Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediker als getuige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediker als getuige

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. Vroegindeweij.

„ ... en gij zult Mijn getuigen zijn ..." Handelingen 1 : 8m.

Aan wie is deze opdracht gegeven? Aan de apostelen. Is echter niet de voornaamste roeping van elk christen om getuige te zijn? In het jongste deel van zijn Kirchliche Dogmatik heeft prof. Karl Barth een hoofdstuk gewijd aan: , , Der Christ als Zeuge". Volgens hem is het wezen der roeping, waar een christen toe geroepen is, om getuige Gods te zijn.

Ik waag het om dit te betwijfelen. Het lijkt mij een herhaling van wat in de laatste decenniën niet weinige oud-testamentische geleerden schrijven en wat o.a. prof. Is. van Dijk reeds leerde, dat de uitverkiezing slechts een verkiezing tot dienst zou zijn en niet een verkiezing tot zaligheid. Dit is kennelijk onjuist blijkens o.a. Deut. 7 : 6: , Want gij zijt een heilig volk den Here, uw God; u heeft de Here, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken, die op de aardbodem zijn." Dat de uitverkorene ook God dienen mag en soms ook wel mensen dienen mag neemt niet weg, dat het wezen der uitverkiezing is: od tot een eigendom te zijn, afgezien van alle dienst aan mensen. Daarom lezen we in Hand. 13 : 48 ook niet, dat er zovelen geloofden, die geordineerd waren tot dienst, doch men leest van een geordineerd zijn tot het eeuwige leven. Zo lezen we ook niet in Rom. 8 : 30 over geroepenen, die worden bekwaamd tot dienst (betoon) of iets dergelijks, maar: , die Hij geroepen heeft, heeft Hij ook gerechtvaardigd." Wat is het wezen van een christen? Dat hij in Christus is, door een waar geloof Christus ingelijfd. Rom. 8 : 1 juicht: , Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn.' En 2 Cor. 5:17 betuigt: , Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel."

Maar dit neemt niet weg, dat het getuige zijn tot het ambt eens

christens behoort. Het is lang niet het hele ambt en dus niet de hele dienst, die God van ons vordert, maar het is een deel van de opdracht. De catechismus spreekt dan ook van een profetisch ambt. Vanzelfsprekend vindt dit zijn grond in de H. Schrift, hoewel er weinig Schriftplaatsen zijn, waar de christenen in het algemeen getuigen worden genoemd. Wel zegt Jesaja 43: , Dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen". Dan lezen we ook nog in Openbaring 12 : 17: , En de draak vergrimde op de vrouw, en ging heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben." Dit is de enige plaats, die op alle christenen betrekking schijnt te hebben als uitdragers van het getuigenis. Veel bijbels materiaal is er dus niet aan te voeren, waar rechtstreeks de christen getuige wordt genoemd.

Maar het is wel juist, dat vele personen in de H. Schrift geroepen zijn om een woord Gods over te brengen. Ik vraag mij evenwel af of dit hetzelfde is als getuige van Christus zijn. In elk geval hebben de discipelen deze opdracht ontvangen en ik meen, dat het wezen van de predikdienst hiermee is getekend. De Kerk moet het evangelie prediken (Marcus 16 : 15) en zij moet dit doen door middel van getuigen (Joh. 15 : 27; 1 Joh. 4 : 14). Wat moeten wij hier onder een getuige verstaan? „De martus (getuige) is de man, die iets gezien en (of) gehoord heeft en die er nu van spreekt. De apostelen hadden met Jezus omgegaan, hadden Zijn wonderen. Zijn lijden, sterven en opstanding zoal niet in elk opzicht gezien, dan toch zó meegemaakt, dat ze er ten volle mee op de hoogte en van overtuigd waren, en ze hadden Zijn woorden gehoord. Zij moesten daarvan spreken en zij kunnen daarvan spreken, 1 Joh. 1 : 1 vlg.; Joh. 15 : 27. Dat is hun bijzondere taak. Getuigen heeft hier volstrekt niet de betekenis van spreken uit of van eigen ervaring, in de betekenis van het meedelen van eigen ondervindingen, gemoedsaandoeningen. Het is zeer objectief gebruikt, het uitvoeren van een opdracht" (Grosheide).

Het woord , , getuige" brengt ons dus in de sfeer van de rechtbank. Daar vraagt de rechter aan een getuige niet wat hij heeft horen zeggen of wat hij denkt dan wel heeft gedacht. De rechter vraagt: wat hebt u gehoord, gezien, geroken, gevoeld? Zo konden de discipelen getuigen hetgeen zij gehoord hadden, hetgeen zij gezien hadden met hun ogen, en hun handen getast hadden van het Woord des levens. Toen Jezus voor zijn rechters stond waren er geen betrouwbare getuigen voor Hem. Zelfs Petrus was in de war. Maar nu zal Jezus betrouwbare getuigen hebben ten overstaan van de rechters. Wie zijn de rechters? Dat zijn

de personen tot wie de verkondiging gericht is. Zij zullen moeten kiezen. Zij zullen moeten oordelen over Jezus of hij de Christus, de Zoon van God is. Daarvoor is nodig, dat zij betrouwbare getuigen hebben. In dit verband past ook het woord uit 1 Tim. 1:15: , Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig". Paulus staat er voor in, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken. Hier ziet men ook, dat de eigen ervaring in dit getuigenis toch een rol speelt. De apostel bevestigt het met wat hij ondervonden heeft. Christus heeft in hem, die de voornaamste zondaar is, betoond dat Hij gekomen is om zondaren zalig te maken na hen met veel lankmoedigheid verdragen te hebben.

De apostelen hebben een krachtig getuigenis afgelegd dat veel vrucht droeg. Onze prediking draagt in het algemeen niet veel vrucht. Ligt dat aan de getuigende kracht van ons spreken? Zijn we te weinig getuige en te veel overdragers van de traditie, van wat vroegere rabbi's hebben gehoord van vroegere rabbi's? De een dan van Arminius, de ander van Gomarus, de derde gemengd? Ik zeg niet, dat het daaraan ligt, maar het is te overwegen. De apostelen waren geen koel voorwerpelijke getuigen. Zij waren tegelijk advocaten. Zij wilden de , .rechters " winnen, omdat zij zelf gewonnen waren. Zijn wij genoeg gewonnen? Of wordt onze vrucht beperkt doordat wij niet genoeg gewonnen zijn en daarom niet genoeg zoeken te winnen en niet met genoeg kracht kunnen getuigen dat wij zelf een voorbeeld zijn?

Maar hoe kunnen wij de apostelen vervangen, die discipel-tijdgenoot waren? Om deze vraag te beantwoorden moeten wij eerst een misverstand wegnemen. Een blote ooggetuige zag ook tijdens Jezus' omwandeling op aarde niets van Jezus. Petrus en zijn medebroeders zagen Jezus, omdat de Vader het hun had geopenbaard. Voor toen en nu geldt: , Niemand kan zeggen Jezus de Here te zijn dan door de Heilige Geest" (1 Cor. 12 : 3).

Dus waarvan moeten wij getuigen zijn? Van wat wij van Christus gezien hebben. 'Waar is Christus te zien? In de H. Schrift, als de Geest Gods ons de ogen opent. Moet dus toch onze eigen ervaring gepredikt worden? Dat mag er soms even bijkomen. De Schrift spreekt daar ook van. De gelovige getuigt daar: „Dit weet ik, dat God met mij is". Hij klaagt: , , Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? " Hij roept soms uit: „Dit weet ik, dat ik blind was en nu zie".

Maar dit is wel illustratie, doch geen eigenlijke stof voor het getuigenis. De prediker moet getuigen van wat aan deze ervaringen ten grondslag ligt en een algemene betekenis heeft. Hij moet in elk geval

wat gezien hebben van Jezus Christus in een hcht boven het Hcht van zijn verstand en dat betekent dus: ets gezien hebben van een Drie-enig God, Die Christus openbaart (Joh. 1 : 18). Hij moet iets gezien hebben dat voor iedere hoorder van eeuwig heidsbelang is, want in de prediking gaat het om de eeuwigheid. Hij moet geen diepe denker zijn alleen of vlugge dogmenhistoricus, die veel gelezen heeft of makkelijk samenhangen doorziet, want dan levert hij over, wat anderen misschien hebben gezien. Dan spreekt hij als de Schriftgeleerden (Matth. 7 - . 29). Hij moet zelf wat gezien hebben en dat moet zijn leven uit zijn baan hebben geworpen, want anders kan hij niet getuigen van de kracht van Christus.

Wat moet de prediker dan gezien hebben? Als hij werkelijk het evangelie wil prediken mpet hij in de Schrift door de H. Geest een heilig God hebben gezien, en zichzelf als een gevallen mens, een verloren zondaar, zodat het door zijn ziel heenging. Anders is hij geen getuige van de noodzakelijkheid van Christus.

Men zegt tegenwoordig, dat men de mens moet kennen tot wie men preekt. Accoord. Maar dan de mens zoals hij wezenlijk is. Die gewonde, verloren, dode, onwillige, verschrikkelijke mens, die door de val in Adam stuk gemaakt is, ongeneeslijk ziek. Die moeten wij hebben gezien. Hebben alle predikers deze mens in de Schrift gezien en daarin zichzelf gezien? Hebben alle predikers - zo vreselijk was dit gezicht - op de berg Sinai gebeefd en gesidderd? Of getuigen sommigen van wat zij hebben horen zeggen? Zulke getuigen neemt geen enkele aardse rechter aan. Wij zijn niet gesteld om over te leveren gelijk de Schriftgeleerden. Wij zijn geroepen om te getuigen. Waarvan? Van wat wij gehoord en gezien hebben door het licht des Geestes in de Schrift.

Daar was eens een prediker, die alleen de berg Sinai gezien had. Hij werd nochtans van uitzonderlijk formaat. Maar toen hij begon zag hij weinig meer in de Schrift dan de verlorenheid. Men kan grote mensen niet nadoen, maar hij was tenminste een getuige van wat hij zag in het Woord Gods. Hij vertelt: , , In mijn prediking van het Woord lette ik vooral op deze éne zaak, namelijk dat de Here mij leidde om daar te beginnen waar Zijn Woord met zondaars begint; dat is, alle vlees te veroordelen en duidelijk te maken en te verklaren dat de vloek Gods door de Wet betrekking heeft en beslag legt op alle mensen, als zij in de wereld komen, ter oorzake van de zonde. Nu, dit gedeelte van mijn werk vervulde ik met groot gevoel, want de verschrikkingen van de Wet en de schuld van mijn overtredingen lagen zwaar op mijn geweten . . ." Hij werd in deze prediking buitengewoon gesterkt. , , God

leidde mij voort met een sterke hand, want noch schuld noch hel konden mij van mijn werk afhouden. Dus ging ik gedurende twee jaren voort, uitroepende tegen de zonden des mensen, en hun vreselijke toestand daardoor. Daarna kwam de Here in mijn eigen ziel, met enige blijvende vrede en vertroosting door Jezus Christus .... Daarom deed ik veel moeite om nu Jezus Christus voor te houden in al Zijn bedieningen, betrekkingen en zegeningen voor de wereld, en streefde er evenzo naar om te ontdekken, te veroordelen en 'weg te nemen al die valse Stutten en steunsels .... Daarna leidde God mij enigszins in het geheim van de vereniging met Christus; weshalve ik dat ook ontdekte en aantoonde. En toen ik deze drie voorname punten uit het Woord Gods gedurende het tijdsverloop van ruim vijf jaren doorgewerkt had, werd ik in mijn toenmalige bediening gevat en in de gevangenis geworpen, waar ik daarenboven zo lang vertoefd heb om nu de waarheid te bevestigen door lijden, als ik vroeger haar getuigenis gaf overeenkomstig de Schriften, door mijn prediking" (John Bunyan).

Hier is een machtig getuige van het Woord. Niemand hoeft hem na te doen. Hij ging de weg der apostelen. Zij predikten ook, toen zij nog in opleiding waren. Maar ieder heeft wel nodig om in de waarheid ingeleid te worden. En als we nu nog eens even noemen, dat de vrucht der prediking niet zo overvloedig is en dan voorts noemen, dat de prediking in de Kerk enorme verschillen vertoont, dan vragen we: is er misschien een gebrek in het zien en het horen, dat aan het prediken ten grondslag moet liggen? Want al mag er voorzeker verschil zijn in het getuigenis, dat ieder brengt, de overeenstemming moet toch groter zijn en moet het wezenlijke zijn. Het is één Here, één geloof, één doop. Het is niet mogelijk dat deze enorme verschillen in prediking op geoorloofde getuigenismodi zouden zijn terug te brengen. Dit zal voor ons wel geen nadere toelichting behoeven. Daar moet onkruid in de akker gezaaid zijn.

Maar ik zou graag voor iets anders waarschuwen. Worden de verschillen in prediking onder de belijders der gereformeerde belijdenis niet groter dan noodzakelijk en gewenst is? Houden wij voldoende rekening met de noodzaak dat het getuigenis van Christus, en dat in zijn trinitarische geleding, een gemeenschappelijk getuigenis moet zijn? Daarvoor is nodig, dat ieder prediker zichzelf en zijn prediking onderzoekt, of hij theologische meningen predikt of overgeleverde preekstof, dan wel of zijn hele ziel alleen maar vol is van Jezus Christus in enigheid des geloofs met al Gods volk. Het kan nooit de bedoeling zijn, dat iemand hetgeen hij gezien heeft niet vergelijkt met wat anderen

zagen. De Schrift weet van een vastigheid in de prediking en van een overeenstemming, die niet gemist kan worden. Het getuigenis van Christus mag niet in vele tegenstrijdige getuigenissen uiteenvallen.

Men is in onze dagen graag oecumenisch in de breedte. Ik had liever dat men de eenheid zocht in de diepte. Ik wil graag één zijn met Jesaja, Paulus, Augustinus, Luther, Calvijn, Kohlbrugge in het wezen van het getuigenis liever dan met allen, die in onze dagen de vreemdste leringen verspreiden.

Ik geloof dat het goed is, dat wij, na de drukke dagen van het einde des jaars deze ene vraag overwegen, wat ben ik? Ben ik een getuige van wat ik gehoord en gezien heb? Heb ik de diepe val des mensen gezien en de verschrikkelijkheid van de hel en de grote nood waarin heel de wereld verkeert buiten Christus? Of zijn dat maar woorden voor me, die ik min of meer toestem of waar ik over glimlach? En heb ik Jezus Christus als het Woord Gods gezien? Daar staat: Zie het Lam Gods. Prediker die zoveel over Jezus spreekt: hebt u hem gezien? Prediker die van vrije genade spreekt, hebt gij gezien al het volle dat in God is voor de ziel? Gij spreekt van het Verbond, maar hebt gij de volheid en onuitputtelijkheid van zaligheid gezien die in de God des Verbonds is? Of is het bij u een zekere filosofie of een naspreken van anderen, een natuurlijke godsdienst in een openbaringskleed?

Het is een onverbiddelijk woord: gij zult Mijne getuigen zijn, geen napraters. Dan moeten we het wonder van Gods genade gezien hebben, maar de gerechtigheid en heiligheid van de Eeuwige niet minder. Dit kan niet uit ons zijn. Van de discipelen staat: „Maar gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes".

Spurgeon wijst er terecht op, dat het bewijs van onze roeping is, dat onze prediking aangenaam is voor het volk van God. Dat is niet zo'n heel makkelijk hanteerbaar begrip in onze dagen, maar als zij ons over het algemeen verwerpen is dat ook geen best teken. Die ons echter oordeelt is de Here. Laat de gemeente het echter in ernst en naar waarheid mogen verlangen, dat de predikers getuigen zijn. Want daar vraagt de gemeente om.

De gemeente dwaalt wel eens. Zij loopt wel eens aan achter mensen, die allerlei ervaringen vertellen waar het niet om gaat, en luistert wel eens minder naar hen die over zichzelf meer zwijgen, maar zaken gezien hebben en er voor hebben gebeefd en er van getuigen. Maar dat doet zij toch omdat zij zoekt naar het getuigenis van zulken, die het zelf hebben gezien.

Wat hebben wij gezien? Waarom zijn we niet verder in de waarheid

Gods? De Schriftgeleerden krijgen alles ineens. Maar bij de getuigen gaat het wel eens langzaam. Waarom? „O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben". Bunyan - of was het Spurgeon? - liep rond, uitroepende: , , 0 Christus, o Zaligmaker, o Zaligmaker, o dierbare Christus". Begrijpt u dat? Hebt gij Hem gezien, o prediker? En als gij Hem niet gezien hebt, verlangt ge dan met oneindig verlangen van wege uw onuitsprekelijke ledigheid? Wij hebben maar één opdracht: gij zult niet redeneren, niet filosoferen, niet naspreken, niet theologiseren in de eerste plaats, doch gij zult getuigen van Christus zijn, of ge mocht liever geen predikant zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Theologia Reformata | 271 Pagina's

De prediker als getuige

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Theologia Reformata | 271 Pagina's