Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BLIJDSCHAP VAN DE KERK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BLIJDSCHAP VAN DE KERK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 107:30: “Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij ze tot de haven hunner begeerte geleid heeft.”

DEZEN psalm is een danklied van de verlosten.

Nimmer zullen wij dezen psalm recht kunnen verklaren tenzij ons oog geslagen is op den grooten Borg en Middelaar des Verbonds: op den Knecht des Vaders, van Hem verordineerd in de stille eeuwigheid. Hij is de groote Verlosser, maar ook tevens in den vollen zin des Woords: de Verloste en de Bevrijde des Heeren. Niet om Zichzelf kwam Hij op deze aarde, en niet om Zichzelf ging Hij in den dood. Alles wat Hij leed en streed was uit kracht van de wille des Vaders, tot verheerlijking van Zijn deugden, tot volvoering van Zijn aanbiddelijken raad, maar ook tot verlossing van Zijn volk. Van dat volk, dat Hem in de eeuwigheid was geschonken, en door Hem aanvaard. “De ijver van Uw huis heeft Mij verteerd”, zoo sprak Hij in Psalm 69:10.

Hij is tot verlossing der Zijnen in hun plaats gezonken in de zee van Gods toorn en gramschap, die kookte en brandde als een vuur. Hij heeft in den volsten zin des woords beleefd: “De afgrond roept tot den afgrond bij het gedruisch Uwer watergoten, al Uwe baren en Uwe golven zijn over Mij heengegaan.” Hij heeft gezucht volgens Psalm 69:2, 3: “Verlos Mij, O God, want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel. Ik ben gezonken in grondelooze modder waar men niet kan staan, Ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt Mij.”

Den ganschen tijd Zijns levens hier op aarde heeft Hij geleden, doch inzonderheid aan het einde van Zijn leven heeft Hij den vollen last des eeuwigen toorns tegen de zonde van het ganschelijke menschelijke geslacht gedragen. Het lichaamslijden was zwaar, maar het zielelijden was oneindig zwaarder. Zijn Goddelijke natuur heeft Zijn aangenomen menschheid ondersteund, maar ook de Vader heeft uit den hemel een Engel gezonden in Gethsemane die Hem versterkte. Op Golgotha, in de drie-urige duisternis, heeft het lijden zijn hoogtepunt bereikt. Vriend en metgezel was daar verre van Hem; ja daar is de Borg des Verbonds van God verlaten geweest, en ’t scheen alsof de Borg zou ondergaan in den vloed van Gods toorn. Maar neen, aan het kruis heeft Hij getriumfeerd en in Christus’ dood, zijn de golven gestild en is de eenmaal briesende zee stil geworden.

De Vader heeft gerust in het volbrachte werk van Zijn Zoon, en daarvan getuigenis gegeven in de opstanding uit de dooden. Hij doet den storm stilzwijgen, zoodat hunne golven zwijgen. O wat een ruste! wat een stilte! De zee die weleer haar golven hemelhoog verhief, is nu een spiegel geworden.

God is nu in Christus tevreden met Zijn volk. En van uit den hemel wordt het vernomen: “Want dat zal Mij zijn als de wateren Noachs, toen Ik zwoer dat de wateren Noachs niet meer over de aarde zouden gaan; alzóó heb Ik gezworen dat Ik niet meer up u toornen noch u schelden zal”, Jes. 54:9.

En wanneer er dan staat: “Dan zijn zij verblijd”, dan wil dat zeggen, dat Christus als Borg het eerst is verblijd geweest. Dien Borg is van God geplaagd en verdrukt geweest. Hij heeft gebruld van het geruisch Zijns harten. Maar nu is op Hem ten volle van toepassing:

“De blijdschap zal het hart der vromen streelen Als zij Mij zien verlost van smart en pijn.”

Wie zal ooit uitdrukken de blijdschap die het hart van dien Borg vervuld heeft bij het voleindigen van Zijn werk. God is nu verzoend. Satans kop vermorzeld, de zaligheid van de kerk voor eeuwig gewaarborgd.

En die blijdschap zal vermeerderd worden, wanneer hij vol majesteit en heerlijkheid opvaren zal naar den hemel. Wanneer in Zijn hemelvaart de poorten en de eeuwige deuren zullen geopend worden om den Koning der eere te doen ingaan. Wanneer de Zoon terugkeert tot Zijn Vader, de Koning tot Zijn troon, en de Vorst tot Zijn residentie. Dan neemt Hij Zijn kerk mee, en wordt Hij gezet tot zegeningen in eeuwigheid, en wordt Hij door den Vader vervroolijkt door vreugde met Zijn aangezicht, Psalm 21:7.

En zie geliefden, op die grondslag van Christus’ vernedering en verhooging, krachtens het welbehagen des Vaders, wordt nu hier de kerk verblijd, wanneer door den Heiligen Geest de vrucht van Christus verdiensten, wordt toegepast in het hart der uitverkorenen. Die blijdschap is hier aanvankelijk en in beginsel aan deze zijde van het graf, in zooverre zij die weldaad met een geloovig hart mogen aannemen.

In de zaligmakende overtuiging krijgen zij met God te doen. De rust waarin zij leefden, hetzij in de wereld of in de godsdienst, wordt hun opgezegt. Zij komen als op de zee. Zij gaan handel doen op groote wateren. Zij probeeren God te bevredigen met hun doen en laten. Een mensch zoekt alles bij elkander, om in het leven te blijven. Gods gerechtigheid wordt van den hemel geopenbaard. De vloek van Gods wet wordt in hun ziel verklaard. Zij moeten God ontmoeten, maar ach, hoe zullen zij het kunnen. Gods recht eischt, de wet veroordeelt, en de zonde erf en dadelijk getuigt tegen hen. Zij versmelten van angst. ’t Wordt werkelijkheid. De grond gaat hun ontzinken; hun wijsheid wordt verslonden. Zij hebben wel eens een tijd gehad, dat zij het nog bekijken konden, maar ook dat komt aan een eind. ’t Wordt benauwd van alle zijden. Er blijft niet anders over dan roepen tot den Heere, en Hij voert hen uit hunne angsten. Bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten zelfs tegen den dood. Hij kan alleen dien inwendigen storm doen stilstaan. Wij kunnen wel eens bemoedigd zijn, verruimd onder, doch met dat alles een onrustige ziel. Er is alleen maar rust in God. O, wanneer Gods toorn is afgekeerd en de vrede Gods door het bloed des kruises hun hart vervuld, Christus toegepast met zijn verworven gerechtigheid, dan is dat volk verblijd. Rust en vrede geeft alleen maar blijdschap. Wanneer er tusschen God en hunne ziel niets meer ligt, hun schuld verzoend en hun ongerechtigheid is weggenomen, en zij door een verzoend God worden omhelsd, Die het hun betuigd: “Grimmigheid is bij Mij niet”, dan komt er een blijdschap in hun hart die de wereld niet kent.

Verblijdt omdat God zulk een weg uitgedacht heeft; verblijdt omdat Christus in hun plaats in de zee inging, maar er ook uit kwam als de groote Overwinnaar. Verblijdt omdat de Heilige Geest, dat dierbare werk Gods aan hun ziel toepaste en verzekerde. Hij schonk toch het geloof om het te aanvaarden. Verblijdt omdat God zelf hen geleid heeft tot de haven hunner begeerte. Die haven is het harte Gods des Vaders:

Daar wordt de rust geschonken,
Het vette van Gods huis gesmaakt.

O, zoolang zij daar niet terecht gekomen waren, was er geen bestendige vrede in het hart. Standelijk waren zij wel eens verblijd, doch wanneer zij de vrucht van het leven misten, dan was de blijdschap ook weer weg. Zij hadden zich uit het Vaderharte Gods losgescheurd, voor hen waren alle wegen afgesneden, en zie! wat een droefheid en smart heeft dat in hun leven veroor-zaakt. Zij vreesden soms in hun druk te vergaan. Maar nu, nu heeft God hen statelijk hersteld en teruggebracht. O, wat een blijdschap vervuld nu hun ziel!

’t Is een Goddelijke, geestelijke en hemelsche blijdschap. Doch die blijdschap zal volkomen zijn, wanner zij Gods raad zullen uitgediend hebben. Zoolang de kerk op de wereldzee is, zullen de stormen blijven. Dan weer uitwendige en dan weer inwendige. De strijd zal blijven tot den einde toe. En ’t is hier een uitwonen van den Heere. Al hebben zij een thuiskomen gekregen, toch zijn zij nog niet voor eeuwig thuis. Dat worden zij wel gewaar. Zeker: “Geen golven zullen hen overstroomen.” ’t Is geen raadselachtige zaak voor hen meer. Neen, de genadegiften en de roepingen Gods zijn onberouwelijk. Maar hun blijdschap is hier met zooveel droefheid vermengd. Bij het naderen van den dood, zal God volkomen uitkomst en verlossing geven. In den hemel zijn geen stormen meer; daar zijn geen beroeringen meer, en daar is ook niets dat hen van God meer aftrekt, gelijk dat hier het geval zoo menigmaal was.

Volk des Heeren, dat ge uw roeping en verkiezing vast mocht maken. O, gun uw ziel toch geen rust, voor en aleer gij rust in God hebt gevonden. Dat het ongenoegzame van alles wat buiten Christus is, toch werde gekend, en dat uwe ziel met heilige bekommering werde vervuld om tot de ruste te mogen ingaan. Voegt u steeds onder zulk een bediening waar gij alleen heen gewezen wordt, naar de rust die in God is. Gods lieve geest mocht boven alles twisten in onze harten. Ruste onze ziel alleen daar, waar de Vader ruste vond en Zich eeuwig verlustigd.

Voor u mijn onbekeerde medereiziger zal het eeuwig stormen, wanneer gij vreemd blijft van Gods recht en de toepasssing van Christus volmaakte gerechtigheid door den Heiligen Geest.

Uitziend volk, geeft den moed toch niet verloren. God is op weg om uw onzalige ziel rust in God te geven. Hij mocht u van het eeuwige leven verzekeren door Zijn Geest.

Wat zal het zijn gunstgenooten Gods, hier te dobberen op de levenzee en vaak zoo geslingerd te worden naar alle kanten in de stand van uw leven; eenmaal echter zullen alle golven gestild zijn. Wat zal het heerlijk zijn om eenmaal aan te landen in de begeerde haven der eeuwigheid, en dan te mogen uitstappen; alle onrust vaarwel te zeggen en in te stappen in dat land waar gerechtigheid woont, en in die stad waar ge eeuwig Gods zoete gunst zult smaken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's

DE BLIJDSCHAP VAN DE KERK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 1947

The Banner of Truth | 16 Pagina's