Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vaderlandse Geschiedenis

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Gereformeerden hielden nu niet alleen samenkomsten van 's Prinsen boekhouder, Enoch Mueh, maar zij zonden nog eens een verzoekschrift. Het was een keurig stuk; maar, helaas, te lang om hier in zijn geheel op te nemen.

Het muntte uit, gelijk zeker schrijver zegt, door de kalmte, zowel als door beslistheid, door ootmoed en fierheid.

Een enkel gedeelte, om de geest te proeven, geven wij hier weer: „De doleanten (dat waren de requestanten. L.) weten zeer wel, dat de overheden zijn hoge machten, van God ingesteld en dat die hen wederstaat, de ordonnantie Gods wederstaat.

De gemeente weet ook wel de lessen van onze Zaligmaker Jezus Christus: „Dat men de keizer het zijne zal geven, maar ook Gode wat Gods is'/' Ook de lessen van de apostel Petrus: „dat men de koning eren zal, " maar waarbij te voren ook staat, dat men God vrezen zal.

In welke voorzegde plaats (zie vorig art.) de gemeente verhoopt had als gisteren, wezende de achtste dezer maand, tot troost hunner conscientie te horen Gods Woord.

Doch tot hunlieder groot leedwezen en droefheid, is de gemeente verhinderd in die plaats zulks te doen door de II.H. Magistraten van den Haag en dat door last en bevel van de edele Heren, de gecomitteerde Raden.

En alzo Gods H. Woord aan geen plaats gebonden is, zo heeft de gemeente haar overheden willen obediëren (— gehoorzamen) en zijn genoodzaakt geweest een andere plaats te verkiezen in dewelke hunlieden Gods Woord voorgedragen en gepredikt is en dat op het hard verzoek en aandringen van de gemeente.

Zo keert zich dan de gemeente tot de goedertierenheid van hunne Ed. Mog., ootmoedig biddende in de Naam van de Heere Jezus Christus, dat het hun believe de gemeente niet te verhinderen in haar begonnen werk en godsdienst tot tijd en wijze toe bij de Heren Staten, hetzij door een synodale vergadering, of door andere met Gods Woord overeenkomende middelen, met een overeenstemming, op deze differenten (verschillen) van Religie, anders zal wezen geordonneerd, welke godsdienst alle vrome christenen niet mogen nog kunnen ontberen.

Uwe Ed. Mog. weten wat een tedere zaak de conscientie van een vroom chisten is, voornamelijk in goddelijke zaken. Uw Ed. Mog. weten wat miseriën (— ellenden) de dwang der consciëntiën hier in deze landen gebracht heeft, wat alteratiën (= beroeringen) en perikelen (= gevaren) daaruit gevolgd zijn. Derhalve Ed. Mog. Heren, dewijl dit een zaak is, die God en Zijn ere aangaat, zo verklaart de gemeente niet te kunnen noch te desisteren afstand doen) van haar begonnen godsdienst."

Zij verklaarden verder in dit stuk, dat, indien de heren zouden voortgaan in het beletten of doen beletten van hun samenkomsten, zij zich (met behoorlijke reverentie echter) zouden houden aan de regel van Christus: Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Het zou ook strekken tot verkleining van de autoriteit der heren. En daarom vroegen zij, hun een publieke plaats van samenkomst te verlenen, of de gehuurde plaats ongehinderd te laten gebruiken. Het was een waardig stuk. En het antwoord?

De H.H. Gecommitteerden begrepen, dat bij zulke krachtige taal, oppassen de boodschap was.

Zij vergaderden met de Magistraat en de andere hoge colleges, waarbij ook Prins Maurits tegenwoordig was. Er zouden in deze samenkomst harde noten gekraakt worden, die de verhouding Maurits-Oldenbarnevelt er niet beter op maakten.

De Prins drong er op aan de Contra-Remonstranten in de gelegenheid te stellen, dat er voor hen in de Grote Kerk gepreekt werd. Oldenbarnevelt was daar absoluut tegen. Hij vroeg aan de Prins: „Moet men die lieden laten prediken, die zeggen, dat het ene kind ter ver-

doemenis geschapen is en het andere ter zaligheid? "

Waarop de Prins aan de Advocaat vroeg, of deze dit wel ooit enig gereformeerd predikant had horen zeggen. Hij antwoordde: „Al prediken zij het niet, het is evenwel hun gevoelen."

Maurits stelde de vraag: „En indien zij dat al leerden zou dit zo vreemd zijn? " Dat was te veel voor Oldenbarnevelt en hij verbergde zijn afgrijzen niet over zulk een beschouwing.

Maurits ging verder en vroeg of God niet van eeuwigheid geweten had, wie zalig en wie verdoemd zou zijn.

Dat kon de Advocaat niet ontkennen. Waarop Maurits opmerkte, of hij meende, clat God zo dwaas was, dat Hij de mensen tot een ander einde schiep, als waartoe Hij wist van eeuwigheid, clat ze komen zouden. Het dispuut laaide al hoger op.

„Ik ben geen Theologant" antwoordde Oldenbarnevelt. „Ik ook niet", zei de Prins. „Laat derhalve de Theologanten bijeenroepen, de Synode vergaderen en daar de kwestie decideren (— beslissen) zo komen wij er af."

Er was in deze vergadering nog iets voorgevallen. Men had er ter tafel gebracht een gerucht, clat de „doleanten die, gelijk men weet, te Rijswijk vergaderden van plan waren ouderlingen en diakenen te verkiezen. De Prins had dit toen ten stelligste ontkend; althans hij wist van zulk een plan niets af.

Een beslissing op het verzoekschrift werd nog niet genomen. Maar wel begrepen cle heren, clat clat muisje wel

eens een grote staart kon hebben, als men doorging met geweldpleging.

Men verzocht daarom de Gereformeerden de komende Zondag nog maar te Rijswijk te kerken en beloofde, Jat er nader op hun request zou worden beslist.

Daarin hadden zij echter niet veel zin. Maar de Prins wist hen over te halen toc.1 naar Rijswijk te gaan, belovende, dat haar een van de kerken in den Haag zou gegeven worden. Maurits onderhandelde natuurlijk niet persoonlijk; daarvoor had hij weer zijn mannetjes, personen van veel invloed.

Daar komt voor de Prins een on^stellënd bericht binnen. De mensen waren die Zondag naar Rijswijk getogen, maar hadden in hun vergadering tevens vier ouderlingen en vier diakenen verkoren; alzo een kerkeraad!

De welbekende Uytenbogaert was er natuurlijk als de kippen bij om te beweren, dat zij met dit te doen kerkeraad tegenover kerkeraad (de Haagse), kerk tegenover kerk gesteld hadden en zich mitsdien aan scheurmakerij hadden schuldig gemaakt.

Zo scheen het, maar zo was de intentie der broeders niet.

P. J. Lamoré.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1955

Daniel | 8 Pagina's

Vaderlandse Geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1955

Daniel | 8 Pagina's