Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

9.

De eens zo vermaarde stad Mensziel dacht er niet aan tot haar wettige Koning boetvaardig terug te keren. En wat mag daarvan toch wel de oorzaak geweest zijn?

Een vraag die velen bezig houdt door het Goddelijk antwoord niet ter harte te nemen, daar de vraag niet serieus gesteld wordt. Wie niet met een zekere vooringenomenheid op de zaak ingaat, wordt vanuit de Schrift helder en klaar onderwezen.

In de staat der rechtheid was de mens ten volle bewijs en getuigenis van des Konings liefde, daar het beeld van Zijn liefde gedragen werd in het hart. De wet van Zijn liefde stond geschreven in zijn ziel en het verbond van Zijn liefde opende hem de weg naar de hemel, de plaats waar Hij Zijn heerlijkheid meer vertoont dan ergens elders.

Zeker, de mogelijkheid van te kunnen zondigen had door God weggenomen kunnen worden, maar dan was er geen plaats geweest voor het verbond om op te klimmen in de eeuwige heerlijkheid.

Een rechtgeaard vader stelt zijn zoon die alle bekwaamheid bezit voor zijn levenstaak toch niet onder curatele, al is het volkomen waar dat hij het door hem geschonken kapitaal kon verkwanselen. Naar de regel van recht en redelijkheid was de mens ten volle in staat aan zijn scheppingsdoel te beantwoorden. Want „God heeft de mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God, zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven en te prijzen.”

Hier valt niet te redeneren noch te filosoferen, want Gods Woord is waarachtig. „Alleenlijk zie, dit heb ik gevonden, dat God de mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel vonden gezocht.” Met vonden kunnen we niet bestaan in het gericht, en deze zaak is een zaak des gerichts van Godswege.

Maar desniettemin lopen al Gods plannen dwars door het doen en laten van de mens heen, hetzij goed of kwaad. En gaat men daarover bloot verstandelijk denken dan verzandt men in een dor zakelijk begrip van die zaken, zodat alle leven en gevoel er uit weggenomen wordt. Het maakt ons koud noch heet. En de Heere zegt: „Och, of gij koud waart of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen!”

„Mijn Geest,” sprak God, „zal niet in eeuwigheid twisten met de mens.” Bewijs dat Hij de mens niet ongemoeid voort liet leven in de zonde. Maar de mens weigerde dat ter harte te nemen, wederstond de Heilige Geest in Zijn twistingen met hem. De Heere zag dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, omdat het gedichtsei der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. En wat toen? „Toen berouwde het de Heere, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had en het smartte Hem aan Zijn hart.” In de morgen der schepping heeft de Heere Zich verheugd over de mens, Zijn kind. Het pronkjuweel der schepping deelde in Zijn liefde, in Zijn gemeenschap en wandelde in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht.

Het Goddelijk berouw en de smart van Zijn hart is ten volle werkelijkheid daar het hier geldt Zijn openbaring in Jezus Christus. De Man naar Gods hart heeft in de staat vati Zijn vernedering daarvan ten volle bewijs gegeven. Hij weende over Jeruzalem dat zich niet liet vergaderen gelijk een hen haar kiekens vergadert voor het gevaar dat dreigt. Met berouw en smart in Zijn hart heeft Hij Jeruzalem, de stad die Hem kwam te verwerpen, prijsgegeven aan het oordeel. De eerste wereld leefde de totale boosheid van haar bestaan uit tegen Gods volheerlijke openbaring van Christus in. Noach, de prediker der gerechtigheid met woord en daad, heeft door de Geest van Christus en met het beeld van Christus in zijn hart. de eerste wereld van dag tot dag geroepen tot bekering. En door het niet luisteren naar de lokstem van het Evangelie smartte dat zijn hart. Maar Noach werd als een trouwe getuige van Christus door de eerste wereld verworpen. Denk niet dat een man als Noach die wandelde met God, daarvan geen smart in zijn hart gehad heeft. En toen gold ook dit woord, dat uit de mond van Christus waarschuwend is voortgekomen: „Wie u hoort die hoort Mij, en wie u verwerpt die verwerpt Mij, en wie Mij verwerpt, die verwerpt Degene die Mij gezonden heeft.” Dat roept op tot berouw en smart over het zondigen tegen de wil van Gods bevel, die getuigt van Zijn liefde.

De totaliteit van des mensen ongerechtigheid, waarmee hij zich van God kwam los te scheuren, blijkt het meest in het versmaden van Gods reddende liefde in Christus. En daarover hebben de oprechten in de dagen van Noach, vervuld met de liefde van Christus, rouw en smart bedreven. Een deel van de gemeente in Filippi werd door Paulus wenende vermaand daar zij vanwege hun slordige levenswandel vijanden van het kruis van Christus bevonden werden.

Daar het ons enigermate duidelijk geworden is hoe de stad Mensziel door onderwerping aan de vorst der duisternis in oorlog gekomen is met haar God en Schepper, kan het ons nu verklaard worden hoe El-Schaddai in oorlog met Diabolus tot haar heeft gesproken. De Heere zegt, en daar moet alles voor zwichten: „MIJN RAAD ZAL BESTAAN EN IK ZAL AL MIJN WELBEHAGEN DOEN.”

„Hiermede zegt de Heere het, dat alle Zijn werkingen plaats hebben krachtens Zijn eeuwig Raadsbesluit, dat al Zijn raad in die werkingen vervuld wordt, dat geen schepsel in hemel of op aarde, in hel of afgrond iets vermag om te veranderen, wat Hij Zich eenmaal heeft voorgenomen.” En uit kracht daarvan zegt de Heere: „Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal hen vrijmaken van de dood; o dood, waar zijn uw pestilentiën; hel, waar is uw verderf?” En in dat verband zegt de Heere: „BEROUW ZAL VAN MIJN OGEN VERBORGEN ZIJN.” Want: „HET WELBEHAGEN DES HEEREN ZAL DOOR ZIJN HAND GELUKKIGLIJK VOORTGAAN.”

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 augustus 1971

Bewaar het pand | 4 Pagina's