Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

57.

Voor de stad was het in al haar nood en droefheid een heerlijke verkwikking in staat gesteld te zijn door de Geest der genade en der gebeden, het hart uit te storten in het verzoekschrilt dat door Immanuël aangenomen was.

De gedachte dat de Heere nog met de stad wil te doen hebben, dat Zijn troon nog voor haar openstond, gaf moed en kracht.

Maar ach, daar kwam heel veel op af, want de vijand wist de brenger van het veizoekschiift aan het hof der hoven als op de voet te volgen. Had zelfs bemerkt dat de deur geopend werd en de noodkreet uit Mensziel was overgenomen. Ja, dat ene, het gaan met de noden van het hart tot de Heere, had de vijand met al zijn listen en lagen met kunnen verhinderen. Daarin houdt de Heere het wenende en zuchtende hart vast en dat geeft moed en kracht de weg op Hem te wentelen.

Met deze woorden: Gij weerspanmg en hardnekkig Mensziel, ik zal u dat request inleveren wel afleren, ik zal ’t u wel beletten,” kwam de helse tiran zijn gal over haar uit te spuwen.

Maar gesterkt door de Heere, daar Hij wilde luisteren naar het noodgeschrei dat tot Hem werd opgeheven, sprak de Majoor Geloof tot hem: „O gij vernielende tiran! ’t Zij u bekend, dat wij naar uw woorden met zullen horen. Wij zijn besloten zolang er een kapitein, een man, een slinger, een steen in Mensziel gevonden wordt, u het hoofd te bieden en tegen te staan. En dat niet met de moed van de wanhoop, gelijk als gij dat pleegt te doen, doch met die van het geloof. Uit dit woord: „Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen,” en dat is een getrouw woord, putten wij moed en krach.t

Bemoedigend waren de vele berichten die binnen kwamen vanuit het hof des Heeren. Ondanks alle bestrijdingen en lasteringen van de tiran, werden zij met de grootste nauwgezetheid verspreid. Burgers die dachten te bezwijken vanwege de ellende die over de stad gekomen was, kwamen het hoofd op te heffen uit al de gebreken waaronder zij gebogen gingen. Hadden weer stof van spreken om de smader te antwoorden. Daar kwam tot grote bemoediging ook een brief binnen, die aan al de inwoners van Mensziel geschreven was. Waaruit zij verstonden dat de dikwijls herhaalde verzoekschriften bij de Heere in gedachtenis waren. En dat zij in ’t vervolg meer vrucht daarvan zien zouden.

Hun Prins herhaalde daarin ook, dat het Hem zeer beviel, dat hun hart en zin nu eindelijk vast bleven op Hem en Zijn wegen. Dat zij in afhankelijkheid van Hem staande gebleven waren tegenover de helse aanval van Diabolus. En dat noch zijn vleien aan de ene zijde noch zijn dreigingen aan de andere kant maken kon, dat zij zich overgaven om zijn wrede ontwerpen te dienen. Onderaan stond nog dit vermeld, dat hun Vorst de stad Mensziel gelaten had in de handen van de heer Secretaris en onder ’t bestuur van Majoor Geloof, zeggende: „Ziet toe, dat gij u voorts schikt onder hun regering en te bekwamer tijd zult gij uw loon ontvangen.”

Uit het vorstelijk schrijven bleek ook dat Vreze Gods met blijken en bewijzen van liefde en vrede werd begiftigd daar hij het zo dapper had staande gehouden tegenover het verraad van Vleselijke Gerustheid. En dat hij in al die verwarring die gesticht werd de stad diende met geestelijke onderwijzingen om te gaan in het rechte spoor.

Gesterkt door de vele vertroostingen die wezen op de verlossing van de stad dooi Vorst Immanuël, werd alles door de vijand in het werk gesteld dat te verijdelen. Een beslissende slag zou door hem geleveid worden om die troost er door te niet te doen. En dat in het veld op het plein omtrent Mensziel.

Maar de Heere wist er van en dat bleek uit een brief van Immanuël, die door de grote Secretaris werd uitgelegd, want Hij was met al de geheimen des Konings ten volle bekend.

Het was een brief van deze inhoud: „De Diabolisten hebben deze dag een grote beraadslaging gehouden tegen Mensziel en besloten tot de uiterste verwoesting. Zij willen namelijk Mensziel op een weg helpen, die het zekerlijk ten verderve voert. Daartoe maken ze zich vaardig uit de stad op te breken, met ’t plan om zich weder in het veld te bewegen en daar te blijven en te zien of hun ontwerp gelukken zal of niet.

Maar zie dat gij u vaardig maakt tegen de derde dag. Want dan zullen de helden des Heeren daar ook zijn en val dan op de Diabolisten aan. Want de Prins zal dan mede in ’t veld wezen. Zelfs bij het aanbreken van de dag, of nog vroeger en dat met grote macht. En zo zal Hij van voren, gij van achteren en de vijandelijke armee in het midden zijn, die dan gans vernietigd en verstrooid zal worden.”

Aan dit woord gesproken door de hoge Secretaris die de geheimen van de Koning wist te verklaren zonder enig gebrek, daar behoefde niets en daar mocht ook niets in gewijzigd worden, werd door de stad van ganser harte gehoor gegeven. En dat is de sterkte van het geloof, de kracht om te strijden. Het stond naar dit woord boven alle twijfel verheven dat Immanuël tot de stad zou komen om Zijn volk te verlossen. In het geloof maakte men zich gereed voor de strijd. Vanuit de duisternis van de nacht kwam het leger in de vroege morgen op de aangewezen plaats tevoorschijn met het zoete vertrouwen Immanuël in ’t veld te mogen ontmoeten.

Dit maakte hen begerig om tegen de vijand op te rukken Want deze woorden: „Gij zult morgen uw Vorst in ’t veld zien,” waren als olie in een vlammend vuur. Want zij waren een lange tijd ver van Hem verwijderd geweest, zodat zij te ernstiger en begeriger tot het werk waren.

Maar kapitein Ervaring liet men in de stad, daar hij kwalijk gesteld was wegens zijn wonden, die Diabolus hem in de laatste ontmoeting gegeven had. Een man die in zijn strijden voor de naam en zaak des Heeren een rijke ervaring had opgedaan. Maar toen hij merkte dat al de kapiteins zo ijverig in de weer waren, eiste hij zijn krukken. Want juist toen Jakob gebroken was in zijn kracht was hij toch ’t sterkst in ’t geloof. Paulus was machtig als hij zwak was. „Wat,” zei Ervaring, „zal ik hier zo blijven liggen, terwijl mijn broeders in zulk een gevecht zijn en Vorst Immanu„l zich aan Zijn knechten in ’t veld vertonen zal?” En zie, hij trok mee in de strijd.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's