Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geroepen naar Gods voornemen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geroepen naar Gods voornemen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

13

Het begin niet vergeten.

We keren terug naar onze eigen bodem, naar onze vaderlandse kerkgeschiedenis. En dan kunnen we niet voorbijgaan aan de Afscheiding van 1834 en de tijd daarna. Laten we dan echter het begin niet vergeten. Haast schrijven we hier: het beginsel! Er is in onze tijd nogal wat geschreven over de latere jaren na het eerste begin in 1834. Niet te ontkennen valt het dat de tweeërlei roeping in die tijd een grote rol heeft gespeeld bij de twisten en scheuringen, die er onder de Afgescheidenen zijn geweest. Toch menen we dat door een grote belangstelling voor dat tijdvak, wel eens uit het oog verloren is, waarom het ging in de Afscheiding zélf en welke belijdenis bij het begin der Scheiding door Gods genade weer naar voren is gekomen. Dan is het toch wel niet teveel gezegd, dat de Afscheiding wat het beginsel betreft is voortgekomen uit de belijdenis van vrije genade. En reeds in de tijd vóór 1934 is dat uitgekomen in de arbeid van Ds. Hendrik de Cock in Ulrum.

Het is waar: het ging in de eerste strijd niet direct over de tweeërlei roeping. Maar wel heel duidelijk om de genade Gods in het toebrengen van een mensenkind uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Om het verkiezend welbehagen Gods, dat ook geopenbaard wordt in de opening van het hart voor het Evangelie. We hopen het in dit artikel te laten zien.

- - - - - - - - - - - - - - - -

Direct nadat de Heere in het hart en leven van Ds. de Cock verandering gebracht had, kwam dat uit in zijn prediking. De Godvrezenden in zijn gemeente merkten dat met blijdschap op, terwijl de Heere Zijn zegen ook in het leven van anderen openbaarde op de vrije genade boodschap. Velen van buiten zijn gemeente kwamen om te luisteren naar de prediking. Uren gaans had men er voor over om het zuivere Woord van God te horen. De Heere werkte het gerucht van wat Hij gedaan had in dat kleine dorp naar buiten.

Ook op een andere wijze openbaarde zich de vrijegenadeleer naar buiten. In het jaar 1832 gaf Ds. de Cock een boekje met de besluiten van de Dordtse Synode, voorzien van een voorrede door zijn hand. De Leer van Dordt 1618-1619 werd alom gehaat. Van verkiezing en verwerping moesten vele predikanten niets meer hebben. Dat het geloof een gave Gods is werd maar zelden meer gehoord. En terecht schrijft de Cock over het „verderf van de waarachtige leer, die naar de godzaligheid is” en klaagt hij dat „schier geheel de Gereformeerde kerk remonstrants geworden is”. Het is daarom niet toevallig, dat de Cock juist een boekje uitgeeft met de besluiten van de Dordtse Synode. Hij weet, dat het verkiezend welbehagen Gods bijna verzwegen wordt in de prediking. En zélf heeft hij ondervonden hoe God zijn hart geopend heeft voor het Woord van genade. Het onderzoek van Calvijn en anderen heeft God mede gebruikt tot zijn verandering. Maar nu is hij bijzonder gebonden aan de belijdenis van Dordrecht en kan hij niet anders dan daarvan getuigen naar buiten.

- - - - - - - - - - - - - - - -

Wordt de kring van die hem beminnen vanaf de tijd van zijn bekering steeds groter, hij krijgt ook te doen met tegenstand en vijandschap in en buiten Ulrum. Onder hen, die hem aanvallen behoort ook zijn voorganger in Ulrum Prof. Hofstede de Groot. Deze hoorde van de dingen in zijn oude gemeente gebeurd en schreef naar aanleiding van een door de Cock toegestuurd boekje hem een brief. Daarin betoogt deze professor dat het een ongehoorde en ongeoorloofde nieuwigheid is te spreken over de praedestinatie op de kansel. Het blijkt, dat het weer gaat tegen het verkiezend welbehagen Gods.

Maar de Cock schrijft terug en wijst op zijn dwalingen. Hij beroept zich uiteindelijk op Gods Woord: „Neen, de Groot, niet Augustinus met de Reformatoren, maar Gods Woord moet de schuld hebben van dat gehate leerstuk, indien hier schuld is. Het ongeloof alleen kant zich tegen en verwerpt dat leerstuk. Wat kan er toch duidelijker gezegd worden, als de Apostel zegt: „God ontfermt Zich, diens Hij wil en Hij verhardt, dien Hij wil, Rom. 9 : 18...... Maar dat een mens het niet aanneemt komt omdat niemand rust in Gods Woord dan door Gods Geest, omdat het ons gegeven moet worden de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te verstaan......”

In de brief dáárop beklaagt De Groot zich, dat de Cock het Woord van God niet goed leest. Hij geeft hem de raad om de feilbare mensen te laten varen en het Nieuwe Testament te lezen van voren tot achteren „alsof gij het nooit gelezen had”.

En wat antwoordt hem de Cock? We gaan het zien: „Gij raadt mij eindelijk om het Evangelie te lezen, onbevooroordeeld van voren tot achteren. Ik doe dit, maar hoe meer ik dit doe, hoe meer ik hierin bevestigd wordt, dat de mens dood is in de zonde en een slaaf der zonde; dat een kwade boom geen goede vruchten kan voortbrengen en dat God in ons moet werken het willen en het werken naar Zijn welbehagen, dat alzo der Gereformeerden leer waarachtig is, waar in God op het hoogst verheerlijkt en de mens op het diepst vernederd wordt”.

- - - - - - - - - - - - - - -

Laten we het begin niet vergeten! Uit deze geest is de Afscheiding opgekomen, die lijnrecht stond tegenover de geest van die tijd in de Hervormde kerk. Voor die geest was volmaking der mensheid het doel der verlossing door Jezus Christus en zijn geloof, hoop en liefde de middelen om dat doel te bereiken. Van ’s mensen onmacht ten goede, wedergeboorte en bekering werd eenvoudig niet gesproken.

Uiteindelijk werd het de mens, die verbeterd moest worden met behulp van Gods genade. Wat een genade is het dan geweest, dat God Zelf in die pelagiaanse donkerheid het licht van vrije genade deed schijnen in de prediking en arbeid van Hendrik de Cock. Dat maakt alles uit voor de uitwerking van het Woord van God in het zondaarshart. En terecht schrijft de Cock ook nog in 1833 tegenover één van de leraars van die tijd die hij betitelt als een wolf die de schaapskooi van Christus aantast: „Indien wij toch dood zijn in de misdaden en zonden, kunnen wij onszelf als doden dan levend maken. Of moeten wij door de Goddelijke almacht des Heeren in beweging gebracht en tot het geestelijk leven, waarvan wij vervreemd zijn voortgedreven worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Geroepen naar Gods voornemen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's