Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

De Contra-Reformatie IV

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De inrichting der S.J. (= Societas Jesu). Zoals wij in ons vorig artikel K.G. al schreven bestond de S.J. uit wereldgeestelijken en was militair ingericht. Van zich opsluiten in kloosters was geen sprake. Haar geestelijken gingen het volle leven in, om daar intens te arbeiden tot heil der kerk.

De inrichting werd ontworpen door Ignatius. Aan het hoofd der Orde staat de generaal. Hij wordt door de algemene congregatie voor het leven benoemd. Zijn macht is onbeperkt. Maar hij zelf draagt een absolute verantwoordelijkheid. Daarom staat hij onder toezicht van een admonitor met zijn assistenten. Hij is door een uitgebreide briefwisseling met alles en ieder in de orde op het nauwkeurigst bekend. Laten we het zó zeggen: dit leidt tot een wederzijds spionnage-systeem met al de listigheidjes e.a. er aan verbonden.

Onder de generaal staan de „provincialen". Zoals een land in provincies is verdeeld, is ook het arbeidsterrein der S.J. in „provincies" verdeeld.

Onder de „provincialen" staan de „rectoren". Zij staan aan het hoofd van de „Ordehuizen".

Dit hele militair gekleurde systeem moet leiden tot een strenge discipline, waardoor de persoonlijkheid ten onder gaat.

De wil van de orde (of wilt ge: van dc kerk) is wet.

Alvorens in de orde opgenomen te worden moet men een 2-jarig noviciaat doormaken. Aan 't eind van deze periode volgt de aflegging van de 3 bekende monniken-geloften: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Nu begint het Eigenlijke ordeleven en volgt de opleiding langs 3 klassen. Men wordt geplaatst in klas 1, die der „scholastieken", waarin philosophie en theologie wordt gestudeerd en z.m. ook onderwijsopdrachten worden gegeven. Dit laatste is natuurlijk een uitstekend middel voor de praktische vorming.

De meest begaafden gaan na ongeveer 15 jaar (!) nadat zij de priesterwijding ontvangen hebben, over naar klas 2. Zij heten nu „geestelijke coadjutoren". De studie wordt nu voortgezet; maar tevens mogen zij college geven en zich aan zielzorg wijden,

De besten van deze klas, zij die een uitstekende proef van bekwaamheid en toewijding gegeven hebben komen tenslotte (op minstens 45-jarige leeftijd) in klas 3.

Dit zijn de z.g. „professi", die, bij hun overgang naar de hoogste klas een 4e gelofte afleggen. Deze gelofte bestaat in onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de paus „perinde ac si cadaver essent" d.i. „alsof ze een lijk zijn." Dat is de verfoeilijke „cadavergehoorzaamheid" waarvan de pausen der Contra-Reformatie een goed gebruik gemaakt hebben. Deze laatste groep vormt dan ook de kern der Orde.

Maar, zoals het altijd gaat, niet iedere novice had de nodige capaciteiten, om de geestelijke loopbaan te volgen. Men liet ze dan niet gaan, maar gebruikte hen na aflegging van de 3 monnikengeloften voor administratieve donl»inden e.d. Tot de priesterwijding geraken deze uiteraard niet.

Uit het voorgaande kan blijken dat dit alles moet leiden tot de hoogste energieontwikkeling ten bate der kerk. Van contemplatie, het schouwende leven, is hier geen sprake. Het heil der kerk is voorde Orde het een en het al. Daarvoor valt de liefde voor ouders, vaderland, vrienden, familie totaal weg.(B.)

De reliqiositeit der S.J. Met reliqiositeit bedoelen wij het godsdienstig leven der orde. Dat ook dit leven in dienst zal

staan van het gestelde doel, laat zich van te voren begrijpen.

Wil men die reliqiositeit leren kennen zo leze men het boekje door Ignatius geschreven in het jaar 1548 en daarna dikwijls herdrukt. Het draagt de naam van „Exercitia spirituales" (= „Geestelijke oefeningen"). Dit boekje uitvoerig te behandelen is onze bedoeling niet; 't zou ook te moeilijke stof zijn. Maar dit behoeft ook niet.

Het zijn werkelijk geestelijke exercities. Onze lezers weten natuurlijk wat militaire exercities zijn en bedoelen: het africhten van militairen voor mogelijke strijd. Hier bij Loyola vindt ge hetzelfde: maar clan op geestelijk terrein. Elk jaar moeten de orde-leden gedurende 4 weken onder leiding van een ervaren geestelijke zich aan die oefeningen onderwerpen. Zij moeten dan hun fantasie, hun verbeeldingskracht, richten op cle ontdekking en afschuwelijkheid van hun zonden en op cle helse pijnen. Dat is de stoffe voor de eerste week. Dan wordt dezefde fantasie in werking gesteld ten opzichte van het lijden van Christus, Zijn sterven, Zijn opstanding, Zijn verheerlijking, cle strijd tussen de legerscharen van Satan en clie van Christus met de uiteindelijke overwinning van het Koninkrijk Gods.

Wat moet dit alles betekenen; wat is de zin er van? vraagt men zich af.

Deze oefeningen moeten op het gevoel en cle wil werken, de leden brengen tot gehele overgave om voor het Rijk van Christus te strijden en te werken; om zo in hun oog rechte „milites Christi" (= krijgsknechten van Jezus Christus) te zijn. Genoemde samenkomsten zou men dus een jaarlijkse „verfrissingscursus" kunnen noemen; of beter om in stijl te blijven: jaarlijkse en geestelijke „herha-1 i n gso ef enin gen!"

Wie goed opmerkt ziet, dat dit alles zijn uitgangspunt in cle mens zelf heeft en inderdaad meer en meer tot reine pelagianerij moet voeren.

Wat nog erger is: cle Jezuïten propageerden dit fantasiegcloof ook onder het volk. De gevolgen bleven niet uit: reliquieënverering, wondergeloof nemen sterk toe. Zo waren zij ijverige verbreidcrs van cle verering van „het heilig hart van Jezus."

Opmerkelijk is, wat Berkhof hier laat volgen: „Al dient hierbij nadrukkelijk vastgesteld te worden, dat de Jezuïetenorde in de moderne tijd vele afkeer wekkende trekken heeft verloren." Zou dat waar zijn?

De Jezuïeten-moraal (— zedeleer). Hier komen we op een eigenaardig terrein. De S.J. heeft, wat dit betreft, zeker onder de Protestanten, geen beste naam. En dat ze het in vorige eeuwen bont gemaakt hebben, daarvan getuigt cle geschiedenis overvloedig.

Maar niet elke protestantse kerkhistoricus is het met clie zwartmakerij eens. Zo lazen wij van één die zegt: „Er is zelfs geen Jezuïeten-moraal '. Hij bedoelt: een officieel vastgestelde zedeleer.

„De bekende beschuldiging: het doel heiligt cle middelen zal men in hun werken nergens vinden."

In ons volgend artikel moeten wij daarom op deze materie nader ingaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1956

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1956

Daniel | 8 Pagina's