Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

cxxx

Zondag 17 vraag 45

HET ANDERE DEEL Van God den Zoon

Vraag: Wat nut ons de opstanding Christus? van

Antwoord: Ten eerste heeft Hij door Zijne opstanding den dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijnen dood ons verworven had, konde deelachtig maken. Ten andere worden wij door Zijne kracht opgewekt tot een nieuw leven. Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker onderpand onzer zalige opstanding.

Met Zondag 17 zijn wij gekomen aan de opstanding van den Heere Jezus uit de dooden. Hij heeft het graf verlaten en is lichamelijk opgestaan ten derden dage. Dit is op grond van de Schrift de belijdenis van de Kerk der eeuwen, vastgelegd in haar belijdenis van de 12 artikelen. Ten derden dage wederom opgestaan uit de^ dooden. Zonder die lichamelijke opstanding ware er geen verlossing noch zaligheid. Nu valt het aanstonds op, dat de Catechismus het feit der opstanding niet afzonderlijk bespreekt, maar terstond overgaat tot het nut der opstanding.

In Zondag 18, handelend over de hemelvaart onzes Heeren, wordt gevraagd: Wat verstaat gij onder: opgevaren ten hemel?

Over de hemelvaart was geen eenstemmigheid en vooral het conflict met de Lutherschen noopte den onderwijzer op dit punt de zuivere schriftuurlijke opvatting vast te leggen in ons leerboek, tevens belijdenisgeschrift.

Op deze wijze werd de rechte leer onderwezen en opgenomen in het bewustzijn. De dwalingen waren toch alle eeuwen door oorzaak om de waarheid in te denken en zoo zuiver mogelijk te omschrijven en te belijden.

Wat nu de opstanding des Heeren aangaat, daarover was in die dagen geen verschil in de Kerk des Heeren. Die verrijzenis uit de dooden werd eenstemmig beleden.

Ook met Rome was daarover geen conflict.

Thans is dit geheel anders, zooals wij weten en reeds meermalen hebben aangetoond. Trouwens, welke waarheid is niet in het geding heden ten dage. Alle grondslagen der goddelijke leer worden ondermijnd, en aangetast, vervormd, miskend en ontkend. Denk maar aan 't modernisme in onze Kerk, en gij herinnert u, dat deze richting, de lichamelijke opstanding onzes Heeren loochent en wel spreekt van opstanding, maar niet in den zin der Schriften, waar de lichamelijke opstanding als hoeksteen van het belijden der Kerk Gods in hare belijdenis is opgenomen.

Reeds 4e apostel Paulus waarschuwde tegen Hymeneiïs en Filetus, wier woord voortat als de kanker. Wat leerden zij dan? Zij zeiden, dat de opstanding aireede geschied was. Dit sloeg dan op de opstanding der geloovigen. De opstanding moet niet lichamelijk worden verstaan, maar alléén geestelijk als een opstanding uit het graf der zonde en zoo verkeerden zij het geloof van sommigen, die zwak waren (2 Tim. 2 : 17, J8).

Nu ging het daar wel niet over de opstanding van den Heere Christus, maar 't stond er toch wel mee in verband. Deze lieden loochenden de lichamelijke opstanding der geloovigen ten jongsten dage. Zij zagen de geestelijke opstanding als de geheele opstanding. Ook de Sadduceën loochenden de lichamelijke opstanding en Paulus had ondervonden, dat in Athene de Grieksche filosofen hem de rug hadden toegekeerd om zijn Evangelie der opstanding (Hand. 17:32).

Maar evengoed als de lichamelijke opstanding der geloovigen vast moet staan, ook die van den Heere Christus. Ja, zegt Paulus in 1 Corinthen 15, als de mensch niet opstaat is ook Christus niet opgestaan.

En nu tracht men ook de opstanding van Christus te vergeestelijken om het woord te behouden doch de zaak te loo-.chenen. Hierop moeten wij wel bedacht zijn.

Allerlei theorieën zijn opgesteld om de gegevens der Schrift te ontkrachten zoodat het feit der lichamelijke opstanding onzes Heeren juist wordt geloochend. We zullen u niet vermoeien met de verschillende theorieën, die ten beste zijn en worden gegeven. Deze zegt: de discipelen hebben een visioen gezien van den Meester die alleen geestelijk voortleeft. Een ander' komt met spiritistische toelichtingen. Maar het graf is ledig bevonden, de Heere is waarlijk opgestaan.

De Joden verbreidden de leugen, dat de discipelen hem hadden gestolen, des nachts. Nu zeiden zij dat Hij leefde.

De opstanding is een centraal heilsfeit. Indien Christus niet is opgestaan, zoo zijn verloren die ontslapen zijn, en ijdel is het geloof en zijn wij nog in onze zonden (1 Cor. 15).

Nu kan het feit der opstanding niet worden bewezen, indien het getuigenis der Schrift wordt verworpen. Maar dat geldt niet alleen voor deze waarheid. Evenwel, wie Gods Woord verwerpt, wat wijsheid zou hij hebben? Daarom rust ons geloof in het getuigenis der Schrift. Er staat geschrevenl

Met de opstanding dan vangt de staat

der verhooging aan. In het tijdstip der verrijzenis komt er een besliste wending in Jezus' positie.

Hij verkeert nu niet meer in den staat der vernedering, onder vloek en doem, maar wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, als Borg en Middelaar en ontvangt Paaschvrede. Zijn werk in de vernedering, in dienstknechtsgestalte volbracht, is aangenomen en verzegeld door den Vader"als echt en Gode aangenaam, juist in de lichamelijke opstanding, die niet slechts ons den Christus doet aanschouwen in onze verheerlijkte natuur, doch ook in gewijzigde rechtsverhoudingen. Is onze Levensvorst langs verschillende trappen afgedaald tot in de diepste vernedering, tot in den dood des kruises, Hij is ook langs verschillende trappen tot Zijne verheerlijking geraakt.

In de vernedering zijn vijf trappen: Zijn nederige geboorte, Zijn lijden, Zijn sterven, Zijn nederdaling ter helle en Zijn begrafenis. In den staat der verhooging onderscheiden wij vier trappen. De opstanding, de hemelvaart, de zitting ter rechterhand Gods en Zijn wederkomst ten oordeel.

Deze vier trappen nu behooren bij den staat der verhooging, die aanvangt met de opstanding uit de dooden. In den dood bleef de Zone Gods vereenigd met Zijn lichaam en Zijne ziel. Zijn lichaam in het graf en Zijn geest in de handen des Vaders.

Hij heeft onze natuur nooit losgelaten of prijsgegeven. Dan ware ons de zaligheid ontgaan. Doch Hij blijft Middelaar tot in het graf, waaruit Hij verrijst in koninklijke majesteit. Hetgeen gij zaait wordt niet levendig tenzij" het gestorven zij. Maar levend geworden zijnde, is Hij ook niet onder dooden gebleven. De Vader geeft Hem Zijn geest terug uit Zijne handen, en de Zoon voegt die samen met het ontzielde lichaam in het graf. Het is lichaam en geest van den Zone Gods, van den Middelaar.

Wij weten, dat Christus uit de dooden opgewekt zijnde, niet meer sterft, de dood heerscht niet meer over Hem (Rom. 6:9). * *

Wij spraken over de opstanding en over het opgewekt worden. Opstaan is actief handelen, opgewekt worden is passief ondergaan. Hoe hebben wij over die beiden te denken bij dit heilsfeit van Paschen? Hij staat op en Hij wordt opgewekt.

De opstanding is het werk van Goddrieèenig. naar de huishouding des verbonds. De Vader heeft Christus opgewekt, Hem Zijn geest hergeven, Hem het graf ontsloten. Hem van alle rechtsvervolging ontslagen, de dood heerscht niet meer over Hem; Hem den vrede geschonken, die Hij als Paasch-vrede uitdeelt aan Zijn discipelen. En de Vorst des levens hebt gij gedood, welken God opgewekt heeft uit de dooden, waarvan wij getuigen zijn.

Aan het heilig recht des Heeren was genoeg gedaan. Daarvan had de Vader reeds getuigd in het scheuren van het voorhangsel en het openen der graven met Goeden Vrijdag, maar toen verkeerde de Zone Gods toch nog in den staat des doods, dus in de vernedering. Thans is het de ure, dat de Vader Hem opwekt uit de dooden.

De dood met alles wat bij dien dood hoort, wordt weggenomen. Hij verrijst verheerlijkt en het sterfelijke vleesch doet onsterfelijkheid aan. -

De Vader zet het zegel op Christus, in Zijn doodsverdiensten, opdat wij zouden weten dat in Hem de dood het pleit heeft

verloren en leven en gerechtigheid zijn aangebracht. De Vader heeft Zijn offer aangenomen. Dit is voor het leven des geloofs een bron van rijke vertroosting, want Hij is gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.

Want, dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde éénmaal gestorven en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.

Alzoo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.

God de Vader aanvaardt het rantsoen, wanneer wij in het geloof in Jezus tot Hem mogen naderen. Hij is tevreden met Zijn eigen werk in en door den Zoon.

Maar de Zoon Zelf stond op ten derden dage in de bewustheid Zijner Goddelijke kracht, in het besef, dat Zijn werk gedaan was en Zijn rantsoen volkomen, want de Vader had Hem macht gegeven Zijn leven af te leggen niét alleen, maar óók om hetzelve wederom te nemen. Breek - dezen tempel af, zoo sprak Hij en Ik zal denzelven in drie dagen weder opbouwen. Dit zeide Hij, voegt de apostel Johannes verklarend toe, van Zijn lichaam. De Zoon was geen martelaar en hoewel des Vaders Knecht, in de gestaltenis van een dienstknecht verschenen, was Hij toch Gods Zoon, gelijk God met den Vader en den Heiligen Geest. Daarom mag de zondaar, die met Jezus wordt vereenigd in het geloof vrede smaken, want Jezus had macht op te staan. Wel blijft er dan straks in de bevinding een ledigheid in het hart, omdat ook het getuigenis des Vaders moet worden toegepast in het geloof.

In het werk der verlossing hebben wij met den drieëenigen God van doen.

Doch ook de.derde Persoon, God de Heilige Geest, is in de opwekking werkzaam en medebetrokken. De apostel Paulus schrijft: En indien de Geest desgenen, die Jezus uit de dooden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij, die Christus uit de dooden, heeft opgewekt, ook uwe sterfelijke lichamen levend maken, door Zijnen Geest, die in u woont.

Christus werd ontvangen van den Hei-

ligcn Geest, gedoopt met den Heiligen Geest, en Hij heeft Zichzelven door den eeuwigen Geest Gode onstraffelijk opgeofferd, Zoo is dan het heilsfeit onlosmakelijk verbonden met den Geest.

Zonder dien Geest der opstanding kunnen wij Christus in Zijn opstanding niet kennen, evenmin als den Vader in Zijn getuigenis van den Zoon.

Deze Goddelijke huishouding des verbonds samenhangend met do wezens-drieeenheid, wordt ook in de opstanding openbaar.

Ten derden dage wederom opgestaan uit de dooden...

Zelf had Hij een en andermaal getuigd: Na drie dagen zal Ik weder opstaan.

Zoo was Jona Zijn voorbeeld geweest in zijn-levend-begraven-zijn in den grooten visch. Bij die opstanding is niemand tegenwoordig geweest en zij geschiedde zeer heerlijk. De aarde beefde sidderend van vreugde, want haar vloekdrager verrees. Engelen wentelden den steen af, nadat de wachters verschrikt waren gevloden, en ontsteld in de heilige stad aankwamen. '

De Heere is waarlijk opgestaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's