Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

Het bestuur van Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het bestuur van Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Begin der Republiek. (1588). Leicester was vertrokken en onze landgenoten hadden meer dan genoeg van die vreemde souvereinen, wat niets dan narigheid had opgeleverd.

Dus besloten zij in den vervolge hun eigen zaken te regelen. De vraag diende nu gesteld, bij wie de souvereiniteit zou berusten. Het antwoord daarop kon niet twijfelachtig zijn, gelet op de gang der laatste jaren. Had niet Holland (en Zeeland) duidelijk doen blijken, dat hun Staten zich als de souvereinen over hun gewest beschouwden ? Was de strijd van Leicester c.s. juist niet gericht tegen deze gewestelijke souvereiniteit ?

De woorden uit de Deductie van 1587 lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: „Het land van Holland en Zeeland is sedert de tijd van 800 jaren herwaarts geregeerd geweest bij graven en gravinnen, dewelke bij de edelen en steden, representerende de Staten, de heerschappij in souvereiniteit wettiglijk is opgedragen."

Er waren dus, wel beschouwd, 7 republiekjes, ieder geregeerd door zijn souvereine Staten („de vrije schepen van de sevenlandsche buurt, " Huygens), die een Statenbond vormden. Jan de Witt merkte in later jaren op, dat de naam Rep. der Ver. Nederlanden minder juist was en had moeten luiden: Verenigde Republieken der Nederlanden.

In de afzonderlijke gewesten berustte de macht weer bij de steden dier provinciën; zodat men zou kunnen spreken van een machtsuitoefening van onder naar boven.

Toch werd het woord Republiek (enk.) gebruikt, maar van een centraal gezag was geen sprake.

Wel waren er de Staten-Generaal, bestaande uit afgevaardigden der gewestelijke Staten, maar feitelijk hadden zij maar uit te voeren, wat de laatstgenoemden besloten. Indien men dus de staatsregeling van die tijd behandelt, moet men terecht bij die der steden beginnen.

Het stedelijk bestuur. Dit bestond uit de schout en schepenen, de burgemeesters en de vroedschap of raad De leden van de vroedschap hadden zitting voor het leven. In de ontstane vacatures werd onderling voorzien. Met een vreemd woord noemde men dat coöptatie. De burgers hadden niet de minste invloed op de samenstelling van de vroedschap.

Zo moest niet alleen een regentenstand ontstaan, maar ook, gelijk de ervaring heeft geleerd, een familie regering. Men noemt dit wel een oligarchie. De gewone burgers stonden bij de regenten in grote minachting en werden meestal met de fijne naam van „kerels" benoemd.

Bekend is het leuke verhaal van een burger, die, voor de heren moetende verschijnen en met de naam van „kerel" aangesproken, deed alsof hij ze niet hoorde en ten slotte de opmerking maakte, dat hij meende, dat de heren onderling in gesprek waren!

Het aantal burgemeesters was verschillend. Zo had Amsterdam er vier.

De schout met de schepenen hadden de rechtspraak in handen. Burgemeesters, schout en schepenen vormden samen de magistraat.

Hun benoeming was meestal in handen van de stadhouder. Zo nodig (het is wel eens gebeurd bv. door stadhouder Willem III), kon hij een „zuivering" aanbrengen. Men noemde dat „de wet verzetten."

Ambtenaren waren de secretaris, de pensionaris e.d. De pensionaris was de rechtskundige adviseur. Meestal was hij tegelijk secretaris.

Het gewestelijk bestuur. De provinciën werden bestuurd door de gewestelijke Staten.

Deze bestonden uit een klein aantal leden. Men vatte dit woord „leden" niet verkeerd op. Wij verstaan onder dat woord meestal personen, maar hier moet men het opvatten in de zin van groepen, standen.

Er is hier nl. sprake van een standenvertegenwoordiging.

Een paar voorbeelden zullen dit duidelijk maken. Zo bestonden de Staten van Holland uit 2 leden nl. de ridderschap en de steden. Het eerste lid omvatte een groep van 10, later van 7 personen. Samen brachten zij één stem uit.

Het tweede lid bestond uit 6, later uit 18 steden; elk der steden bracht één stem uit.

De Staten van Zeeland bestonden oorspronkelijk uit 3 leden: de ridderschap, de steden en de abt van Middelburg. Laatstgenoemd lid was weggevallen; de edelen waren uitgeweken. Er bleven 6 steden over met ieder één stam. Prins Willem werd indertijd „eerste edele" van Zeeland, daarna Maurits, enz. Bovendien bracht de eerste edele voor Vlissingen en Veere de stammen uit. De leden mochten slechts stemmen, zoals hun dat voorgeschreven was door hun lastgevers.

Kwamen nieuwe zaken aan de orde, dan moest eerst „ruggespraak" met deze lastgevers gehouden worden.

De Staten-Generaal, oftewel de gedeputeerden ter Generaliteit. Zij kregen een vaste plaats van vergaderen nl. 's-Gravenhage.

Dit lichaam bestond uit afgevaardigden van de gewestelijke Staten. Deze zonden een verschillend aantal afgevaardigden. Toch bracht ieder gewest maar één stem uit.

Deze afgevaardigden waren weer gebonden aan de lastgeving van de Staten hunner provincie.

Belangrijke besluiten moesten met algemene stemmen genomen worden, zodat één tegenstemmend gewest de zaak in 't honderd kon laten lopen.

De Raad van State. Deze bestond uit 12 leden, gekozen door de gewesten; benevens de stadhouder. Zoals we weten, hadden in de leicesterse tijd ook 2 Engelsen zitting in de Raad.

Zijn taak was o.m.: de opperste leiding der krijgszaken, het beheer der geldmiddelen, de berechting in oorlogszaken. De beide laatste functies gingen later over op afzonderlijke lichamen, resp. de Generale Rekenkamer en de Hoge Krijgsraad.

Een typische opdracht was: de Raad moest de uiteenlopende belangen en begeerten der gewesten tot overeenstemming brengen!

Wat zien we nu gebeuren? Dat de St. Gen. meer en meer de macht van de Raad aan zich trekt en de gewichtigste zaken buiten de Raad om besloten worden. Vooral Holland met de raadpensionaris Oldenbamevelt hebben daaraan meegewerkt.

Zo werd de Generaliteit regeringslichaam. Een heilloze verandering (Fruin) als wc letten, wie de lakens in de Republiek wilde uitdelen en zijn wil aan de andere gewesten opdringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1952

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 1952

Daniel | 8 Pagina's