Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TEKST & UITLEG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TEKST & UITLEG

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Openbaar Ministerie

p vrijdag 30 juli j.l. bereikte ons het bericht dat het Openbaar Ministerie (O.M.) uitspraak had gedaan inzake het door haar ingestelde zogeheten 'oriënterend feitenonderzoek'. Op 30 september 1993, precies 10 maanden geleden dus, werd door de Officier van justitie N.Zandbergen middels een persbericht bekendgemaakt dat het Openbaar Ministerie in Den Haag, in overleg met de Procureur Generaal in Den Haag, klachten tegen de Staatkundig Gereformeerde Partij coördineerde. Deze klachten richtten zich 'tegen het feit dat de SGP van plan zou zijn geen vrouwen (meer) toe te laten als lid van deze politieke partij'. Tot op dat moment waren twee klachten ontvangen, één uit het arrondissement Roermond (mevr. Y.Franssen) en één uit het arrondissement Almelo. Deze laatste werd ingediend door een groep van 33 vrouwen.

In verband daarmee gelastte de hoofdofficier van Justitie in Den Haag het oriënterend feitenonderzoek. Doel hiervan was ondermeer 'vast te stellen wat de feitelijke formulering is van het SGP-besluit (Putten Il-d.d. 25september 1993) en bij wie de verantwoordelijkheid voordat besluit ligt'.

Zodra deze feitelijke gang van zaken officieel zou zijn vastgelegd, zou bekeken worden of er mogelijk sprake was van een strafbaar feit. Het onderzoek werd opgedragen aan de Rijksrecherche, 'enerzijds vanwege de raakvlakken die het feitenonderzoek zou kunnen hebben met de positie van leden van vertegenwoordigende lichamen en anderzijds vanuit praktisch oogpunt, nu het ging om een landelijke kwestie waarvoor de vraag welk politiekorps het meest aangewezen was, niet relevant was'.

In het genoemde persbericht werd verder meegedeeld dat de resultaten van het onderzoek 'binnen enkele weken' werden verwacht. Aan de hand van de verkregen informatie zou worden beslist of er gesproken kon worden van een strafbaar feit en zo ja, wie als verdachte aangemerkt zou moeten worden en of tegen deze verdachte een strafvervolging zou moeten worden ingesteld.

Verschillende (aan)klachten

ferwille van de duidelijkheid vermelden wij hierbij nog even dat de aanklachten beiden waren gebaseerd op de besluitvorming van Putten-II. De berichtgeving daaromtrent in het algemeen, en de toelichting daarop van de toenmalige partijvoorzitter ds W.ChrHovius in het bijzonder, waren de aanleidende oorzaken voor deze aanklachten. Toch was er ook verschil. De aanklacht van mevr. Franssen richtte zich tegen de SGP als partij, terwijl de 33 vrouwen in Almelo in persoon aanklacht deden tegen ds Hovius.

Het feit dat bij beide aanklachten gesproken werd over het aanzetten tot discriminatie, wat strafbaar is op grond van art. 137 d-f van het Wetboek van Strafrecht, was de aanleiding tot het gecoördineerd onderzoek. Het verschil zit hem dus niet in de aard van de aanklacht, maar wel in de (rechts)persoon die werd aangeklaagd.

Daarnaast wil ik er voor alle duidelijkheid op wijzen dat dit onderzoek niet verward moet worden met andere nog tegen de SGP lopende procedures die min of meer op dezelfde kwestie betrekking hebben. Dat is ten eerste de bodemprocedure die mevr. Y.Franssen heeft gestart teneinde ingeschreven te kunnen worden als lid van onze Partij. Deze procedure is vrij recent opgestart en loopt dus nog. De andere heeft betrekking op de klacht die door dezelfde dame is ingediend bij de Com- missie Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen bij de Arbeid. Ook deze klacht is nog niet afgehandeld.

Daarnaast is in alle openheid desgevraagd inzicht verschaft in notulen, verslagen en andere relevante stukken.

Rijksrecherche

ort na de aankondiging van het oriënterend feitenonderzoek werd inderdaad door de Rijksrecherche contact opgenomen met het Partijbureau. Daar is verder weinig over te vermelden. Voor de volledigheid zij vermeld dat twee rechercheurs in verband hiermee gesprekken hebben gevoerd met (in deze volgorde) het hoofd Partijbureau, ds Hovius en de heer Boender. De laatste twee toentertijd als partijvoorzitter en partijsecretaris.

Daarnaast is in alle openheid desgevraagd inzicht verschaft in notulen verslage en andere relevante stukken.

Het resultaat

hebt inmiddels via de media de uitslag vernomen. De SGP zal niet strafrechtelijk worden vervolgd. Na tien maanden werd dit als resultaat van het onderzoek bekendgemaakt. Vanzelfsprekend hebben wij in die tijd meer dan eens gevraagd of er al iets bekend was en zo nee, wanneer dan wel iets verwacht zou kunnen worden. Daarmee kwamen we niet veel verder dan de mededeling dat er 'op het hoogste niveau' naar gekeken moest worden.

Dat klopt ook wel als we nu in het schrijven van de fungerend Hoofdofficier van Justitie lezen: De resultaten van dit onderzoek heb ik bestudeerd en in overleg met de procureur-generaal te 's-Gravenhage, de Minister en de Secretaris-Generaal van het Departement van Justitie is besloten om niet tot vervolging van de SGP als vereniging of van de feitelijk leidinggevenden van deze partij over te gaan.'

Volledigheidshalve noemen we hieronder de in het geding zijnde wetsbepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en het daarop betrekking hebbende gedeelte van de uitspraak. Genoemd wordt Art.429quater Wetboek van Strafrecht. Dit artikel handelt over discriminatie in de uitoefening van beroep of bedrijf'.

Daarvan wordt gezegd dat de wetgever daarbij uitdrukkelijk de privésfeer buiten de bepaling van dit artikel heeft willen houden om te voorkomen dat wanneer in het verenigingsleven onderscheid gemaakt wordt op grond van etnische afkomst, godsdienst of levensovertuiging, dit onder deze bepaling zou komen te vallen. Het grondwettelijk verankerde recht op vrijheid van vereniging en vrijheid van godsdienst heeft daarbij de doorslag gegeven. Verder worden genoemd de artikelen 137den 137f:

Art.l37d. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensoveriuigtng, hun geslacht of hun hetero- ofhomosexuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.

Dit artikel kan geen toepassing vinden, schrijft de Hoofdofficier, omdat niet bewezen zal kunnen worden dat de SGP in het openbaar heeft aangezet tot haat of discriminatie. Daarbij wordt afzonderlijk vermeld dat dit niet alleen geldt voor de SGP als rechtspersoon, maar eveneens voor de persoon van de toenmalige partijvoorzitter ds W.Chr.Hovius. In de brief wordt gezegd dat ds Hovius in de media de standpunten van de SGP desgevraagd op voorzichtige wijze heeft toegelicht en dat hij heeft gepoogd de godsdienstige achtergronden daarvan inzichtelijk te maken. 'Nu de toelichting niet op een onnodig kwetsende, propagandistische of provocerende wijze is gebeurd, is hier geen sprake van het misbruiken van het recht op vrije meningsuiting'.

Art.lJJf Hij die deelneemt of geldelijke of andere stojfelijke steun verleent aan activiteiten gericht op discriminatie van mensen wegens hun ras, hun godsdienst hun levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homosexuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Ten aanzien van dit artikel wordt opgemerkt dat ook deze bepaling toepassing mist, omdat volgens jurisprudentie onder het 'deelnemen aan activiteiten gericht op discriminatie' verstaan moet worden: het verrichten van daden die deel uitmaken van een gezamenlijk handelen, gericht op discriminatie. Dit betekent dat de doelstelling van de SGP gericht moet zijn op discriminatie. Zulks is, aldus de Hoofdofficier, niet gebleken of aannemelijk geworden.

Onder de kop "Conclusie" besluit de Hoofdofficier van Justitie met de volgende zin: "Zoals ik hierboven heb uiteengezet, blijkt dat op grond van de bewoordingen van de wet en de bedoelingen van de wetgever, het niet mogelijk is om tot een strafrechtelijke vervolging over te gaan".

Dankbaarheid

et feit dat de Rijksrecherche werd ingezet om een onderzoek in te stellen tegen onze Partij, die toch een van de meest gezagsgetrouwe in ons land genoemd mag worden (ik denk in dit verband alleen maar even aan de voorbede), is best als ingrijpend ervaren. Het is ontstellend te moeten constateren met hoeveel gemak beginselen gegrond op Gods Woord terzijde worden geschoven, waarvoor in de plaats de mening van de meerderheid als de menselijke maat van alle dingen wordt aangelegd.

Daartegen zou kunnen worden ingebracht dat het recht nu toch zijn loop heeft gehad, dat er geen nader onderzoek volgt en dat van strafvervolging geen sprake zal zijn. Is dat alles dan niet positief?

Zeker wel; in eerdere reacties is dat ook als zodanig aangeduid. Wij mogen blij zijn met deze uitspraak; dat mag best de primaire reactie zijn. Wetend in welke tijd we leven en welke wet- en regelgeving met name op dit terrein de laatste jaren in ons land van kracht is geworden, was deze uitspraak bepaaldelijk geen vanzelfsprekende of een bij voorbaat vaststaande. Enerzijds werd, en dat is logisch, uitgezien naar de afloop. Onverschilligheid past ons niet. Maar anderzijds was er toch ook geen sprake van dat het onderzoek als direkt bedreigend werd ervaren en het al die maanden voor ons gevoel als een zwaard van Damocles boven ons hoofd heeft gehangen.

In de reactie op de uitspraak is het woord dankbaarheid gebruikt. Dat is een woord dat veel wordt gebruikt en een zaak aangeeft die weinig wordt beoefend. Maar als daar iets van mag leven, geeft het toch iets aan van de rust waarmee ook de uitkomst van onderzoeken, procedures, reacties op (aan)klachten en beantwoording van vragen betreffende onze principiële uitgangspunten tegemoet wordt gezien. De HEERE regeert! Die wetenschap, nee, dat geloof geeft een vertrouwend uitzien. Dat betekent overigens geen garantie voor een uitkomst zoals wij die willen. Maar als we beleven mogen wat we belijden, dan neemt dat (overmatige) bezorgdheid weg. Dan is de dankbaarheid ook niet geadresseerd aan onderzoekende instantie(s) of personen die hierin beslissingsbevoegdheid hebben, maar dan komt de dank Hem toe die nög ruimte laat voor het openbaar getuigenis. Uit het justitiële schrijven werd duidelijk dat de oprechtheid der duiven en voorzichtigheid van de slangen daarbij in acht genomen dienen te worden. De naam van onze oud-partijvoorzitter ds Hovius mag daarbij niet onvermeld blijven. In de blijdschap over het resultaat van het onderzoek mag ook hij zeker betrokken worden, niet in de laatste plaats aangezien ook tegen hem persoonlijk een aanklacht was ingediend.

Gematigd

I ntussen zal het u duidelijk zijn, ook uit andere reacties, dat alle kou voor de Staatkundig Gereformeerde Partij bepaald nog niet uit de lucht is. We noemden reeds de nog onbeantwoorde schriftelijke vragen, de bodemprocedure betreffende het lidmaatschap van mevr. Y. Franssen en de klacht bij de commissie Gelijke Behandeling Mannen en Vrouwen. En ook daarna en daarnaast zijn er andere mogelijkheden. Dat tempert de vreugde en bewaart ons voor een opgetogenheid waar geen grond voor is.

Want al deze dingen, in welke vorm ook gegoten, zijn schaduwen van de toekomst die is weggelegd voor een partij die wil handelen naar Gods Woord. Een toekomst waarin overigens, net als vroeger, net als nu, de HEERE regeert.

Misschien haal ik er uit, wat er niet in zit. Maar ik schrijf nog eens de laatste zin van de Hoofdofficier voor u uit: "Zoals ik hierboven heb uiteengezet, blijkt ddt op grond van de bewoordingen van de wet en de bedoelingen van de wetgever, het niet mogelijk is om tot een strafrechtelijke vervolging over te gaan".

Merkwaardig is deze formulering in het licht van de mededeling, gedaan in het (hierboven reeds genoemde) persbericht van het O.M. Het onderzoek zou zich richten op de vraag of er sprake was van een strafbaar feit. Zou die vraag met 'ja' beantwoord moeten worden, dan zou vervolgens bezien worden wie als verdachte(n) aangemerkt zou moeten worden en of tegen deze verdachte(n) een strafvervolging zou moeten worden ingesteld. De conclusie had dus mijns inziens, maar ik ben gelukkig een volslagen leek op dit terrein, moeten zijn dat geen sprake is van een strafbaar feit!

Maar afgezien daarvan; als er nu een aanklacht is ingediend op grond van bepaalde Artikelen van het Wetboek van Strafrecht en die artikelen blijken niet van toepassing, dan zou toch verwacht mogen worden dat de conclusie zou zijn dat.... op grond van de bewoordingen van de wet en de bedoelingen van de wetgever niet tot strafrechtelijke vervolging kan worden overgegaan omdat er geen sprake is van een strafbaar feit? Nu staat er dat het niet mogelijk is om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan! Dat komt bij mij over alsof alleen het woord 'helaas' ontbreekt.

De nadruk wordt, ook op andere plaatsen in de brief, gelegd op het 'niet tot vervolging overgaan' en niet op het onderzoeksresultaat dat er geen sprake was van een strafbaar feit.

Misverstand

eze toelichting en reactie op het genomen besluit van het Openbaar Ministerie mag niet afgesloten worden zonder een poging te wagen een hardnekkig mis­ verstand in eigen kring uit de weg te ruimen.

Mede door de wijze waarop het OM de aanklachten formuleerde, lijkt het alsof het uitsluitend gaat over de Putten-II-beslissing dat vrouwen geen lid kunnen worden van de Staatkundig Gereformeerde Partij. En dan zijn er onder ons die geneigd zijn te zeggen dat we dit dan allemaal aan ons zelf hebben te danken, dat heel dit onderzoek niet nodig was geweest, dat dit voorkomen had kunnen worden door het invoeren van een beperkt lidmaatschap, enzovoorts. Maar pas op! Zeer zeker is dat nietlid-kunnen-worden onderdeel van de gram, maar er is meer. Toen het oriënterend onderzoek begon, is van onze kant gevraagd naar de inhoud van de aanklachten. We hebben toen een aantal punten opgeschreven. En heel nadrukkelijk maakten de opmerkingen dat op grond van Gods Woord het regeerambt de vrouw niet toekomt en vrouwen geen passief kiesrecht hebben, deel uit van de aanklacht!

Het gelijkheidsstreven van het emancipatiedenken kent geen grenzen halverwege.

Als u het mij vraagt, zijn ze er ook niet.

Hoe verder?

e nog lopende procedures en vragen kwamen reeds ter sprake. Hoe de afloop daarvan zal zijn, is voor ons verborgen. De Heere lere ons ook met deze zorgen en noden veel te verkeren voor Zijn Aangezicht. En voor het overige geve Hij ons te betrachten wat de berijmde psalm 128 ons aanprijst, namelijk om met een goed geweten, steeds te wandelen naar Zijn Woord.

DN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1994

De Banier | 20 Pagina's

TEKST & UITLEG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 augustus 1994

De Banier | 20 Pagina's