Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOHN G. PATON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOHN G. PATON

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door schade en schande wordt men wijs. Dat spreekwoord is al bij velen uitgekomen; ook bij Paton. Er moest een huis gebouwd op het eiland Tanna. Waar kon beter plaats zijn, dan daar bij die baai, vlak aan zee, beschaduwd door hoge broodbomen en beschut door een heuvel?

Helaas, deze plaats, hoe geriefelijk op het eerste gezicht, was geen plek om te wonen. Te laat zou dit worden opgemerkt. In de nabijheid van de baai was een groot moeras, waaruit geregeld dampen opstegen, die zeer nadelig waren voor de gezondheid. Deze dampen bleven goeddeels hangen in de omgeving van het huis, omdat de heuvel en het hoge geboomte geen doortocht boden voor de wind. In deze streken kunnen de geregelde passaatwinden zo reinigend werken en frisse lucht toevoeren, maar hier was daar geen sprake van.

Een jaar na Patons komst op het eiland Tanna, werd de vrouw van de zendeling aangetast door de zozeer gevreesde moeraskoorts. Om de andere dag liep de lichaamstemperatuur zó hoog op, dat het ergste gevreesd moest worden. Blijdschap was er om de geboorte van een zoontje, maar die oudervreugde werd zo spoedig veranderd in diepe droefheid. De arme vrouw bezweek en daar bleef het niet bij: ook het kleine kind, nog maar vijf weekjes oud, stierf.

Niemand is in staat, de grote smart te beschrijven

van Paton, die nu een dubbel verlies had geleden. Zie de zendeling daar bezig, een graf delven voor vrouw en kind, op dat verre eiland, bewoond door een vreselijke bevolking! Als Jacob plaatste hij een gedenkteken op het graf van zijn beminde vrouw. Koraalblokken werden opgestapeld boven de plaats waar het stof van moeder en kind rustten. Fijne witte koraal bedekte de top van de grote blokken. Dat was alles wat hij kon doen, maar het gemis bleef.

Zelf schreef Paton: „Het is alleen door het gevoel van de vertroostende nabijheid van mijn trouwe Heiland, die mij onder alles steunde en sterkte, dat ik op dat eenzame graf niet insgelijk gestorven ben."

Tot overmaat van smart, werd ook de zendeling door de koorts aangetast. En zeker zou ook hij zijn bezweken, wanneer een opperhoofd niet het middel moest zijn, dat Paton bleef gespaard. De verstandige man sprak'.

„Missi, als ge hier blijft, zult ge spoedig sterven. Geen man van Tanna, die in dit vochtige weer zo laag slaapt als gij, of hij sterft ook. Wij slapen op de hoge grond, en de passaatwind houdt ons gezond. Gij moet op de heuvel gaan slapen, dan zult ge wel gezonder zijn."

Het beste was maar, dat de zendeling de wijze raad van het opperhoofd opvolgde. Gelukkig had Paton hulp ontvangen van onderwijzers, die van het naburige eiland Aneitium waren gekomen, om de zendeling bij te staan. Het waren inboorlingen, die waren overgegaan tot het Christendom.

Het was voor Paton wel nodig dat er hulp was, want hoe groot waren toch de veelvoudige moeilijkheden. De Tannezen waren niet te vertrouwen en schrikkelijk hebzuchtig. Het was voor de zendeling om de moed te verliezen en het wrede volk maar te verlaten. Enkele voorbeelden:

Er was een stuk grond gekocht om daarop een zendingshuis te bouwen. Wat doen de opperhoofden? Ze nemen de helft van de bouwgrond weer af, en als Paton met de zijnen het overblijvende stuk willen omheinen, dreigen de opperhoofden hen te doden als ze daarmee voort zouden gaan. De kokosbomen, die op het stuk land van de zendeling groeiden, verdeelden de schavuiten. Jullie kunt ze wel kopen, zeiden ze. Maar er werd iets gevraagd als koopsom, dat Paton niet bezat. De aankomst van een schip bracht redding, want van de kapitein kocht de zendeling nu, wat hij juist nodig had, en het gevolg was, dat er nu een vriendschappelijker verhouding ontstond.

Een nieuwe moeilijkheid. De broodwortel-en banaanbomen stonden te kwijnen, als gevolg van langdurige droogte. Wie kregen de schuld hiervan? Die zendeling en zijn helpers en die vreemde God van de blanke man. Als er geen regen zou komen, dan zouden ze het eiland moeten verlaten of moeten sterven. Er waren enkele goedgezinden, die tot Paton zeiden: „Bid uw God om . regen, en ga vooreerst niet ver buiten de deur. Wij verkeren allen in het grootste gevaar, en als er oorlog komt, vrezen wij, u niet te kunnen beschermen."

We kunnen wel begrijpen, waar Paton zijn toevlucht zocht, 't Was bij Hem, Die in alle nood redding kan brengen. En zie, het vertrouwen op God werd niet beschaamd. Toen de Zondag daarop Paton met de zijnen de godsdienstoefening hield, begon een milde regen te vallen. Ja, toen geloofden de inboorlingen, dat die regen kwam op het gebed, en het gevolg was, dat de blanke man met zijn aanhang op Tanna mocht blijven.

Later kwam er zo'n overvloedige regen, dat velen daardoor ziek werden. Weer was het de schuld van de God van de vreemdeling en moest Paton weer heel wat verduren.

De vrouw was op Tanna niet in tel. Een vrouw was maar een slavin, die hard moest werken, de zwaarste lasten moest dragen en door de mannen naar hartelust geslagen kon worden. Het was zelfs een gewone zaak, wanneer een vrouw werd doodgeslagen.

Ook vrouwenoffers kwamen veelvuldig voor. Toen Nouka, het grote opperhoofd, ernstig ziek was, werden drie vrouwen voor zijn herstel geofferd. Wanneer een man stierf, werd zijn weduwe geworgd. De geest van de vrouw kon dan met de gestorven man naar de andere wereld gaan, om hem daar te kunnen dienen.

Met alle macht probeerde Paton deze verschrikkelijke dingen uit te roeien. Een man, die vlak voor het zendingshuis zijn vrouw afranselde, werd door de zendeling duchtig bestraft. En wat was het gevolg? De andere dag kwam de boze man met een gewapende bende aan, om Paton te doden. De zendeling hield zich kranig en bestrafte hem nogmaals over zijn wreedheden. Toen liet hij zich gezeggen; hij liet zijn knots zakken en beloofde beterschap.

Paton had succes. Tien opperhoofden spraken af met de zendeling al het mogelijke te doen om het slaan van vrouwen en het worgen van weduwen af te schaffen. Hiervoor moest heel wat teg'enstand overwonnen worden. Het gewone praatje luidde: „Als wij onze vrouwen niet sloegen, zouden ze nooit werken. Ze zouden ons niet vrezen en gehoorzamen."

Paton wees er op, dat de mannen sterker gebouwd waren en daarom het zwaarste werk moesten verrichten. En om de daad bij het woord te voegen, liet hij de vrouwen van de onderwijzers slechts weinig hout dragen, wanneer het hele personeel van het zendelingshuis een paar mijlen ver om brandhout ging. De zendeling en de onderwijzers droegen dan de zwaarste vracht, tot grote verwondering van de Tannezen.

Door woord en daad werden zodoende de bewoners van Tanna gewezen op de plicht der naastenliefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1952

Daniel | 12 Pagina's

JOHN G. PATON

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1952

Daniel | 12 Pagina's