Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALLE BEGRIP TE BOVEN (36)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALLE BEGRIP TE BOVEN (36)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

8. De ochtend-lezingen van Mr.Bourne(2)

En wie zou een van die bevoorrechte bezoekers zijn anders dan mejuffrouw Matilda Gilpin ! Ja, het werd haar beurt om persoonlijk het „antwoord van de tong” te ervaren, want het was in april 1834, dat, schrijft ze, „een weg voor mij geopend werd om naar Londen te gaan, waar ik die mensen zou zien, van wie ik van mijn broer Bernard gehoord had en van wie ik zeker gevoelde, dat de Heere hen onderwezen had om Zijn waarheid te kennen. O, hoe verlangde ik er naar om te horen, wat ze onder elkaar zeiden omtrent Zijn onderwijs in hun harten ! Maar toen de tijd naderde kwam er veel vrees in mijn hart op. Ik was bang bedrogen te worden. Ik was bang om naar Londen te gaan uit vrees, dat iemand tegen mij over Gods wegen zou spreken”. Het was waarschijnlijk Henrietta’s zuster, Mrs. Nicol, die Matilda bij de familie Bourne introduceerde.

„Wat ik op de familie-lezingen van Mr. Bourne hoorde”, zegt zij, „zonk in mijn hart als werkelijk de waarheid. Maar in mijn verwarring dacht ik dat alles wat ik vroeger gevoeld had bedrog was en ik bestreed alle hoop, die in mijn hart kwam. Ik bleef uitzien naar een nieuwe weg, die zich voor mij zou openen, die licht zou zijn en waarop geen duisternis was. Op zekere dag sprak Mr. Bourne over deze woorden: „De Heere heeft gezegd, dat Hij in de donkerheid zou wonen” en ik gevoelde iets in mij, dat me deed denken: „Woont God waarlijk in de dikke donkerheid die in mij is ?” Dit deed mij weifelen, maar ik begreep het niet. Op een andere keer sprak hij over de woorden: „Ook verduistert de duisternis voor U niet, maar de nacht licht als de dag, de duisternis is als het licht”. Toen over de woorden; „God is licht en er is gans geen duisternis in Hem”. Maar ik begreep het niet. Verder, hij sprak over Gods twisten met Zijn volk als durende hun ganse leven door vanwege hun zonden. Toen dacht ik: „Wat bedoelt Mr. Bourne, want het werk van God is zeker in hem volmaakt ?” Er gingen veel van zulke dingen door mijn gedachten gedurende de eerste dertien maanden van mijn verblijf in Londen, maar ik was geboeid door alles wat ik hoorde, ondanks de donkerte van mijn ziel, wat mij vaak in grote verwarring bracht.

Een beetje licht scheen er op een dag, toen ik bij Mr. Nunn was, waar enigen van hen samenkwamen. Ze spraken over de beproeving waar de Heere Zijn volk door leidt. Dit was erg opmerkelijk voor mij, daar ik tevoren nooit over zulke dingen had horen spreken, al had ik ze vaak gevoeld. Terwijl ik dit overdacht sprak Mr. Bourne over het steken van onze monden in het stof, opdat er hoop mocht zijn. Ik verwonderde mij over alles wat ik hoorde en in de flikkering van een ogenblik scheen er licht in mijn hart, dat mij liet zien, dat de ware relegie in de diepten van vernedering voor God ligt. Toch begreep ik het niet helemaal goed en ik bleef naar de Heere uitzien om Zichzelf in een nieuwe weg te openbaren.

Toen op een dag zei Mr. Bourne uitdrukkelijk tegen mij: „Als de Heere ooit een woord tot uw hart gesproken heeft was er eeuwig leven in dat woord, of u het opgemerkt hebt of niet”. Ik durfde niet te geloven, dat het waar was, maar al gauw daarna bracht Gij, o Heere, in mijn herinnering terug de weg waarin Gij mij geleid had van de tijd dat ik elf jaar oud was en de woorden die Gij toen en op andere tijden gesproken had ? En bracht Gij niet weer naar boven wat Gij toen in mij gewerkt had uit de vurige oven, waarin het geworpen was ? Zijt Gij het niet, Die mij nu, vooral de laatste jaren van mijn leven, doet wenen voor U in de erkenning van al mijn zonden en Uzelf bekend maakt als gewond voor mijn overtredingen, verbrijzeld voor mijn ongerechtigheden ? O, Heere, is het niet zo, dat Gij met mij handelt om Uws Naams wil, opdat Gij verheerlijkt moogt worden ?”

De jongste Gilpin dochter, Catharine, komt nu naar voren. Zij wordt beschreven als „op vele manieren een opmerkelijk persoon. Ze was ijverig en nadenkend van aard en toen de godsdienst serieus haar hart in beslag nam, nam ze er met de diepste belangstelling deel aan. Toen ze eens in ernstig gebed was en de Schrift onderzocht, zegt ze, ving zij een glimp op van de kracht die daarin was en werd zij bemoedigd om te vervolgen de Heere te kennen, maar haar ernst werd belemmerd door een vreselijke angst die haar daarna overviel, terwijl zij ernstig aan het bidden was, dat zij als zij zou volharden haar verstand zou verliezen”. Zij schrijft: „Als God mij werkelijkoprecht gemaak had in het zoeken van Hem, moest dit een list van de duivel zijn geweest om mij van de zegen, die ik zocht, af te houden”.

In het jaar 1833 ging zij met Mercy meeom haar betrekkingen in Scaleby Castle nabij Carlisle te bezoeken en terwijl zij daar was las ze een boek over de aanbiddelijke souvereiniteit van God, wat een indruk op haar gemoed naliet. Ze zegt: „Na dien kwamen mijn gebeden hierop neer: „O Heere, Gij hebt gezegd, dat niemand tot U kan komen, tenzij Gij hem trekt, o, dat het U mag behagen om mij te trekken !” En ik had een gedurig verlangen om zekerheid te hebben, dat ik zo getrokken was. Juist in die tijd schreef mijn broer Bernard over de verandering, die in zijn ziel plaats gevonden had aangaande het onderwerp van de religie en hoe hij ertoe geleid werd juist deze leerstellingen als van wezenlijk belang te beschouwen. Ik voelde een verlangen om hem te zien en mijn zuster Matilda ook, die toen in Londen was. Zo ging ik in juni 1834 naar Londen. (Catharine was toen negen en twintig jaar.) Mijn zuster praatte veel met mij, want haar mond scheen helemaal geopend. Ik was al gauw erg verward en bleef haar maar zo antwoorden: „Ik weet, dat ik de ware religie niet heb, maar ik bid er om en is dat niet de rechte weg, want wat kunnen we anders doen ?” Hierop antwoordde zij: „Als je gebeden niet van de Heilige Geest in je hart ingegeven zijn, kun jeze wel in de wind gooien”. (Dit lijkt wel hard in het neerschrijven. Blik en aanraking van de lieftallige Matilda verzachtten dit ongetwijfeld. Ja, zoals in het vervolg blijkt, heeft God het gebruikt om Catharine’s ziel te doen ontwaken.)

„Ik zal nooit vergeten”, vervolgt zij, „de schrik en verwarring, die dit in mij teweeg bracht. Ik verliet haar en ging naar mijn kamer om alleen te zijn, maar voelde mij helemaal niet in staat om een smeekbede te uiten, behalve: „Heere, wilt Gij, wilt Gij mijn ziel redden ?” Op dat moment was elk gevoel die genade te kunnen verkrijgen door mijn eigen gebeden of zoeken geheel vergaan. Ik zag in een nieuw licht, dat het alleen afhing van des Heeren welbehagen en genade om ons de kracht te schenken om de middelen te gebruiken, die Hij voor het zaligmaken aangewezen had, dat wij niet konden bidden, tenzij Hij „de Geest der genade en der gebeden gaf”. Nu was dit niet nieuw voor mij in woord, want ik had het vaak horen zeggen en kon het zelf zeggen, maar de geestelijke kracht en autoriteit, waarmee het toen mijn hart sloeg, was nieuw en het bracht mij tot dit punt, dat er van nature geen haarbreedte verschil was tussen mij en degenen, die nooit gered zouden worden. Ik geloof, dat als de vrees waarin dit mij bracht had voortgeduurd, ik het niet zou hebben kunnen dragen, maar toen ik de woorden uitte: „Indien Gij wilt” behaagde het de Heere ogenblikkelijk mij verlichting te geven door enig geloof, dat Hij wilde. Er leek een indruk over mij te komen als deze: „Hij heeft geen lust in de dood van de zondaar”, „Ik ben genadig, zegt de Heere”. En ik gevoelde, dat dit de enige weg was, waarin de ware hoop in onze harten kon komen.

Ik ging al gauw naar Matilda terug, toen ik deze verlichting voelde en er bleef geen verwarring in mijn binnenste achter over de bedoeling van haar spreken. Ik begreep ten voile de hele strekking en stemde er volkomen mee in en zag in een zeer duidelijk licht, dat elk gebed, dat het oor van de Heere der heirscharen bereikt en gehoor bij Hem vindt, eerst van Hem moet komen. Ik zag hoe erg bedriegelijk een dwaling op dit punt is, hoe ver het ons van de vernederende kracht van die waarheid leidt:„ Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof en dat niet uit u, het is Gods gave”. Ik voelde nu, dat ik een licht in mijn hart had, dat ik onmogelijk aan een ander kon mededelen, want het was tot mij gekomen door de binnenkomst van dat Woord, dat licht en verstand aan de eenvoudige geeft.

We bleven hierna niet lang in Londen, maar gingen samen naar onze broer Bernard in Hertford. Toen we daar waren voelde ik me erg teruggetrokken en werd ik gebracht tot veel ijverige meditatie en overdenking over deze dingen. Ik las veel uitnemende brieven, die Bernard en Henrietta van hun vrienden in Londen ontvangen hadden, die van veel nut voor mij waren en ik gevoelde meer en meer, dat ik het geheim gevonden had, dat niemand kon vinden dan wanneer het hem gegeven wordt. Ik zag hoe onoverkomelijk die kloof was, die God gemaakt had tussen Zijn volk en de wereld.

De gedachte om naar huis naar Pulverbach terug te keren en met mijn familie en vrienden over deze dingen te moeten spreken werd in die tijd zeer benauwend voor mij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

ALLE BEGRIP TE BOVEN (36)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's