Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overweging

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. K. J. Kraan, ”Opdat u genezing ontvangt”. Handboek voor de dienst der genezing. 572 blz. Prijs f 18,90. Gideon, Hoornaar (z.j.).

Dit boek heeft de omvang van een handboek. Het aantal bladzijden loopt tegen de 600. De inhoud is in vijf hoofdstukken ondergebracht: 1. Genezing als machtswoord en machtsdaad. 2. De situatie waarin de dienst der genezing wordt uitgeoefend; onderscheid in de nieuwtestamentische en de hedendaagse situatie. 3. Dwalingen rond de dienst der genezing, met bespreking van occultisme, secularisme, traditionalisme en extremisme. 4. Praktisch deel: Door wie ? Hoe ? Aan wie? Geloof en gebed. Zielszorg en dienst der gemeente. Tenslotte iets uit de geschiedenis van de dienst der genezing.

Wie dit overzicht, dat uitgebreid is opgenomen op blz. 569-571 en dat drie pagina’s beslaat, op zich laat inwerken, ontdekt al spoedig dat de opbouw van het boek niet sterk is. Er zijn nogal wat hoofdstukken die hetzelfde vraagstuk behandelen en daardoor herhaling van de probleemstelling zijn zonder nieuwe antwoorden. Dat pleit voor de eenheid van het betoog van de schrijver. Het maakt bestudering van het boek vermoeiend. Om een voorbeeld te noemen. De nieuwtestamentische situatie bevat een bespreking van Schriftgegevens, welke eigenlijk in deel I thuishoort. Het overzicht van de hedendaagse situatie past als contemporaine geschiedenis in deel V en raakt ook de stof van deel III: Dwalingen. In het praktische deel worden principiële vragen behandeld, die we in deel I een plaats zouden geven. De opzet is te rommelig om het boek tot een handboek te kunnen maken. Ik heb er dan ook erg lang over gedaan om door het boek heen te komen. Daarbij komt, dat er veel lange citaten, van heel verschillende kwaliteit in het boek staan. Misschien dat een strakker opzet ook wat meer ordening gebracht had in de kwaliteit van de citaten. Nu is de auteur het hele boek door met allen in gesprek.

Overigens wil ik graag mijn respect betuigen voor de belezenheid van de schrijver. De meer dan 50 bladzijden aantekeningen samen met (beknopt) tekst-, zaak- en personenregister, vergoeden enigermate het gebrek aan systematiek van het boek.

En nu wat de ooodschap van het boek betreft. Enkele grondstellingen: De kerk heeft tot haar eigen schade de dienst der genezing verwaarloosd. Schrijver erkent dat in de Bijbel geen sprake is van een uitdrukkelijke instelling van deze dienst noch over haar vorm of manier van functioneren (blz. 311). Deze dienst is de doorwerking van wat het heilsfeest van Pasen aan nieuws in de heilsgeschiedenis heeft gebracht. Genezing is dan ook een stuk van de heilsgeschiedenis. Dat is nogal wat: Pasen heeft een eigen betekenis: De overwinning van Jezus in onze samenleving, tot in het zieke lichaam van christenen te laten zien! Men vraagt zich af of dat niet ook en vooral opwekking van doden met zich zou moeten brengen.

Geen wonder dat de auteur de genezing ziet, niet als begeleidend teken bij het woord, maar als zelf het geloof werkend (blz. 95). De stelling dat de dienst der genezing een aparte dienst is in de kerk naast de reeds bekende en beoefende diensten, heeft als keerzij dat deze dienst ook een apart genademiddel is naast Woord en sacrament. Terwijl we van het sacrament zeggen dat het teken en zegel is bij het Woord, stelt de schrijver de dienst der genezing op één lijn met de verkondiging van het Woord. Beide werken het geloof. Dit betekent geen gering verschil met de reformatorische visie op de genademiddelen. De zwakte van de fundering voor deze aparte dienst wordt versterkt door de aparte betekenis die aan het heilsfeit van de opstanding wordt toegevoegd.

Zo leest men over de betekenis van Pasen in elk geval niet in het bekende Paashoofdstuk 1 Korinthe 15. Het komt ons voor dat de schrijver de spanning tussen het alreeds en het nog niet van de verlossing doorbreekt ten gunste var een vooruitgrijpen op het alreeds! Dat wordt overtrokken! Vandaar dat de Heilige Geest en zijn werk net als in allerlei groepen een inhoud krijgt, die verzelfstandigd wordt ten opzichte van Christus’ heilswerk in kruis en opstanding. Het slot van Lucas 24 laat zien, dat Pasenvieren juist betekent oog krijgen voor de noodzakelijkheid van het kruis en van de daaruit voortvloeiende prediking van de bekering. Uitgerekend in die passage vindt men niets van wat de auteur het nieuwe, het eigene van Pasen acht.

Er is nog een problemen-complex in dit boek, dat is de verhouding van schepping en herschepping. De auteur poneert — in de lijn van de Barthiaanse theologie —: de verlossing fundeert de schepping. Vandaar dat er genezing kan zijn als teken van genade zonder dat er persoonlijke kennis van Christus is. Vandaar dat de medische wetenschap evenzeer als de genezing langs niet-medische weg teken is van de genadeheerschappij van Jezus Christus. Ons inziens ligt achter de door schrijver gewenste integratie van beide een onzuivere visie op de verhouding van schepping en herschepping. We begrijpen en delen schrijvers verzet tegen het dualisme van natuur en genade. Maar dat moet ons niet brengen tot een laten samenvallen van herschepping en schepping. Wij kunnen onmogelijk pleiten voor de integratie van de medische wetenschap en het wonder der genezing op gebed en geloof. We kunnen wel vragen dat de eerste het laatste erkent en respecteert, maar het zijn twee sporen. Schrijver laat het aan de leiding van de Geest en iemands persoonlijk leven over of hij de weg van de dokter of van de genezing door de dienst van de gelovigen primair stelt. Dat lijkt ons het boek tot een weinig aantrekkelijk gespreksdocument voor de discussie met artsen te maken.

De schrijver moet terugkomen op zijn uitspraak, dat ziekte een Gode vijandige macht is, die dus niet van God kan komen. Hij noemt de enkele teksten, waarin de Bijbel zelf anders spreekt, extreme gevallen. Wij zouden willen dat schrijver wat zorgvuldiger met zulke teksten omging. Dat ze in zijn schema niet passen, geeft hem niet het recht om ze van marginale betekenis te achten. Het onderscheid tussen ziekte als behorend tot de oude wereld en lijden als behorend tot de nieuwe wereld, achten we gekunsteld. Welk lijden is immers bedoeld? Brengt ziekte geen lijden mee?

Opvallend ook dat het verschil tussen ambtsdrager en gemeentelid in de dienst der genezing geheel verdwijnt. De dienst staat onder het charisma van de Geest. Hij behoort daarom van beginsel alle gelovigen toe.

Al met al: een boek waar veel stof in verwerkt zit, zij het niet systematisch. Een boek waaruit men veel kan opsteken, maar dat in zijn grondstellingen voor ons niet overtuigend is. Het wekt daarom bij ons niet die overtuiging voor de dienst der genezing als aparte taak van de gemeente als welk de auteur zijn lezers gunt!

Dr. L. G. Wagenaar, Gemeente als gemeenschap. 103 blz., ’s-Gravenhage 1973, prijs f 10,50.

Dit deel uit de bekende serie Praktisch Theologische handboekjes gaat over ue vraag of de gemeente anders opge bouwd moet worden dan tot heden het geval was. De schrijver heeft zich in sociologische literatuur verdiept en biedt de resultaten van dat speurwerk aan in de vorm van een kritische doorlichting van de bestaande gemeente.

In de titel van het boek komt schrijvers standpunt uit, dat hij als een programma ontvouwt. De gemeente is een gemeenschap. Dat blijkt uit de woorden die het Nieuwe Testament voor haar gebruikt. Daarom moet zij dat blijven. Dat zij uitgangspunt voor alle verdere bezinning en actie. Tussen de enkele gelovigen en de zondags samenkomende gemeente plaatst hij de groepen met een bepaalde, beperkte doelstelling, van een regionale gemeente met specialisten in de leiding wil hij niet weten. Bij dat alles worden over moderne situaties en publikaties waardevolle opmerkingen gemaakt; bijvoorbeeld over de mislukking van de apostolaats-theologie, omdat de gemeente vergeten werd; over een stedelijk pastoraal zielszorgelijk centrum, dat vergeet dat de herder naar de schapen moet gaan.

Binnen betrekkelijk kort bestek valt in dit boekje veel te leren, al laat het zich denken, dat men de confrontatie theologie en sociologie grondiger gewild had.

P. J. Roscam Abbing, Gespreksbeleid in de pastorale zorg, 292 blz., Bijbel-veld,–Utrecht 1974.

De auteur is kerkelijk hoogleraar in Groningen en deed dit jaar twee boeken over het gesprek verschijnen. Dit boek bespreekt o.a. de vraag: wat is een pastoraal gesprek, voorkennis in de zielszorg, initiatiefnemen, taalvormen van het pastorale spreken, het doen van een appèl, het directieve en suggestieve van element en risico’s.

Al deze onderwerpen hebben te maken met het gespreksbeleid!

Vrijwel elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een woordelijk weergegeven verslag van een gesprek. Het is mij niet duidelijk welke functie dit heeft, want er wordt verder in het hoofdstuk niet op teruggegrepen.

Het boek beslaat wel vele paragrafen met onderverdelingen. Dat maakt het tot niet eenvoudige kost. De punten staan mijns inziens te los naast elkaar. Als voorbeeld noem ik hoofdstuk II met als titel ”verschillend wegen”. De daar genoemde mogelijkheden van verkondigen, worstelen, toeleiden en voortleiden zijn geen tegenstellingen of aparte mogelijkheden. Ze zijn accentverschillen binnen de ene mogelijkheid van het gesprek. Dat blijkt wel duidelijk daaruit dat ”met de ander op weg gaan” wezenlijk is voor het gesprek en zelfs geen apart punt kan zijn! Wie niet met de ander op weg gaat, kan geen gesprek voeren !

Er zit geweldig veel materiaal in dit boek verwerkt; het is weinig praktisch toegespitst. Het heeft het karakter van een leerboek dat bestudeerd in plaats van gelezen moet worden. Over wat pastorale zorg is, zouden we graag eens van gedachten willen wisselen. Het ambtelijke, bestaande uit in de naam van Christus herder zijn, opdat het gemeentelid door deze herder de grote Herder ontmoet, vinden we niet voldoende besproken. Evenals in andere publicaties van de auteur duikt in deze studie de gedachte van de basishumaniteit op. Wij kunnen daarmee niet uit de weg, omdat ze ons te kort schijnt te doen aan de religieuze gerichtheid van heel het leven! Dit is een waardevolle, gedetailleerde studie over onderscheiden facetten van het gesprek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Ter overweging

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's