende.

Paulus zegt in Hebr. 7 : 16: Deze ordening is niet naar de wet des vleselijke gebods, maar naar de kracht des onvergankelijke levens. Naar deze ordening, alzo bij de eeuwige soevereiniteit Gods is Melchizedek „de Zoon van God gelijk geworden", d.w.z. als priester dus, daar dit een onvergankelijk priesterschap inhield. Welnu, naar deze meerdere en betere ordening is Christus Priester. Hij is alleen en eeuwig Priester, zie Hebr. 7 : 17—25. Hij is de Verkorene des Vaders. Hij alleen heeft het offer aangebracht, dat de zonden des volks wegneemt, en Hij kon zulks ook alleen maar doen. Hij is de enige en algenoegzame Hogepriester. Daarom roept de apostel ook uit in vers 26: „Want zodanig een Hogepriester betaamde ons, heilig, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden".

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1960

De Saambinder | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 december 1960

De Saambinder | 4 Pagina's