Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE OPSTANDING VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE OPSTANDING VAN CHRISTUS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opstanding - een omstreden geloofsartikel

‘De Here is waarlijk opgestaan!‘

Hoe vaak zou dat in paaspreken op blijde toon en met grote nadruk gezegd zijn?

En terecht! De vraag die ons in het kader van deze serie artikelen over kernthema‘s van ons belijden bezighoudt is: Welke realiteit beantwoordt daar nu aan? Is er sprake van een werkelijke, lichamelijke opstanding van Christus uit de doden? Valt dat nog uit te leggen aan de (post)moderne mens, met wie we (ook op huisbezoek!) in gesprek gaan? Kunnen we nog dezelfde ferme taal hanteren als onze voorouders en hun gedachtewereld (ook op het punt van de opstanding) nog delen?

Voor ons voorgeslacht was de realiteit van Christus‘opstanding geen vraag. Wie de Heidelberger Catechismus op dit punt raadpleegt, merkt dat er geen vraag wordt gesteld over het feit van Christus‘ opstanding, maar dat meteen wordt gevraagd naar het nut (zondag 17). Ongetwijfeld zouden we daar vandaag iets aan vooraf laten gaan!

Wat is immers de gedachtegang die in theologische kring wijd verbreid is?

Men beweert dat het in de tijd van het Nieuwe Testament (en ook daarna nog wel) geen probleem was om in een letterlijke opstanding te geloven; dat paste in de toenmalige gedachte over het ingrijpen van goden op een wonderbaarlijke manier. Overigens kan dit argument meteen ontzenuwd worden door te wijzen op de dwaalleer die al in de nieuwtestamentische tijd opgeld deed, nl. dat er geen opstanding der doden is (1 Cor. 15 : 12). Zo vanzelfsprekend was dat kennelijk ook weer niet. Maar wij kunnen, beweert men, niet terug achter de Verlichting van de 18e eeuw, waarin het waarheidsgehalte van Gods openbaring getoetst wordt aan de menselijke rede en de (on)mogelijkheid bezien wordt om een en ander in te passen in die rede. ‘Het is een aspect van de cultuur waarin we leven; we bekijken de opstanding als feitelijk gebeuren met scepsis en denken dat zoiets toch eigenlijk niet kan. In ons werkelijk-heidsbegrip past ze niet meer‘(H.M. Kuitert, Het algemeen betwijfeld christelijk ge-loof, Baarn 1992(7), blz. 160).

De Verlichting als een ‘bovenschriftuurlijke binding‘!

Intussen staan zij die deze idee volgen wel voor de opgave om gegevens in het Nieuwe Testament betreffende de lichamelijke opstanding van Christus te duiden. Enkele argumenten tegen, dan wel ‘verklaringen‘ voor een lichamelijke opstanding van Christus zijn in de loop van de tijd de volgende geweest.

a. Het hele relaas van Jezus‘ lichamelijke opstanding is te wijten aan leugens. De dis-cipelen hebben het lichaam van Jezus gestolen en hebben vervolgens het praatje rondgestrooid dat Jezus zou zijn opgestaan (zie Matt. 28:11-15).

b. De berichten in de evangeliebeschrijvingen inzake de opstanding zijn tegenstrijdig en kunnen dus niet op waarheid berusten.

c. Jezus‘ discipelen waren nog zo vol van hun geliefde Meester, dat ze ‘visioenen‘ hebben ontvangen waarin ze Hem als levende zagen. Maar in feite was dat niet zo.

d. Christus leeft op een geestelijke manier voort en geeft ‘boodschappen‘ aan de zijnen door, waarin Hij hen bemoedigt en aanmoedigt om zijn werk voort te zetten.

e. Min of meer in het verlengde van het genoemde onder d is de gedachte van Kuitert, die de realiteit van Jezus‘ opstanding wel meent te kunnen erkennen, maar die tegelijk het lege graf als een legende beschouwt. De ‘ziel‘ van Jezus bestaat dus voort. Zo schreef Kuitert althans in 1992; er is reden om aan te nemen dat zelfs van die ‘rest‘ niets meer over is, gezien zijn laatste publicatie.

Bij al deze argumenten en ‘verklaringen‘ zullen we moeten bedenken dat niet alleen het kruis, maar ook de opstanding van Christus voor de natuurlijke (niet-geestelijke) mens een dwaasheid en ergernis is (1 Cor. 1 : 23).

Nauw daarmee in verband staat de vraag: erkennen wij de Schriften als het betrouwbare Woord van God? Wie dat doet zal ook op dit punt die Schriften eerbiedig naspreken, in dankbare gehoorzaamheid van het geloof (Rom. 16 :26).

De opstanding - een heilsfeit

Christus Zelf heeft Zijn opstanding uit de doden meermalen voorzegd (Matt. 16 : 21, 17 :22v, 20 : 17 - 19 en parallelle plaatsen). De opstanding is in het Nieuwe Testament dus bepaald niet een ‘deus ex machina‘, maar staat in nauw verband met het lijden en de kruisiging, door Christus in hetzelfde verband voorzegd.

Nu is het zeker waar, dat er bij de opstanding als zodanig geen getuigen aanwezig zijn geweest. Wel spreekt Gods Woord over het lege graf, over de engelen die de paasboodschap brengen en over allerlei verschijningen van de opgestane Christus. Dat lege graf is geen legende, maar (evenals de grafdoeken overigens) zichtbare prediking van dit heerlijke heilsfeit: ‘Hij is hier niet, want Hij is opgestaan‘ (Matt. 28 : 6).

Zo klinkt Gods Woord uit de mond van engelen die gevolmachtigden van de hemel zijn; herauten van de opstanding en van de opgestane Heiland.

Met betrekking tot de verschijningen dienen we te bedenken dat het Nieuwe Testament tot in het woordgebruik laat uitkomen, dat ze van Jezus Zelf uitgingen en niet slechts gedachtespinsels van mensen waren (zie 1 Cor. 15 : 5vv).

Overigens laat het begin van het genoemde hoofdstuk (1 Cor. 15:3-5) zien hoe fundamenteel de verkondiging van de waarlijk opgestane Christus is voor de boodschap van de kerk in deze wereld. Wie dit element eruit haalt, amputeert het Evangelie op een onherstelbare manier en met rampzalige gevolgen (zie 1 Cor. 15:12-19). De vraag mag echt wel gesteld worden wat men overhoudt als een dergelijke operatie wordt uitgevoerd. Dat kan duidelijk zijn: een lege huls. Wanneer tijdens gesprekken op huisbezoek deze dingen aan de orde komen op een manier waarbij het heldere, bijbelse getuigenis van vraagtekens wordt voorzien, mag zeker getracht wor-den de achtergrond van een dergelijke gedachte boven water te krijgen. Tegelijk zal, in alle bewogenheid, gewezen dienen te worden op de eeuwige consequenties die een dergelijke visie met zich meebrengt. We spreken hier maar niet over ‘adiaphora‘: zaken waarover men verschillend kan denken!

Maar wat is dan de heilsbetekenis van Christus‘ opstanding?

Het Nieuwe Testament legt er de nadruk op, dat God de Vader zijn Zoon uit de doden heeft opgewekt (Matt. 28 : 6, Hand. 2 : 24, 32). In die daad heeft Hij zijn Zoon in ere hersteld, gerehabiliteerd. ‘De God van Abraham, Izak en Jakob, de God van onze vaderen, heeft zijn Kind Jezus verheerlijkt‘ (Hand. 3:13). Hij Die door Israël verworpen was, heeft ‘en publique‘ rechtsherstel ontvangen.

Maar dan gaat het dus ook niet zomaar om de opwekking van een willekeurige dode. Nee, het gaat om ‘deze Jezus, Die gij gekruist hebt‘. Hèm heeft God tot een Here en Christus gemaakt (Hand. 2 : 36). Hij is krachtig bewezen te zijn de Zoon van God (Rom. 1 :4). We zien dus in Jezus‘ opstanding allereerst een openbaring van God de Vader, in de kracht van de Heilige Geest (Rom. 1 :4). Met alle gevolgen van dien voor Christus en de waarde van Zijn werk. Immers, nu is de Vader tevreden. Christus was in zijn lijden en dood in de rechtspositie (‘staat‘) van een veroordeelde, een vervloekte (2 Cor. 5 : 21, Gal. 3:13). De staat van vernedering, waarin Hij tot zonde is gemaakt en onder misdadigers is gerekend voor al de zijnen.

Nu, bij de opstanding, geeft de Vader Hem een andere ‘staat‘, een andere rechtspositie: Hij komt in de staat van verhoging. Hij Die Zichzelf vernederd heeft wordt door de Vader verhoogd. De Vader heeft, als hoogste Rechter, een van Zijn dienaren, een engel, gezonden om de grendels van de dood weg te nemen; om zjn Zoon vrijuit te doen gaan. Want de straf is gedragen; Gods toorn is gestild. Aan al zijn heilige rechten is voldaan. De cipier van de dood, satan, wordt alle macht ontzegd (Hebr. 2 :14). Hij wordt ontluisterd en aan de voeten van Christus gelegd. De dood heeft afgedaan voor Christus. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie (2 Tim. 1 :10).

De opstanding - van cruciale betekenis voor de gelovigen

Jezus Christus is de Levende. Wat is nu de rijkdom van dit heilsfeit? Dat het een heilsfeit is: van grote betekenis voor allen die Christus toebehoren.

De Heiland stond immers niet op als privé-persoon, maar als plaatsbekleder en hoofd van al de zijnen. Paulus verwoordt dat aan het slot van Rom. 4 - een hoofdstuk dat spreekt over de toerekening van de rechtvaardigheid door het geloof: ‘Welke (d.i. Christus) is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardiging‘ (Rom. 4:25).

Toen Christus het grote werk van de verzoening volbracht had werd Hij in zijn opstanding door de Vader gerechtvaardigd. Maar in Hem geldt dat voor al de zijnen. Nu komt al zijn werk hun ten goede èn: het wordt bij hen ‘thuisgebracht‘. Om een bekende uitdrukking te gebruiken: toegepast aan het hart van de zondaar. Daar zijn nog andere aspecten mee verbonden, zodat we kunnen spreken over het heilsfeit van Christus‘ opstanding:

a. als bron van vergeving. Zondag 17 verwoordt het zó, in antwoord op de vraag wat ons de opstanding van Christus nut: ‘Ten eerste heeft Hij door zijn opstanding de dood overwonnen, opdat (een rechtstreeks doel!) Hij ons de gerechtigheid die Hij door zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken‘. Om Jezus‘ wil wordt elke zondaar die in Hem gelooft vrijgesproken van schuld en straf en ontvangt hij recht op het eeuwige leven. Door de levendmakende (!) Geest wordt de werkelijkheid en de troost van de vergeving van zonden mijn deel. Hij neemt het uit Christus en zal het u verkondigen (zie Joh. 16 :14). En juist zo wordt Christus verheerlijkt!

b. als bron van vernieuwing. Zondag 17 gaat verder: ‘Ten andere worden ook wij door zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven‘. De verrezen Christus staat op de dodenakker van deze wereld als de bron van nieuw, geestelijk leven. Er gaat een bezielende kracht van Hem uit, waardoor dode harten tot leven worden gewekt, zodat hart èn leven nieuw worden. De levende Heiland verlost ook van de slavernij van de zonde. ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden‘ (2 Cor. 5:17). Wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden! (1 Petr. 1 : 3).

Is er dan geen strijd meer? Is de zonde dan dood? Nee, dat zegt Gods Woord niet. Maar in de opgestane Christus ligt de kracht in de strijd, waarbij de gelovige steeds terug moet naar de taal van het heilsfeit: ‘Houd het daarvoor, dat gij wel voor de zonde dood zijt, maar voor God levend zijt in Christus Jezus, onze Here‘ (Rom. 6:11). Zo worden Gods kinderen steeds meer vernieuwd naar het beeld van Christus (Ef. 4: 20-24).

c. als bron van verheerlijking. Dat is het laatste aspect dat zondag 17 noemt: ‘Ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstan-ding‘.

‘Ik geloof de wederopstanding van het vlees‘. Daarvoor is de opstanding van Christus de garantie. Hij is immers de eersteling van hen die ontslapen zijn (1 Cor. 15 :20). Op Pasen werden vanouds de eerste rijpe halmen van de oogst gebundeld in de tempel gebracht en heen en weer bewogen voor Gods aangezicht. Deze ‘eerstelingen‘ gaven uitzicht op en waren garantie voor de volle oogst. Zo betekent de opwekking van Christus voorschot op en waarborg van de opstanding van de zijnen op de dag van zijn wederkomst.

Op een graf ergens in Engeland staat te lezen: ‘To be continued‘ - wordt vervolgd. Zo is het.

In de lichamelijke opstanding van Jezus Christus ligt de zenuw van de christelijke hoop. Wie deze zenuw in de evangelieprediking doorsnijdt houdt geen hoop over (1 Cor. 15 :12 - 19) en maakt de wanhoop van de (post-)moderne mens alleen maar groter.

Hier valt niet te schipperen. Hier past slechts eerbiedig en verwonderd te geloven. Als een kracht voor vandaag (1 Cor. 15 : 58) en als een blijde hoop voor de toekomst (1 Cor. 15 : 53-55).

Ds. Buijs (1961) is predikant van Veenendaal-Pniël

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 2003

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE OPSTANDING VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 2003

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's