Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op onze woorden lettten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op onze woorden lettten.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

RONDKIJK

Op onze woorden letten. Denken en spreken zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Denken kan zich namelijk in spreken uiten, . Al zijn spreken en denken niet indentiek is toch de taal voor de reflectie onontbeerlijk. Aan het spreken, aan hetgeen de mens in woorden uit, kan men vaak de mens kennen. Wanneer men op reis is en men zit in bus of trein en hoort daar de mensen onderling tot elkaar spreken, zal een goede toehoorder wel ongeveer kunnen uitmaken, van welk gehalte iemand is. Als men daarbij iemand aantreft die ruwe woorden of basterdvloeken gebruikt kan men daaruit opmaken dat zo iemand in de eerste plaats niet beschaafd maar zeker niet naar het Woord Gods leeft. Want dan zouden zijn woorden „weinig" zijn, d.w.z. dan zou zo iemand beter op z'n woorden letten. Eigenlijk moet het zo zijn dat wij niet expresselijk op onze woorden behoeven te letten hoe wij ons uitdrukkend; het moet in de sfeer waarin wij leven, laten we zeggen „in onze sfeer", een vanzelfsheid zijn, dat we ons van dergelijke woorden onthouden.

Nu is het wel zo, dat we in onze dagelijkse omgangstaal vaak woorden gebruiken, die in feite een zekere spot of lichtzinnigheid inhouden, maar daarmee in werkelijkheid niets meer hebben uit te staan. Zo bezigen we vaak het woord l^v „doodeenvoudig, doodgewoon, doodleuk", terwijl in werkelijkheid de dood niet eenvoudig noch gewoon en met „leuk" niets van doen heeft.

Op dergelijke woorden zinspeel ik niet; ik ben van mening dat het gebruik van deze woorden niets meer te maken heeft met de letterlijke betekenis. Denk ook maar aan woorden als: onze lieveheersbeestje, christusdoorn (een plant), die zo gebruikelijk zijn, dat men aan de eigenlijke betekenis van deze woorden niet meer denkt.

Toch is uw rondkijker in zijn jonge tijd eens op een ingeburgerde uitdrukking attent gemaakt, die hij sindsdien niet meer bezigt. Mijn broer en ik verlieten eens de ouderlijke woning met een oom, een zeer ernstig man, die zover met ons mee zou gaan.

— „De deugd in 't midden oom", zei ik — waarop hij mij vroeg: „heb je daar wel eens bij doorgedacht? Wie is dat: de deugd? "

— Ik begreep mijn oom direct! De Deugd, de Man van Smarten, die enkel deugd was, zonder zonde, hing eens in 't midden van twee moordenaren voor de zonde van Zijn volk'. Sindsdien heb ik die uitdrukking nooit meer gebezigd en wanneer ik deze hoor gebruiken, denk ik er altijd aan. Wat niet zeggen wil, dat uw rondkijker het bepaald als zondig wil aanmerken, omdat het uit sleur en gewoonte gebeurt en men van het ontstaan van de uitdrukking niet afweet.

Veel erger is het gebruik van stopwoorden, basterd-of halve vloeken. Bij sommige mensen ligt het „o Jé" vooraan in hun mond, wat toch een afkorting is van „o Jezus", en ook het verfoeielijke woord „och get". Onder ons hoort men ook nog wel het woord „gossiemijne", (= mijn God) en in Zeeland is veel in zwang het woord „goster" en „gosternokke" een verbasterde uitdrukking van Gods heilige Naam. Tegen deze halve of basterdvloeken hebben wij te strijden en onze naaste te waarschuwen.

Ik spreek nu maar niet van krachtwoorden, die gebruikt worden om een zekere klem bij onze woorden te zetten. Er zijn mensen die beklemtonen hun woorden met: „ja, waarachtig!" — of zeggen zo licht bij een uitroep van verbazing: „allemachtig!" Op zichzelf zijn dit gewone woorden, maar ze tekenen toch de mens, die ze gebruikt. Want Eén is alleen Waarachtig, en Eén is alleen de Almachtige!

In de tijd van Christus' omwandeling op aarde, hadden de Joden ook al van die lichtvaardige uitdrukkingen. In hun dagelijks spreken betuigden ze bij de hemel, de aarde, bij Jeruzalem, bij hun hoofd, enzovoort. En hoe licht zeggen wij niét: zo waar als ik leef!" De Heere Jezus kwam de Joden hierover op hun lichtvaardigheid te wijzen, . „Zweert ganselijk niet" zegt Hij — lees Matth. 5 : 34—37 — maar laat uw woord zijn: a, ja, en neen, neen. Wat boven deze is, is uit de boze. De apostel Jacobus (5 : 12) vermaant in dezelfde zin.

Nu zal men door enkel met deze twee woordjes ja, ja en neen, neen te spreken niet door de wereld kunnen; het wil alleen zeggen, dat we niet te lichtvaardig met onze woorden dienen om te gaan. Spreken is een schone gave Gods, maar wij hebben eerst te denken éér we spreken! Krachttermen moeten zeker ver van ons zijn en niet over onze lippen komen; we hebben onze zaken die wij bespreken, zonder lichtelijk in een soort van eedzwering te vervallen, alleen te beja-ën en te be-nenen.

Wat is het altijd nodig om nauw op onze woorden te letten! De bede van David mocht ons maar veel eigen zijn: Heere, zet een wacht voor mijn mond; behoed de deur van mijn lippen. En neig mijn hart niet tot een kwade zaak om enige handel in godloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1957

Daniel | 8 Pagina's

Op onze woorden lettten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1957

Daniel | 8 Pagina's