Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR ONZE  Militairen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR ONZE Militairen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DB JEUGD HEEFT DE TOEKOMST

Als we dit opschrift slechts vluchtig en oppervlakkig lezen, dan zouden we zeggen: dat is een waarheid, die als een paal boiven water staat. Zo zeketr als de dagvolgt op de nacht en de lente op de winter, zo zeker volgt het ene geslacht op het andere. De tijd breekt aan dat wij ouderen plaats moeten maken voor de jongeren. De waarheid houdt echter op als wij aan dat opschrift een ietwat ruimere betekenis geven. Het is wel vanzelfsprekend dat de jongeren de toekomst zullen beleven, maar jongens het is ook hopeloos nietszeggend. Immers wat heb je aan die waarheid dat gij eens een tijd zult beleven, die wij niet meer zullen aanschouwen, wanneer dat „beleven" niets meer betekent dan „op dat tijdstip in leven te zijn"? De toekomst „hebben" betekent toch zeker veel meer dan de toekomst „beleven"? Maar, wat betekent het dan wel?

Wanneer we zeggen: De jeugd heeft de toekomst, kunnen we dan wel zeggen: „De jeugd heeft de beschikking over de toekomst" ? Weineen jongens; over de toekomst beschikt geen mens, dat weet zelfs de ongelovige, over de toekomst beschikt alleen Gcd. Dit was dan ook mijn bedoeling niet. Wat ik met die omschrijving wilde zeggen, was alleen, dat er in de toekomst dagen zullen aanbreken, in welke de jeugd als volwassen mensen bezig zullen zijn, terwijl wij ouderen zullen gestorven zijn. Maar jongens, zullen jullie die dagen dan „hebben" ? Zullen jullie met die tijd dan kunnen doen wat jullie zelf willen? Och jongens als je die gedachten hebt dan heb je het deerlijk mis.

Niemand ter wereld, zelfs niet de machtigste alleenheerser, de dictator, kan meester zijn van de tijd waarin hij leeft. Maar wat betekent dan die uitdrukking: „De jeugd heeft de toekomst"? Jongens, eerlijk ik weet het niet. Als het meer betekent dan het blote „op zulke tijd in leven te zijn" dan is het voor mij een puzzle, ja een leugen. Dat is toch wel een beetje kras. De jongen die dit leest wordt misschien wel boos. Heeft de jeugd dan de toekomst niet? Neen! Is dat dan een leugen? Ja'. Bewijs? Met genoegen. Laten we dan even aannemen dat het geen leugen is en dat de jeugd de toekomst heeft en dat dit „hebben" een redelijke zin heeft. Dan zullen wij direct de ongerijmdheid zien. Wat „heeft" de mens. Alleen datgene wat hij öf zelf gemaakt heeft, öf wat hem is geschonken met de vrijheid om het te gebruiken, zoals hem goed dunkt. Wanneer wij de koorts hebben dan zeggen wij: „Ik heb de koorts." Toets deze uitspraak eens aan bovenstaande regel. Hebben wij die koorts zelf gemaakt en kunnen wij er over beschikken zoals het ons goeddunkt? Weet je wat de ouden zeiden: „de koorts heeft mij"" wat dunkt je jongens, wie waren korter bij de waarheid, wij of de ouden ?

De normale mens „heeft" het geld wat hij verdiend of geërfd heeft, maar de vrek heeft niet zijn geld, maar het geld heeft hem. De jeugd kan de toekomst niet maken, daarvoor behoeft men geen gelovige te zijn om dat feit te kunnen constateren. De toekomst jongens is een huis, dat allang in aanbouw is, naar een vast gemaakt, onveranderlijk bestek. Daar is Adam al aan begonnen, en de mens bouwt er al eeuwen aan, maar precies volgens dat bestek hoor, geen enkele kleine wijziging kan de arme nietige mens daarin aanbrengen. Hij mag, ja hij moet alleen maar helpen bouwen. Zelfs de grootste communist, of bolsjewist laat altijd meer staan dan hij omverwerpt. Hij kan wel bouwvallen maken, maar alleen op een bestaande bodem en alleen op die bestaande bodem kan hij wat nieuws opbouwen maar alleen met bestaand materiaal. Als een mens geboren wordt komt hij in een bestaande wereld en als hij sterft is die wereld in wezen nog dezelfde wereld. De mens maakt dus niet de toekomst, maar wel is hij, onder Gods souvereiniteit voortdurend en onophoudelijk bezig van het heden het verleden te maken, in zoverre kan men zeggen, dat de mens medewerkt aan het uitvoeren van dat bestek. Maar jongens, dat is nu juist niet het werk van de jeugd, maar dit is het werk van de middelbare leeftijd, de jeugd heeft daarbij het toezien, of zij dat prettig vindt of niet. Al die tijd mag de jeugd leven en toezien hoe aan die toekomst wordt gebouwd en als zij de middelbare leeftijd heeft mag zij het werk bedienen en helpen bouwen.

Hieruit volgt ook dat de jeugd de toekomst niet cadeau krijgt. Hiervoor is geen verder bewijs nodig. De mens „voert heerschappij over het geschapene." Ja zeker, maar die heerschappij is aan alle kanten zeer eng begrensd. Geen stof, geen plant, geen dier laat zich gebruiken anders dan in overeenstemming met zijn aard en wezen. Wie nut van het ijzer wil hebbben, moet het smeden en wie vruchten van de aarde wil hebben moet haar gebouwen.

Het komt maar niet vanzelf. De jeugd krijgt de toekomst niet zoals een erfgenaam zijn erfenis krijgt, geen sprake van. Zij komt er in ongeveer als een jongste bediende in een grote zaak. Wat is zijn taak? Zich zo snel en zo goed moigelijk in te werken, zijn op-en aanmerkingen voorlopig voor zich te houden; als hij de zaak goed kent en het vak meester is zal hij misschien later enige veranderingen kunnen en mogen aanbrengen. Ik geloof dat we beter kunnen spreken van: „De jeugd is de toekomst". Hiermee bedoel ik dan, dat de jeugd de generatie is, die straks aan de weefstoel des tijds zal zitten als de ouderen hun plaats zullen hebben ingeruimd voor de jongeren en die op hun beurt aan het weefsel voortweven. Dan krijgt de uitspraak (die men aan Luther toeschrijft!? ) een redelijke zin: „Wie de jeugd heeft, die heeft de toekomst" en dan zou ik dit willen aanvullen niet met: „De jeugd heeft de toekomst" maar met: „want de jeugd is de toekomst." Het is slechts één woordje maar de betekenis is zo geheel anders.

Ziezo! Zullen vele jongens wel zeggen, die Krijgsman moet niet veel van ons hebben. Dat weten jullie wel beter. Het is misschien juist de reden dat ik zo schrijf. Vele bewijzen heb ik dat mijn eenvoudige artikeltjes gelezen worden. En, jongens, ik heb jullie dit al meer geschreven, de verantwoordelijkheid van te schrijven in een blad voor de jeugd is groot. Ik ben mij dat goed bewust. Ik kan niet meedoen aan de brallende geest van onze tijd, waarin de jeugd niet geleid maar verleid wordt. Groot is de afval en het verval in alle kringen van ons volk, maar bovenal in onze jeugd. Hele scharen jongens en meisjes doen niet meer aan godsdienst. Men keert de godsdienst de rug toe. Wat zal er van de jeugd komen want de jeugd is de toekomst. Donker is dan die toekomst aan alle zijden. De Heere mocht Zijn Geest nog eens uitgieten onder U, het eerste zou zijn, we hebben geen toekomst meer. Jongens en meisjes, van harte wens ik je dat toe. Ik ben heus geen mopperaar op de tegenwoordige jeugd en vol lof op de goede oude tijd, maar de feiten zeggen het ons dat we God verlaten en daarvan zegt Zijn Woord: „Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen." Jongens het beste van

„KRIJGSMAN".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1951

Daniel | 12 Pagina's

VOOR ONZE  Militairen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1951

Daniel | 12 Pagina's